ECLI:NL:RBNNE:2014:5466

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 november 2014
Publicatiedatum
6 november 2014
Zaaknummer
18.930427-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van procesorde door het Openbaar Ministerie in strafzaak met meerdere tenlasteleggingen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 4 november 2014, stonden meerdere tenlasteleggingen tegen de verdachte centraal. De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie ernstige inbreuk had gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde. Dit kwam voort uit het feit dat er geen proces-verbaal van het Werktuigsporenonderzoek was opgemaakt voordat de zaak ter zitting kwam, waardoor de verdediging en de rechtbank niet over deze cruciale informatie beschikten. De verdachte was beschuldigd van meerdere inbraken en het voorhanden hebben van gestolen goederen. Tijdens de zittingen op 26 augustus, 30 september, 9 oktober en 21 oktober 2014 werd de verdachte bijgestaan door zijn advocaat, mr. H.J. Pellinkhof. De rechtbank concludeerde dat de officier van justitie niet ontvankelijk was in de vervolging van de verdachte voor het feit onder parketnummer 18/930427-13, omdat de procesorde niet was nageleefd. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair tenlastegelegde feiten onder parketnummer 18/930095-14 en 18/930422-13, maar achtte het subsidiair tenlastegelegde feit van schuldheling bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand. Daarnaast werden de civiele vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat de rechtbank niet tot beoordeling van deze vorderingen kon komen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte eerder veroordeeld was en dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straffen ook aan de orde waren, waarbij de proeftijd werd verlengd.

Uitspraak

Rechtbank Noord-Nederland

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummers: 18/930427-13
18/930095-14
19/930422-13
19.159154-12 (vordering na voorwaardelijke veroordeling)
19.830168-12 (vordering na voorwaardelijke veroordeling)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 november 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op[geboortedatum],
wonende te [woonplaats].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 26 augustus 2014, 30 september 2014, 9 oktober 2014 en 21 oktober 2014.
Verdachte/veroordeelde is verschenen ter terechtzittingen van 26 augustus 2014, 30 september 2014 en 9 oktober 2014 en werd op die terechtzittingen bijgestaan door mr. H.J. Pellinkhof, advocaat te Assen.

Tenlasteleggingen

De verdachte is bij dagvaardingen tenlastegelegd, dat
parketnummer 18/930427-13
verdachte op of omstreeks 26 november 2013, te [pleegplaats 1], (althans) in de gemeente De Wolden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning, gelegen, aldaar, aan de[pleegplaats 1], weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, (alles) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot die woning, in elk geval de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, hebbende verdachte en/of één meer van verdachtes mededaders met een breekijzer, althans een breekvoorwerp, in elk geval een hard en/of stevig voorwerp, een deur (die toegang gaf tot de hal van die woning) opengebroken en
zich aldus de toegang tot die woning verschaft, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat [medeverdachte 1]en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 26 november 2013, te [pleegplaats 1], (althans) in de gemeente De Wolden, ter uitvoering van het door die daders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning, gelegen, aldaar, aan de [pleegplaats 1] weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) van zijn hun gading, in elk geval enig goed, (alles) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan die dader(s) en/of zijn/hun mededader(s) en/of aan verdachte, waarbij die dader(s) en/of zijn/hun mededader(s) zich de toegang tot die woning, althans de plaats des misdrijfs, heeft/hebben verschaft en/of het/de weg te nemen geld en/of goed(eren) van hun/zijn gading onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, hebbende één of meer van die daders en/of één of meer van zijn/hun mededaders met een breekijzer, althans een breekvoorwerp, in elk geval een hard en/of stevig voorwerp, een deur (die toegang gaf tot de hal van die woning)
opengebroken en zich aldus de toegang tot die woning verschaft, bij/tot het plegen van welk bovenomschreven misdrijf verdachte toen daar door die daders met een door verdachte bestuurde auto naar of in de onmiddellijke nabijheid van, die woning, althans de plaats van het misdrijf, te brengen of te vervoeren en/of (vervolgens) in de onmiddellijke nabijheid van die woning op de uitkijk te gaan staan, teneinde die dader(s) bij eventueel onraad te waarschuwen, althans op enigerlei (andere) wijze, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of (een) middel en/of (een) inlichting(en) heeft verschaft;
parketnummer 18/930095-14
verdachte op of omstreeks 25 november 2013 en/of 26 november 2013, te [pleegplaats 2], (althans) in de gemeente De Wolden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit woning gelegen, aldaar, aan de [pleegplaats 2] heeft weggenomen een (grote) stofzuiger (van het merk Vesto) en/of een verfstripper (van het merk Metabo) en/of een slagmoersleutel
en/of een set met moersleutels (van het merk Metabo) en/of een schroefboormachine (van het merk Makita), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat verdachte op of omstreeks 25 november 2013 en/of 26 november 2013, in elk geval in of omstreeks de maand november 2013, te [pleegplaats 4], (althans) in de gemeente Hoogeveen, in elk geval in Nederland, een computer/notebook (van het merk Asus) en/of een computer/notebook (van het merk Toshiba) en/of een (grote) stofzuiger (van het merk Vesto) en/of een verfstripper (van het merk Metabo) en/of een slagmoersleutel en/of een set met moersleutels (van het merk Metabo) en/of een schroefboormachine (van het merk Makita), heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl vrdachte ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
parketnummer 18/930422-13
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2013 tot en met 11 oktober
2013, te [pleegplaats 8], (althans) in de gemeente Coevorden, in elk geval in Nederland,een aantal fietsen, te weten:
- een damesfiets (merk: Sparta)
- een damesfiets (merk: Gazelle Orange Plus Ora)
- een sportfiets (merk: Gazelle Kathmandu)
- een herenfiets (merk: Batavus Weekend)
- een (elektrische) damesfiets (merk: Gazelle Eclipse)
- een (elektrische) damesfiets (merk: Batavus Padora Easy Basiq)
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde fietsen wist, dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat hij in of omstreeks de periode van 17 november 2011 tot en met 9 oktober 2013, te [pleegplaats 4] en/of [pleegplaats 5] en/of [pleegplaats 6] en/of [pleegplaats 7], (althans) in de provincie Drenthe,
meermalen, althans eenmaal, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (telkens) heeft weggenomen een (aantal) fiets(en), te weten:
- een damesfiets (merk: Sparta), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], en/of
- een damesfiets (merk: Gazelle Orange Plus Ora), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], en/of
- een sportfiets (merk: Gazelle Kathmandu), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], en/of
- een herenfiets (merk: Batavus Weekend), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7], en/of
- een (elektrische) damesfiets (merk: Gazelle Eclipse), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8], en/of
- een (elektrische) damesfiets (merk: Batavus Padora Easy Basiq), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9], in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
Tengevolge van kennelijke vergissingen staat in de tenlastelegging onder parketnummer 18/930095-14 in de vijfde/zesde regel van het primair tenlastegelegde en in de vijfde regel van het subsidiair tenlastegelegde telkens “(van het merk Vesto)” in plaats van “(van het merk Festool)” [1] . De rechtbank herstelt deze vergissingen door telkens het laatste te lezen in plaats van het eerste. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank zal, waar in de tenlasteleggingen onder parketnummer 19/930427-13 en 18/930095-14 staat “verdachte en/of zijn mededader(s)” lezen alsof daar staat “verdachte en/of zijn medeverdachte(n)”. De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld: een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde voor onschuldig te worden gehouden.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie, mr. C. Coster, acht hetgeen onder parketnummer 18/930427-13 primair, onder parketnummer 18/930095-14 subsidiair en onder parketnummer 18/930422-13 primair aan verdachte is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: zes maanden gevangenisstraf, integrale en hoofdelijke toewijzing van de civiele vordering van [slachtoffer 1], tevens in de vorm van een schade-vergoedingsmaatregel, toewijzing van de civiele vordering van [slachtoffer 3], tevens in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel, toewijzing van de civiele vordering van [slachtoffer 4], tevens in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel, afwijzing van de civiele vordering van [slachtoffer 5] en tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Assen van 1 oktober 2012 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden en tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer van rechtbank Noord Nederland, locatie Assen, van 15 maart 2013 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van veertien dagen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie met betrekking tot het feit onder parketnummer 18/930427-13
Aan verdachte is onder dit feit tenlastegelegd dat hij samen met anderen uit de woning aan de [slachtoffer 5] geld en/of goederen van hun gading heeft willen wegnemen. Daartoe zouden zij (onder meer) met een breekijzer de keukendeur hebben trachten open te breken.
Uit forensisch onderzoek [2] bleek dat diverse indruksporen van twee verschillende afmetingen in de deur zichtbaar waren. Deze sporen werden onder SIN AAFS4871NL en SIN AAFS3872NL afgevormd, gewaarmerkt en veilig gesteld.
In de in beslag genomen auto van de verdachten werd een breekijzer aangetroffen. [verbalisant 1]relateert in het proces-verbaal dat een vergelijkend onderzoek met de beide indruksporen en het breekijzer zal worden uitgevoerd. Qua maat passen de indruksporen bij het in de auto van de verdachten aangetroffen breekijzer, aldus de [verbalisant 1]in het zich in het dossier bevindende proces-verbaal. Dit laatste is door de officier van justitie beaamd tijdens haar requisitoir op de terechtzitting van 26 augustus 2014 tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak.
De raadkamer van deze rechtbank heeft op 6 februari 2014 de vordering van de officier van justitie tot opheffing van de voorlopige hechtenis in de zaak tegen de [medeverdachte 1]d.d. 29 januari 2014 behandeld. Blijkens de aantekeningen van de griffier heeft de officier van justitie toen in raadkamer gezegd dat uit technisch onderzoek geen overeenkomst is aangetoond tussen de indruksporen die in de deur zichtbaar waren en het in beslag genomen breekijzer. Een rapport of een beschrijving in een proces-verbaal van dit - voor verdachte ontlastend - vergelijkend onderzoek heeft de rechtbank ten tijde van de inhoudelijke behandeling van de zaak op 26 augustus 2014 echter niet in het strafdossier aangetroffen. Door de raadsvrouw van de [medeverdachte 1] is de rechtbank daarop tijdens haar pleidooi ter terechtzitting van 26 augustus 2014 geattendeerd.
Pas na heropening van het onderzoek ter terechtzitting en vervolgens schorsing van het onderzoek ter terechtzitting door de rechtbank om, naar aanleiding van de verklaring van de raadsvrouw van de [medeverdachte 1] en de raadkameraantekeningen van de griffier, nadere informatie te verkrijgen, heeft de officier van justitie ter terechtzitting van 9 oktober 2014 verklaard dat [verbalisant 2], die als werktuigspoordeskundige bij deze zaak betrokken is geweest, een vergelijkend onderzoek heeft verricht waarbij hij tot de conclusie is gekomen dat niet kan worden vastgesteld dat het in de auto van de verdachten aangetroffen breekijzer de indruksporen in de keukendeur heeft veroorzaakt. De officier van justitie heeft zijn bevindingen in een proces-verbaal neergelegd en dit aan de rechtbank overgelegd. Aan dit proces-verbaal is het proces-verbaal Werktuigsporenonderzoek van [verbalisant 2] d.d. 1 oktober 2014 gehecht [3] .
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de officier van justitie door niet eerder een proces-verbaal Werktuigsporenonderzoek te laten opmaken zodat dit aan het strafdossier kon worden toegevoegd, en de verdediging en de rechtbank daarvan kennis hadden kunnen nemen, ernstig inbreuk gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor - weliswaar niet doelbewust - maar wel met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan [4] .
De conclusie kan dan ook geen andere zijn dan dat de officier van justitie niet kan worden ontvangen in de vervolging van de verdachte met betrekking tot het onder parketnummer 18/930428-13 onder 1. primair en subsidiair tenlastegelegde feit.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte met betrekking tot de onder parketnummer 18/930095-14 en onder parketnummer 18/930422-13 tenlastegelegde feiten en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak

De verdachte dient van het onder parketnummer 18/930095-14 primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit, evenals de officier van justitie en de raadsman van verdachte, niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De verdachte dient voorts van het onder parketnummer 18/930422-13 primair en subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht met name niet wettig bewezen dat verdachte de fietsen zelf heeft gestolen - zoals subsidiair is tenlastegelegd -, noch dat verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de in de schuur van zijn vader aangetroffen fietsen van diefstal afkomstig waren.

Bewijsmiddelen

ten aanzien van het onder parketnummer 18/930095-14 subsidiair tenlastegelegde
[slachtoffer 2] doet aangifte van inbraak in zijn woning aan de [pleegplaats 2] te [pleegplaats 2] - die hij aan het verbouwen is - op 26 november 2013 [5] . Er zijn een grote stofzuiger, een verfstripper, een slagmoersleutel, een set moersleutels en een schroefboermachine weggenomen.
Op 9 januari 2014 worden [slachtoffer 2] de gestolen stofzuiger en het weggenomen gereedschap getoond. Hij herkent zowel de stofzuiger als het gereedschap als zijn eigendom [6] .
Bij een woninginbraak op 26 november 2013 aan de [pleegplaats 1] is verdachte op heterdaad aangehouden. Tijdens de aanhouding van de verdachte is zijn telefoon in beslag genomen die later is onderzocht [7] .
Op 3 januari 2014 ontving [verbalisant 3] een proces-verbaal van digitale expertise. Dit proces-verbaal was opgesteld naar aanleiding van het onderzoek naar de verdachte, die op heterdaad was aangehouden op verdenking van diefstal. Bij de aanhouding is de telefoon die verdachte in zijn bezit had inbeslaggenomen en voor onderzoek verstuurd naar digitale expertise. De telefoon van verdachte met [imeinummer] is onderzocht.
Op 26 november 2013 om 10:27:44 en 10:29:35 stuurt verdachte twee berichten naar [telefoonnummer]. Op de eerste foto zijn twee gereedschapskoffers te zien met een slagmoersleutel en een schroefboormachine van het merk Makita in de kleur blauw/groen. Op de tweede foto is een stofzuiger voor in de bouw van het merk Festool in de kleuren zwart en wit met een groene slang te zien. Na onderzoek in het geautomatiseerde politiesysteem bleek dat deze goederen gestolen zijn bij een inbraak uit een woning in [pleegplaats 2] tussen maandag 25 november 2013 en dinsdag 26 november 2013. Het gereedschap biedt verdachte aan op 26 november 2013 aan een persoon die bij zijn contacten staat opgeslagen [8] .
Tijdens zijn verhoor op zaterdag 15 februari 2014 [9] wordt verdachte een tweetal foto’s getoond [10] . Op de vraag hoe hij kan verklaren dat die foto’s op zijn telefoon komen antwoordt hij dat hij daar geen verklaring voor heeft.
Ter terechtzitting van 26 augustus 2014 verklaart verdachte desgevraagd dat het gereedschap op de foto in zijn telefoon van hem is en dat hij kennelijk precies hetzelfde gereedschap heeft.

Bijzondere bewijsoverweging

De rechtbank heeft uit vorenstaande wettige bewijsmiddelen de overtuiging verkregen dat verdachte de hierna te noemen bij een inbraak in de woning aan de [pleegplaats 2] te [pleegplaats 2] gestolen goederen voorhanden heeft gehad en op het moment van het voorhanden krijgen van die goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die goederen door misdrijf waren verkregen.

Hetgeen de rechtbank bewezen acht

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder parketnummer 18/930095-14 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat verdachte op 25 november 2013 of 26 november 2013, in Nederland, een grote stofzuiger van het merk Festool en een verfstripper van het merk Metabo en een slagmoersleutel en een set met moersleutels van het merk Metabo en een schroefboor-machine van het merk Makita, voorhanden heeft gehad, terwijl verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
De verdachte zal van het onder parketnummer 18/930095-14 subsidiair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificatie

Het onder parketnummer 18/930095-14 subsidiair bewezen geachte levert op:
schuldheling,
strafbaar gesteld bij artikel 417bis van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank acht het feit en de verdachte strafbaar, omdat geen straf- en/of schulduitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking hetgeen
de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de
verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsman van de verdachte,
alsmede de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen
documentatieregister d.d. 24 juli 2014, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter
zake van misdrijf is veroordeeld.
In de nacht van 25 november op 26 november 2013 werd ingebroken in de woning aan de [pleegplaats 2] te [pleegplaats 2]. Daarbij werden onder meer een industriële stofzuiger en gereedschap weggenomen. Verdachte heeft die goederen op 25 november of 26 november 2013 voorhanden gekregen. Hij heeft er foto’s van gemaakt en ze te koop aangeboden. Hij had zich moeten realiseren dat die goederen wel eens gestolen zouden kunnen zijn. Dat hij dat niet gedaan heeft rekent de rechtbank hem aan.
De rechtbank acht, gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur niet alleen gerechtvaardigd maar ook passend en geboden.

Benadeelde partij [slachtoffer 1] (parketnummer 18/930427-13)

De rechtbank zal, zoals hiervoor is overwogen, de officier van justitie niet ontvankelijk verklaren in de vervolging van de verdachte met betrekking tot dit feit. De rechtbank komt daarom niet toe aan beoordeling van de civiele vordering en zal de benadeelde partij eveneens niet ontvankelijk verklaren in de civiele vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Benadeelde partijen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] (parketnummer 18/930422-13)

De rechtbank acht de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partijen zullen niet ontvankelijk worden verklaard in hun civiele vorderingen. De vorderingen kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19/159154-12
De rechtbank acht de vordering toewijsbaar nu de verdachte, eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke straf bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Assen van 1 oktober 2012, zich tijdens de bij dat vonnis gestelde proeftijd van drie jaren opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
De rechtbank zal onder instandhouding van de bij voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde gelasten dat een gedeelte van de niet tenuitvoergelegde straf, groot één maand, alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
Vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19/830168-12
De vordering is in principe toewijsbaar nu de verdachte, eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke straf bij vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank Noord Nederland, locatie Assen, van 15 maart 2013, zich tijdens de bij dat vonnis gestelde proeftijd van drie jaren opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
De rechtbank zal echter gelet op de ernst van het onder parketnummer 18/930095-14 subsidiair bewezen geachte feit, de vordering afwijzen en de proeftijd met één jaar verlengen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14g, 14h, 14i, 14j en 27 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in de vervolging van de verdachte met betrekking tot het onder parketnummer 18/930427-13 primair en subsidiair tenlastegelegde.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder parketnummer 18/930095-14 primair en onder parketnummer 18/930422-13 primair en subsidiair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 18/930095-14 subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, heeft begaan, stelt vast dat het aldus bewezen geachte oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder parketnummer 18/930095-14 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van één maand.
De rechtbank beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partijen [slachtoffer 1], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] niet ontvankelijk zijn in hun vorderingen en dat de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht. De benadeelde partijen en de verdachte dragen de eigen kosten.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19/159154-12
De rechtbank gelast, onder instandhouding van de bij het vonnis van de politierechter in rechtbank Assen van 1 oktober 2012 gestelde algemene voorwaarde, de tenuitvoerlegging van een gedeelte, groot één maand, van de bij voormeld vonnis opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19/830168-12
De rechtbank wijst de vordering af en verlengt de bij het vonnis van de meervoudige kamer van rechtbank Noord Nederland, locatie Assen, van 15 maart 2013 gestelde proeftijd met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, en mr. J.G. de Bock en mr. M.A.A. van Capelle, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 4 november 2014. Mr. De Bock is buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.dossierpagina 66
2.dossierpagina 85 van het proces-verbaalnr. PL033V-2013087260-81, opgemaakt op 14 januari 2014
3.proces-verbaal Werktuigsporenonderzoek d.d. 1 oktober 2014, PL0300-2013087260-89
4.HR 19 december 1995, NJ 1996/249
5.proces-verbaal aangifte op dossierpagina 125 en volgende
6.proces-verbaal van bevindingen op dossierpagina 131
7.proces-verbaal van bevindingen op dossierpagina 97
8.proces-verbaal van bevindingen op dossierpagina 111 en volgende
9.proces-verbaal verhoor verdachte op dossierpagina 62 en volgende
10.dossierpagina 65 en 66