In deze zaak vorderen een vader en zijn dochter een gebiedsverbod voor de moeder, die tevens de ex-partner van de vader is, voor de gemeente Enschede gedurende de minderjarigheid van de dochter. De voorzieningenrechter overweegt dat een gebiedsverbod een inbreuk vormt op het recht van vrije verplaatsing, maar dat er in dit geval voldoende aannemelijke feiten zijn die deze inbreuk rechtvaardigen. De moeder heeft in het verleden geprobeerd haar kinderen en zichzelf van het leven te beroven, waarvoor zij strafrechtelijk is veroordeeld. De angst die de vader en dochter als gevolg hiervan ervaren, rechtvaardigt het opleggen van het gebiedsverbod, vooral omdat de moeder geen significant belang heeft om Enschede te bezoeken. De voorzieningenrechter legt ook gewicht aan de lange duur van het verbod en de impact op het leven van de dochter, die zich als minderjarige moet kunnen ontwikkelen zonder angst voor haar moeder. De vordering wordt toegewezen, met een dwangsom van € 5.000 per overtreding, tot een maximum van € 200.000. De moeder wordt ook veroordeeld in de proceskosten van de vader en dochter.