Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het door verdachte erkende ad informandum gevoegde feit, zoals dit op de dagvaarding onder parketnummer18/830308-14 is vermeld en welk feit hiermee is afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan doodslag op [slachtoffer 1]. Verdachte heeft [slachtoffer 1] van het leven beroofd door hem, zonder noemenswaardige aanleiding, met kracht met een mes in zijn hoofd te steken. [slachtoffer 1] was slechts 27 jaar oud en had nog een heel leven voor zich. De verdachte heeft hem het recht ontzegd dit leven voort te zetten. Door zijn daad heeft hij de familie en vrienden van het slachtoffer onherstelbaar leed toegebracht. Zij zullen hun leven zonder hem moeten voortzetten. Uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt hoe dit gemis het dagelijks leven van de nabestaanden tekent.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan nog een viertal agressie delicten in het uitgaansleven, die zijns ondanks niet erger zijn afgelopen. Voorts hebben de feiten, die allen ’s nachts op de openbare weg ter hoogte van de uitgaansgelegenheid in de binnenstad van Groningen (en Assen) hebben plaatsgevonden, gevoelens van angst, onveiligheid en afschuw in de samenleving teweeggebracht.
De rechtbank rekent de verdachte zijn handelen zwaar aan. Uit alle incidenten blijkt dat verdachte allerlei situaties met agressie tegemoet treedt. Voorts lijkt verdachte geen verantwoordelijkheid te nemen voor zijn daden.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van zeer lange duur met zich brengt, noodzakelijk en passend is. Gelet op de straffen die in (enigszins) vergelijkbare zaken worden opgelegd, komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist.