ECLI:NL:RBNNE:2014:5236

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 oktober 2014
Publicatiedatum
24 oktober 2014
Zaaknummer
18.720134-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en belediging van politieagenten

Op 23 oktober 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in de zaak tegen een man die beschuldigd werd van mishandeling van een politieagent en belediging van twee politieagenten. De verdachte werd op 7 juni 2014 aangehouden in de gemeente Súdwest-Fryslân. Tijdens de aanhouding zou hij een inspecteur van politie, genaamd [inspecteur], tegen het been hebben geschopt, wat leidde tot letsel en pijn. Daarnaast zou hij de inspecteur en een hoofdagent beledigd hebben met kwetsende woorden. De rechtbank heeft op basis van de verklaringen van de verbalisanten en de omstandigheden van de aanhouding geoordeeld dat de mishandeling bewezen kon worden, maar de bedreiging niet. De verdachte was niet aanwezig tijdens de zitting, maar zijn advocaat, mr. E.M. Steller, was wel aanwezig en verklaarde gemachtigd te zijn om de verdachte te verdedigen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van drie maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 45 dagen op, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de bedreiging, maar hem wel schuldig bevonden aan de mishandeling en belediging van de politieambtenaren. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was mr. M. Heerschop.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720134-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 oktober 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 oktober 2014.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. E.M. Steller, advocaat te Amsterdam, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.A. van der Vliet.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 7 juni 2014 te [pleegplaats], gemeente Súdwest-Fryslân,,
opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten inspecteur van politie
Eenheid Noord-Nederland, genaamd [inspecteur], gedurende en/of terzake van de
rechtmatige uitoefening van zijn bediening, tegen het been heeft
geschopt/getrapt, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 7 juni 2014 te [pleegplaats], gemeente Súdwest-Fryslân,
inspecteur van politie Eenheid Noord-Nederland, genaamd [inspecteur], heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend bovengenoemde persoon dreigend de
woorden toegevoegd: "Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende
aard;
3.
hij op of omstreeks 07 juni 2014 te [pleegplaats], gemeente Súdwest-Fryslân,
opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [inspecteur], inspecteur
van politie en[hoofdagent] van politie, gedurende en/of ter zake van
de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, te weten, belast met de
afhandeling van meldingen in de gemeente Súdwest-Fryslân, in diens/dier
tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Kankerlijers" en/of
"Kankerjoden, SS-ers, in de oorlog waren jullie foute mensen", althans woorden
van gelijke beledigende aard en/of strekking.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank acht het onder 2. ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat, hoewel gelet op de verklaringen van verbalisanten [inspecteur] en [verbalisant] wettig kan worden bewezen dat verdachte de woorden 'ik maak je dood' heeft uitgesproken in de richting van verbalisant [inspecteur], dit geen strafbare bedreiging oplevert. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt niet dat verbalisant [inspecteur] op enig moment heeft gevreesd voor zijn leven. Als verder in aanmerking wordt genomen dat verdachte op 7 juni 2014 onder invloed was van alcohol, na zijn aanhouding vreselijk boos werd en bij de politie ook niet bekend stond om gewelddadig gedrag, kan ook overigens niet geoordeeld worden dat de bedreiging is geuit onder dusdanige omstandigheden dat er bij verbalisant [inspecteur] naar objectieve maatstaven redelijke vrees kan zijn ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen.
Met betrekking tot het onder 1. ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat het feit niet overtuigend kan worden bewezen nu alleen verbalisant [inspecteur] verklaart over de schop en geen van de omstanders daarvan iets gemerkt heeft.
De rechtbank overweegt dat verdachte niet meer weet dat hij [inspecteur] tegen zijn been heeft getrapt maar wel erkent zich te hebben verzet bij de aanhouding. Ook de overige getuigen spreken van verzet gepleegd door verdachte. Dat geen van de andere verbalisanten heeft gezien dat verdachte verbalisant [inspecteur] schopt, acht de rechtbank in de hectiek van de aanhouding niet onaannemelijk. Gelet op de hele gang van zaken acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte verbalisant [inspecteur] heeft mishandeld door hem een schop tegen zijn scheenbeen te geven.
De rechtbank past bij de beoordeling van het onder 1. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer 2014060204, gesloten op 14 juni 2014, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
1.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02JS-2014060204-7, d.d. 8 juni 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisanten [inspecteur] en[hoofdagent]:
Op 7 juni 2014 hebben wij [verdachte] in [pleegplaats] aangehouden. We kwamen aan bij het bureau in [pleegplaats] Terwijl wij [verdachte] vanuit ons dienstvoertuig overbrachten naar een ophoudkamer zag en voelde ik, [inspecteur], dat [verdachte] mij met kracht en kennelijk bewust tegen mijn rechter scheenbeen schopte. Ik voelde hierdoor pijn aan mijn scheenbeen.
1.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02JS-2014060204-11, d.d. 7 juni 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant [verbalisant]:
Ik zag dat verdachte [verdachte] transportboeien om had en een van de daarvoor bestemde ophoudkamers van het bureau van politie te [pleegplaats] werd binnengebracht. Ik zag dat mijn collega [inspecteur] [verdachte] bij de transportboeien beet had.
De rechtbank past met betrekking tot het onder 3. ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02EJ-2014060204-13, d.d. 8 juni 2014, inhoudende de verklaring van verdachte;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02JS-2014060204-7, d.d. 8 juni 2014, inhoudende de verklaring van verbalisanten
[inspecteur] en [hoofdagent].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. en 3. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 7 juni 2014 te [pleegplaats], gemeente Súdwest-Fryslân, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten inspecteur van politie Eenheid Noord-Nederland, genaamd [inspecteur], gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, tegen het been heeft geschopt, waardoor voornoemde ambtenaar pijn heeft ondervonden;
3.
hij op 07 juni 2014 te [pleegplaats], gemeente Súdwest-Fryslân, opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten [inspecteur], inspecteur van politie en[hoofdagent] van politie, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten belast met de afhandeling van meldingen in de gemeente Súdwest-Fryslân, in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Kankerlijers" en/of "Kankerjoden, SS-ers, in de oorlog waren jullie foute mensen", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Mishandeling, gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
3. Eenvoudige belediging aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een agent en belediging van twee agenten. Dit deed hij nadat hij was aangehouden op verdenking van een strafbaar feit waarvan achteraf is gebleken dat hij dit feit niet gepleegd had.
Er is over verdachte gerapporteerd ten behoeve van de voorgeleiding bij de raadkamer. Nadere rapportage was niet mogelijk omdat verdachte niet bereikbaar was voor de reclassering. Uit de opgemaakte rapportage, het trajectconsult en oude rapportages blijkt dat verdachte verslaafd is en niet open staat voor begeleiding vanuit VNN.
De door de rechtbank gehanteerde landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting schrijven voor zowel mishandeling als belediging geldboetes voor. Daar beide feiten gepleegd zijn tegen politieambtenaren kan de genoemde straf worden verhoogd met 33% tot 100%. De rechtbank overweegt dat, hoewel verdachte niet eerder is veroordeeld voor geweldsmisdrijven, hij een veelpleger is en ook deze feiten mede zijn gepleegd onder invloed van zijn verslaving. Gelet op de persoon van verdachte acht de rechtbank een geldboete geen passende sanctie. Gezien de aard en de ernst van de feiten zal de rechtbank verdachte een gevangenisstraf opleggen gelijk aan de duur van het voorarrest.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 57, 63, 266, 267, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. en 3. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 45 dagen.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. I.M. Dölle en mr. M. Haisma, rechters, bijgestaan door mr. M. Heerschop, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 oktober 2014.
w.g.
Brinksma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Dölle
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Haisma
locatie Leeuwarden,
Heerschop

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720134-14
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 9 oktober 2014
Tegenwoordig:
mr. M. Brinksma, voorzitter,
mr. I.M. Dölle en mr. M. Haisma, rechters, en
mr. M. Heerschop, griffier.
Als officier van justitie is ter terechtzitting aanwezig mr. P.A. van der Vliet.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De voorzitter belast de oudste rechter met de leiding van het onderzoek.
De verdachte, genaamd:

[verdachte]

geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in [verblijfplaats],
is niet ter terechtzitting verschenen.
De ter terechtzitting aanwezige raadsman van verdachte, mr. E.M. Steller, advocaat te Amsterdam, verklaart uitdrukkelijk door verdachte te zijn gemachtigd hem ter terechtzitting te verdedigen.
De rechtbank laat de advocaat tot de verdediging toe, zodat de zaak op tegenspraak wordt behandeld.
…….
De oudste rechter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 23 oktober 2014 te 13:00 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.