Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De standpunten van partijen en de beoordeling daarvan
4.De beslissing
fn: 315)
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 5 november 2014 een beschikking gegeven inzake vervangende toestemming voor een medische behandeling van een minderjarige, geboren in 1998, die lijdt aan posttraumatische stressstoornis (PTSS) als gevolg van langdurig huiselijk geweld en seksueel misbruik. De Stichting Bureau Jeugdzorg Friesland heeft op 19 september 2014 een verzoekschrift ingediend om vervangende toestemming te verlenen voor de noodzakelijke medische behandeling, omdat de vader van de minderjarige zijn toestemming weigerde. De kinderrechter heeft de zaak op 17 oktober 2014 met gesloten deuren behandeld, waarbij de minderjarige, haar ouders en vertegenwoordigers van de stichting aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige niet in staat is tot een redelijke waardering van haar belangen, mede door haar psychische toestand. De rechtbank overweegt dat de wetgever voor minderjarigen ouder dan twaalf jaar, die niet in staat zijn tot een redelijke waardering van hun belangen, een regeling moet treffen. De kinderrechter heeft in dit geval besloten om vooruitlopend op de nieuwe wetgeving, vervangende toestemming te verlenen voor de medische behandeling, omdat deze noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van de minderjarige te voorkomen.
De kinderrechter heeft de behandeling als een medische behandeling aangemerkt, ondanks de bezwaren van de vader die stelde dat het om een orthopedagogische behandeling ging. De rechtbank heeft geoordeeld dat de voorgestelde behandelingen, waaronder psycho-educatie en cognitieve gedragstherapie, onder de definitie van medische behandeling vallen volgens de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO). De kinderrechter heeft de verzoeken van de stichting grotendeels toegewezen, met uitzondering van de combinatie van psychotherapie en farmacotherapie, waarvan de noodzaak nog onvoldoende was aangetoond. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden.