ECLI:NL:RBNNE:2014:5251

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 oktober 2014
Publicatiedatum
24 oktober 2014
Zaaknummer
18.730711-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor valsheid in geschrifte met voorwaardelijke geldboete

Op 23 oktober 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, een man veroordeeld voor valsheid in geschrifte. De rechtbank legde een geheel voorwaardelijke geldboete van 500 euro op. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat plaatsvond op de terechtzitting van 9 oktober 2014, waar de verdachte niet aanwezig was. Wel was zijn advocaat, mr. H. Raza, aanwezig en gemachtigd om hem te verdedigen. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. P.A. van der Vliet.

De tenlastelegging betrof het opmaken van een vals geschrift, waarin de verdachte zich voordeed als werkzaam bij een niet-bestaande stichting. De rechtbank heeft verschillende bewijsmiddelen in overweging genomen, waaronder proces-verbaal en verklaringen van de verdachte en een verbalisant. De rechtbank achtte het ten laste gelegde bewezen, maar sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten.

De rechtbank overwoog dat de verdachte lijdt aan schizofrenie en andere psychische aandoeningen, maar concludeerde dat hij verminderd toerekeningsvatbaar was. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte. Uiteindelijk werd besloten om een voorwaardelijke geldboete op te leggen, in plaats van een gevangenisstraf, omdat de ernst van het feit niet dusdanig was dat een gevangenisstraf gerechtvaardigd was.

De uitspraak van de rechtbank luidde dat de verdachte werd veroordeeld tot betaling van een geldboete van 500 euro, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank bepaalde dat de geldboete niet ten uitvoer gelegd zou worden, tenzij de verdachte zich binnen de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakte. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730711-13
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 oktober 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Turkije),
wonende te [woonplaats], [woonadres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 oktober 2014.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.A. van der Vliet.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2013 tot en met 29 mei 2013, in elk
geval in het jaar 2013
te [pleegplaats], in elk geval in Nederland,
een (getypte) brief (dat hij mevrouw [slachtoffer] bij haar verklaring
bijstaat) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit
te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte de volgende
passages in strijd met de waarheid opgenomen:
-"ik, [verdachte], werkzaam bij Stichting Wegwijs"
en/of
-"heeft zij haar verklaring in het Turks op papier gezet en deze heeft onze
Stichting in haar bijzijn vertaald naar het Nederlandse taal"
en/of bij de ondertekening:
"Dhr. [verdachte] Werkzaam bij St. Wegwijs" , zulks met het oogmerk om dat
geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen
gebruiken.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het ten laste gelegde;
- oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaar.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. 20112012-V-05-01, d.d. 13 juli 2013, inhoudende de verklaring van verdachte;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. 20112012-HPV-03, d.d. 30 oktober 2013, inhoudende de verklaring van [verbalisant].
3. een schriftelijk stuk, zijnde een brief op 27 mei 2013 opgemaakt en ondertekend door [verdachte].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 april 2013 tot en met 29 mei 2013 te [pleegplaats] een getypte brief dat hij mevrouw [slachtoffer] bij haar verklaring bijstaat - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte de volgende passages in strijd met de waarheid opgenomen:
-"ik, [verdachte], werkzaam bij Stichting Wegwijs" en
-"heeft zij haar verklaring in het Turks op papier gezet en deze heeft onze Stichting in haar bijzijn vertaald naar het Nederlandse taal"
- en bij de ondertekening: "Dhr. [verdachte] Werkzaam bij St. Wegwijs",
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Valsheid in geschrift.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte als ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd en daarom moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Zij heeft daarbij verwezen naar een Pro Justitia rapport d.d. 13 december 2004 opgemaakt door psychiater B.A. von Bargen alsmede naar een brief van de behandelend psychiater I.C. Post van 30 juni 2014.
De rechtbank overweegt dat de psychiater in 2004 heeft geconcludeerd dat verdachte lijdt aan schizofrenie van het paranoïde type en een persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale trekken en dat verdachte niet toerekeningsvatbaar is voor het feit waarvoor het Pro Justitia rapport is opgemaakt. In de brief van de behandelend psychiater Post is opgenomen dat verdachte nog altijd lijdt aan schizofrenie, maar dat dit ziektebeeld momenteel door de behandeling en medicatie redelijk stabiel is. Daarnaast heeft de behandelend psychiater aangegeven dat verdachte is gediagnosticeerd met PTSS en de ziekte van Behcet. Stress en detentie zullen de symptomen van alle ziekten volgens de psychiater verergeren. Over (on)toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten tijde van het feit wordt door de psychiater niets gezegd. De rechtbank acht van belang dat verdachte bij de politie zelf heeft verklaard dat hij weet dat hij geen stukken op mag stellen uit naam van een niet bestaande stichting. Ook de informatie over de huidige psychische toestand van verdachte geeft geen aanleiding aan te nemen dat verdachtes ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens zijn gedragskeuzes ten tijde van het feit zodanig heeft beïnvloed dat het feit hem in het geheel niet kan worden toegerekend. Op grond van de oude Pro Justitia rapportage, de brief van de behandelend psychiater en verdachtes verklaring wat betreft zijn beweegredenen een dergelijke brief voor een ander op te stellen, is de rechtbank wel van oordeel dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd ten aanzien van het onderhavige feit.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. Hij heeft uit naam van een niet bestaande stichting een verklaring opgesteld. Hij heeft naar eigen zeggen geprobeerd mensen te helpen door deze verklaring op te stellen en te verstrekken aan derden. Kennelijk heeft hij de naam van deze stichting gebruikt om zijn werkzaamheden een meer officieel karakter te geven.
De handelwijze van verdachte is laakbaar, maar naar het oordeel van de rechtbank niet dusdanig ernstig dat deze een (voorwaardelijke) gevangenisstraf rechtvaardigt. Een schuldigverklaring zonder oplegging van straf, zoals door de raadsvrouw is bepleit, is echter ook niet aan de orde. De rechtbank zal, gelet op de aard en ernst van het feit en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, een geheel voorwaardelijke geldboete opleggen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Betaling van een geldboete ten bedrage van € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis.
Bepaalt dat deze geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van € 50,00 per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. I.M. Dölle en mr. M. Haisma, rechters, bijgestaan door mr. M. Heerschop, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 oktober 2014.
w.g.
Brinksma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Dölle
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Haisma
locatie Leeuwarden,
Heerschop

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730711-13
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 9 oktober 2014
Tegenwoordig:
mr. M. Brinksma, voorzitter,
mr. I.M. Dölle en mr. M. Haisma, rechters, en
mr. M. Heerschop, griffier.
Als officier van justitie is ter terechtzitting aanwezig mr. P.A. van der Vliet.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De voorzitter belast de jongste rechter met de leiding van het onderzoek.
De verdachte, genaamd:

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Turkije),
wonende te [woonplaats], [woonadres],
is niet ter terechtzitting verschenen.
De ter terechtzitting aanwezige raadsvrouw van verdachte, mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam, verklaart uitdrukkelijk door verdachte te zijn gemachtigd hem ter terechtzitting te verdedigen.
De rechtbank laat de advocaat tot de verdediging toe, zodat de zaak op tegenspraak wordt behandeld.
……
De jongste rechter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 23 oktober 2014 te 13:00 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.