ECLI:NL:RBNNE:2014:5743

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 november 2014
Publicatiedatum
20 november 2014
Zaaknummer
730323-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor twee inbraken in een woning met DNA-bewijs

Op 18 november 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een man veroordeeld voor twee inbraken in een woning in Leeuwarden. De verdachte kon zich de inbraken niet herinneren, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was om hem schuldig te verklaren. Dit bewijs bestond uit bloed- en speekselsporen die in de woning waren aangetroffen, evenals een DNA-match met de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich de toegang tot de woning had verschaft door middel van braak en dat hij met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening goederen had weggenomen, waaronder een laptop en een fles Rivella. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een behandelprogramma. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de overlast voor het slachtoffer en de achtergrond van de verdachte, die kampt met diverse problemen, waaronder een alcoholverslaving en een cognitieve beperking. De rechtbank verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling, omdat de verdachte in hoger beroep was gegaan tegen die uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730323-14
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/730035-13
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 november 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te Leeuwarden,
thans gedetineerd in P.I. Leeuwarden, te Leeuwarden, Holstmeerweg 7.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 november 2014.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K.E. Wielenga, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 5 juli 2014 tot en met 6 juli 2014, te Leeuwarden, althans in de gemeente Leeuwarden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een
woning/bedrijfspand gelegen aan/nabij de [straat] heeft weggenomen een laptop en/of een ventilator, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2.
hij in of omstreeks de periode van 11 juli 2014 tot en met 12 juli 2014, te Leeuwarden, althans in de gemeente Leeuwarden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning/bedrijfspand (gelegen aan/nabij de [straat] ) heeft weggenomen een hoeveelheid Rivella, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 11 juli 2014 tot en met 12 juli 2014 te Leeuwarden, althans in de gemeente Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning/ bedrijfspand gelegen aan/nabij de [straat] weg te nemen goederen van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot voornoemd(e) woning/bedrijfspand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel
van braak, verbreking en/of inklimming, opzettelijk:
- een ruit van voornoemd(e) woning/bedrijfspand verbroken en/of
- door voornoemde (verbroken) ruit voornoemd(e) woning/pand betreden en/of
- aldaar zoekend heeft rondgekeken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1. en 2. primair ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van het voorarrest;
- oplegging van de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij Reclassering Nederland, afdeling Leger des Heils Noord-Nederland, een opnameverplichting in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, de verplichting mee te werken aan een dagbesteding en de verplichting zich te laten onderzoeken door een neuroloog en de daaruit volgende behandeladviezen op te volgen;
- tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland op
7 november 2013 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank past bij de beoordeling van het ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1.
De door verdachte op de terechtzitting van 4 november 2014 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de avond van 5 juli 2014 was ik in Leeuwarden. Ik heb die avond joints gerookt en veel alcohol gedronken. Hierdoor weet ik niet meer wat er in de nacht van 5 op 6 juli 2014 heeft plaatsgevonden. De nacht van 11 op 12 juli 2014 ben ik ook kwijt. Ik weet hiervan wel zeker dat ik niet in mijn eigen woning heb geslapen. De vrijstaande woning aan de [straat] in Leeuwarden ken ik wel. Wanneer ik op het treinstation ben en ik moet plassen dan doe ik regelmatig mijn behoefte aan de achterzijde van deze woning.
2.
De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer Z-14-196-DEFPV-HYS-V001, gesloten op 8 augustus 2014, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02GL-2014072113-1, d.d. 11 juli 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer]:
Ik doe aangifte van diefstal uit mijn woning.
Ik heb aan niemand toestemming gegeven om mijn laptop weg te nemen en zich deze toe te eigenen. Ik woon aan de[adres]. Dit is een vrijstaande woning. Ik huur één van de ruimtes op de bovenverdieping van deze woning. Op 5 juli 2014 omstreeks 21.00 uur heb ik het huis verlaten. Op 6 juli 2014 omstreeks 2.40 uur kwam ik thuis. Ik zag dat er licht brandde in de woning en het raam links van de achterdeur was kapotgeslagen. Ik zag glasscherven op de grond liggen. Het raam was nog heel toen ik ben weggegaan en de verlichting was uitgeschakeld. Ik heb de politie gebeld. Op mijn kamer zag ik dat mijn laptop was weggenomen. Ook was de ventilator, waar de laptop op stond, weggenomen.
(een ander geschrift, te weten) een niet ondertekend proces-verbaal, nummer PL02N3-2014072113-3, d.d. 6 juli 2014 opgemaakt door een opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant:
Op 6 juli 2014 werd door mij als forensisch onderzoeker een forensisch onderzoek verricht in verband met een diefstal uit een woning, gepleegd tussen 5 juli 2014 te 21.00 uur en 6 juli 2014 te 2.38 uur. Het onderzoek is verricht in een vrijstaande woning bij [slachtoffer] te [adres]. Tijdens het onderzoek werd door mij het navolgende waargenomen. De dader had zich de toegang tot de woning verschaft door een keukenraam aan de achterzijde van de woning te forceren. In de woning zag ik op verschillende voorwerpen bloed. In de keuken zag ik op de greep van het keukenkastje bloed. In het halletje bevond zich een deur. Op de deurkruk zag ik bloed. Op de verdieping zag ik op de deurkruk van de kamer van de medebewoner eveneens bloed. Benadeelde verklaarde dat er geen bloed op de voornoemde plaatsen zat. Het bloed werd door mij aangemerkt als dadersporen en door mij veiliggesteld. In de badkamer stond een frisdrankblikje. Benadeelde deelde mij mede dat hij zeker wist dat hij het blikje daar niet had neergezet en dat het enige frisdrankblikje wat hij nog had, niet meer in de koelkast stond. Het blikje is forensisch onderzocht en op speeksel bemonsterd. Op de zijkant zag ik bloed. Het bloed en het speeksel werden door mij veiliggesteld.
De volgende sporen van overtuiging werden veiliggesteld:
Sin : [nummer]
spooromschrijving : bloed
plaats veiligstellen : halletje/deur kantoor makelaar op deurkruk
Sin : [nummer]
spooromschrijving : bloed
plaatsveiligstellen : overloop/deur kamer Marcus/deurkruk
Sin : [nummer]
spooromschrijving : bloed
plaatsveiligstellen : keukenkastje onder/bovenzijde greep
Sin : [nummer]
spooromschrijving : bloed
plaatsveiligstellen : badkamer/frisdrankblikje/zijkant
Sin : [nummer]
spooromschrijving : speeksel
plaatsveiligstellen : badkamer/frisdrankblikje
Sin : [nummer]
spooromschrijving : bloed
bijzonderheden : bloed van glasscherf afkomstig van pd
Sin : [nummer]
spooromschrijving : bloed
bijzonderheden : bloed van glasscherf afkomstig van pd
Sin : [nummer]
spooromschrijving : bloed
bijzonderheden : bloed van glasscherf afkomstig van pd
2.3.
Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie, zaaknummer 2014.07.15.192/A, d.d. 28 juli 2014 opgemaakt door[deskundige], op de algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn/haar verklaring:
Van het DNA in het sporenmateriaal [nummer] is een DNA-profiel verkregen dat is opgenomen in het Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en sindsdien wordt vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking is tot op heden één match gevonden. Het DNA in het sporenmateriaal [nummer] uit DNA profielcluster [nummer] kan afkomstig zijn van [verdachte]. Bovenstaande match met het DNA-profiel van [verdachte] betekent bovendien dat het DNA in het sporenmateriaal [nummer], [nummer], [nummer], [nummer], [nummer], [nummer] en [nummer] eveneens afkomstig kan zijn van [verdachte]. De berekende frequentie van de DNA-profielen van het DNA in het sporenmateriaal, ofwel de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met deze DNA-profielen, is kleiner dan één op één miljard.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02GL-2014074473-1, d.d. 16 juli 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer]:
Op 11 juli 2014 heb ik mijn woning aan de [adres] omstreeks 23.00 uur verlaten. Op 12 juli 2014 omstreeks 3.00 uur kwam ik terug bij mijn woning en ik zag dat het raam naast de achterdeur ingeslagen was. Ik zag dat er glas op de grond lag en dat hierop bloed zat. Ik zag dat nabij de achterdeur een latexhandschoen lag. Ik zag dat ook hierop bloed zat. Ik herkende deze handschoen. Deze is afkomstig uit mijn keuken. Ik zag vanaf buiten dat er bloed lag in mijn keuken. Ik heb mijn woning samen met de politie doorgekeken. Afgelopen week is er ook op dezelfde wijze bij mij ingebroken. Daarbij is toen mijn laptop weggenomen. Ik zag dat er in het kozijn van het raam, dat was ingeslagen, een shirt lag. Deze is niet van mij. Ik neem aan dat deze van de dader is. Ik zag in mijn keuken dat de kasjes waren opengedaan en dat de keuken overhoop lag. Ik zag dat er boven in de badkamer een pleister lag en ook bloedsporen. Ook deze pleister is niet van mij. Deze is ook niet van mijn huisgenoot. Die is vertrokken richting Duitsland. Ik ben na die tijd nog in de badkamer geweest en toen lag die pleister er nog niet.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02IA-2014074473-8, d.d. 18 augustus 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant:
Ik heb contact gehad met aangever [slachtoffer]. Samengevat verklaarde [slachtoffer]: "Bij de eerste inbraak van 6 juli 2014 is een raam aan de achterzijde van de woning vernield. Dit raam is enige tijd na de inbraak vervangen door een nieuw exemplaar. Bij de inbraak welke is gepleegd op 12 juli 2014 is men wederom via dezelfde wijze het pand binnengekomen. Het nieuwe raam is vernield. De bloedsporen van de meest recente inbraak zijn door mij gemarkeerd. De gele handschoen welke voorzien was van bloed is hier neergelegd tijdens de meest recente inbraak. De fles Rivella heb ik aangeschaft na de eerste inbraak. Deze sporen zijn dus ook vers. Ook de pleisters zijn tijdens de laatste inbraak door de dader gebruikt".
een ander geschrift, te weten een niet ondertekend proces-verbaal, nummer PL02N3-2014074473-3, d.d. 18 juli 2014 opgemaakt door een opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant:
Op 12 juli 2014 werd door mij een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een diefstal uit een woning, gepleegd tussen 11 juli 2014 en 12 juli 2014. Het onderzoek is verricht in een vrijstaande woning bij [slachtoffer] te [adres]. Tijdens het onderzoek werd door mij het navolgende waargenomen. Bij de inbraak was een ruit vernield. Door de ontstane opening was het mogelijk het raam te ontgrendelen en de keuken binnen te klimmen. De emmer met de glasscherven van de vorige inbraak stond voor deze inbraak nog buiten onder het raam. Na de inbraak lagen de scherven in dezelfde emmer bovenop de scherven van de vorige inbraak. Ook op de bovenste scherven was bloed zichtbaar. In de woning heb ik op meerdere plaatsen bloed aangetroffen en veiliggesteld, welke volgens aangever na de vorige inbraak nog niet aanwezig waren. In de keuken onder het inklimraam op de vloer naast de koelkast lag bloed. Op het aanrecht lag een gele huishoudhandschoen, welke volgens aangever afkomstig was uit een la onder het aanrecht. Op deze handschoen zat bloed. Naast de handschoen stond een aangebroken fles Rivella, welke volgens aangever afkomstig was uit een keukenkastje. Op de fles was bloed zichtbaar. Vermoedelijk heeft de dader uit de fles gedronken. Derhalve mogelijk aanwezig speeksel veiliggesteld. In de gang voor de trap naar de bovenverdieping lag vers bloed. Ook op de muur onder de trapleuning was bloed zichtbaar. Op de badkamervloer lag een bebloede pleister. Ook op de deurpost, een wandcontactdoos en op de wastafel lag bloed. De volgende sporen werden in veiliggesteld:
sin : [nummer]
spooromschrijving : bloed
plaatsveiligstellen : op gele huishoudhandschoen op aanrecht
sin : [nummer]
spooromschrijving : bloed
plaatsveiligstellen : op pleister op vloer in de badkamer
sin : [nummer]
spooromschrijving : bloed
plaatsveiligstellen : op hals van een fles Rivella op het aanrecht
sin : [nummer]
spooromschrijving : speeksel
plaatsveiligstellen : schenkopening Rivella fles op aanrecht
3.
Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie, zaaknummer [nummer], d.d. 5 augustus 2014 opgemaakt door [deskundige], op de algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als haar verklaring:
Het aangeleverde sporenmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek. In de zaken met identiteitszegel [nummer], [nummer] en [nummer] zijn sporen met matchende DNA-profielen gevonden, die afkomstig kunnen zijn van dezelfde persoon. Er is echter maar één DNA-profiel in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken opgenomen. Opgenomen is DNA-profiel met identiteitszegel [nummer]. Dit DNA-profiel matcht met één persoon met DNA-profiel clusternummer [nummer].
4.
De rechtbank overweegt dat DNA-sporen van verdachte, die zowel bij de eerste als bij de tweede inbraak, op verschillende plekken in de woning zijn aangetroffen, dadersporen betreffen. De rechtbank acht, mede gelet op de omstandigheden dat verdachte geen verklaring kan geven voor zijn bloed en speeksel in de woning en ook geen alibi kan geven voor de tijdstippen van de inbraken, buiten gerede twijfel bewezen dat verdachte de beide inbraken heeft gepleegd.

Redengeving bewezenverklaring

De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen hierna bewezen zal worden verklaard en de rechtbank heeft op grond daarvan de overtuiging bekomen dat verdachte het hierna bewezen verklaarde heeft begaan. Ieder bewijsmiddel zal -ook in onderdelen- slechts gebruikt worden voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. en 2. primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 5 juli 2014 tot en met 6 juli 2014 te Leeuwarden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [straat], heeft weggenomen een laptop en een ventilator, toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
2. primair
hij in de periode van 11 juli 2014 tot en met 12 juli 2014 te Leeuwarden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [straat], heeft weggenomen een hoeveelheid Rivella, toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
2. primair diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het reclasseringsadvies opgemaakt door het Leger des Heils Noord-Nederland d.d. 15 oktober 2014, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, waaruit onder meer blijkt dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee inbraken in een woning. Hij heeft in een periode van een week twee maal in dezelfde woning ingebroken. Doordat hij waarschijnlijk beide keren door de glasscherven gewond raakte heeft hij op meerdere plekken in de woning bloed achter gelaten. Volgens verdachte kan hij zich de inbraken niet meer herinneren. De eerste inbraak niet door dat hij te veel had geblowd en alcohol had gedronken. Waarom hij zich de tweede inbraak niet kan herinneren is de rechtbank niet duidelijk geworden.
Verdachte heeft met zijn gedrag, ongeacht de beperkte waarde van de weggenomen goederen, veel overlast voor het slachtoffer veroorzaakt. Tevens heeft zijn gedrag bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij in het verleden meerdere malen is veroordeeld voor diefstallen.
Door de reclassering is rapportage opgemaakt. Hieruit blijkt onder meer dat verdachte op verschillende leefgebieden problemen heeft. Hij heeft geen passende huisvesting en hij heeft diverse schulden die hij niet kan afbetalen. Voorts kampt hij met een alcoholprobleem, dat hij bagatelliseert, waardoor de behandeling vanuit Verslavingszorg Noord-Nederland moeizaam verloopt. Vanuit Stichting Zienn is aangegeven dat verdachte onvoldoende in staat is om zelfstandig vorm te geven aan zijn leven en veel stress ervaart, waarbij met name verdachtes onvermogen om zaken te onthouden en aan te leren opvallen. Daardoor is zelfstandig wonen met ambulante begeleiding ontoereikend gebleken. Door de verdiepingsdiagnostiek is dit beeld bevestigd. Er is een cognitieve beperking vastgesteld, maar onduidelijk is wat deze beperking precies is, wat de oorzaak is en hoe dit van invloed is op verdachtes dagelijkse leven.
De reclassering adviseert een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering, de verplichting om vanaf het moment dat er een plek is binnen een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijk opvang te verblijven en de verplichting mee te werken aan een dagbesteding. Tevens wordt geadviseerd, gelet op de omstandigheid dat verdachte weinig ziektebesef heeft, als bijzondere voorwaarde op te leggen de verplichting zich te laten onderzoeken door een neuroloog en de daaruit volgende behandeladviezen op te volgen.
De rechtbank acht, ondanks het hoge risico dat verdachte zich aan de bijzondere voorwaarden zal onttrekken, de eis van de officier van justitie, mede gelet op de landelijke oriëntatiepunten en de omstandigheid dat de maatschappij erbij gebaat is dat verdachte wordt begeleid, passend. De rechtbank zal derhalve een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd opleggen.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij vonnis van 7 november 2013, gewezen door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is de verdachte bij verstek veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 7 oktober 2014 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De rechtbank overweegt dat uit de justitiële documentatie betreffende verdachte blijkt dat verdachte hoger beroep tegen voornoemde uitspraak heeft ingesteld en dat het gerechtshof nog geen uitspraak heeft gedaan in deze zaak. In tegenstelling tot de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat, gelet op het moment dat verdachte hoger beroep heeft ingesteld, er niet vanuit mag worden gegaan dat verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in hoger beroep en reeds met de executie van de (voorwaardelijk) opgelegde straf kan worden begonnen. De rechtbank zal het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren, omdat de (voorwaardelijk) opgelegde staf nog niet onherroepelijk is.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1. en 2. primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot vier maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich binnen 5 dagen volgend op zijn ontslagdatum uit detentie meldt bij Reclassering Nederland, afdeling Leger des Heils Noord-Nederland op het adres Floris Versterstraat 2 te Leeuwarden.
2. dat veroordeelde gedurende de proeftijd en vanaf het moment dat er een plek is binnen een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, zulks ter beoordeling van de reclassering, zal verblijven en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
3. dat veroordeelde gedurende de proeftijd meewerkt aan een dagbesteding bij project Skrep te Leeuwarden of een soortgelijk dagbestedingscentrum;
4. dat veroordeelde zich laat onderzoeken door een neuroloog en vervolgens de daaruit volgende behandeladviezen op volgt.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
18/730035-13:
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in haar vordering na voorwaardelijke veroordeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. M. Jansen en
mr. T. Kortlang-de Vries, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 november 2014.
Mrs. M. Brinksma en T. Kortlang-de Vries zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Jansen
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Zandstra-Alkema
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
locatie Leeuwarden,

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730323-14
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/730035-13
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 4 november 2014
Tegenwoordig:
mr. M. Brinksma, voorzitter,
mr. M. Jansen en mr. T. Kortlang-de Vries, rechters, en
G.T. Zandstra-Alkema, griffier.
Als officier van justitie is ter terechtzitting aanwezig mr. T.H. Pitstra.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De voorzitter belast de jongste rechter met de leiding van het onderzoek.
Het onderzoek vindt plaats met bijstand van mevrouw J.Y. Heersma, wonende te Drachten, tolk in de Franse taal, nu verdachte heeft aangegeven de Nederlandse taal onvoldoende te beheersen. De tolk verklaart te zijn ingeschreven in het register van beëdigde tolken en vertalers onder nummer 1609 en beëdigd te zijn.
Het ter terechtzitting gesprokene is vertolkt.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de jongste rechter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te Leeuwarden,
thans gedetineerd in P.I. Leeuwarden, te Leeuwarden, Holstmeerweg 7.
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. K.E. Wielenga, advocaat te Leeuwarden.
Ter terechtzitting is tevens verschenen de heer De Vries namens de reclassering.
(………)
De jongste rechter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak in de hoofdzaak en op de vordering na voorwaardelijke veroordeling zal plaatsvinden ter terechtzitting van dinsdag 18 november 2014 te 13:00 uur.
Verdachte doet afstand van zijn recht bij de uitspraak van het vonnis aanwezig te zijn.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de oudste rechter en de griffier.