ECLI:NL:RBNNE:2014:5746

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 november 2014
Publicatiedatum
20 november 2014
Zaaknummer
023928-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling tijdens uitgaansleven met gebroken jukbeen als gevolg

Op 18 november 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een man veroordeeld voor mishandeling die plaatsvond op 2 februari 2014 in Heerenveen. De verdachte, die door alcoholgebruik het delict niet kon herinneren, heeft het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], een harde vuistslag gegeven, wat resulteerde in een gebroken jukbeen. De rechtbank oordeelde dat er geen voorwaardelijke opzet was om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, en sprak de verdachte vrij van de zwaarste aanklachten. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke taakstraf van 80 uren op, waarbij de verdachte ook aansprakelijk werd gesteld voor de schade aan het slachtoffer. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank volgde dit niet. De uitspraak benadrukt de ernst van geweld in het uitgaansleven en de impact daarvan op slachtoffers. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toegewezen, waarbij een schadevergoeding van € 489,34 werd vastgesteld, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het delict.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/023928-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 november 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 november 2014.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.R. Stoeten, advocaat te Joure.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. N. Tromp.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 2 februari 2014 in de gemeente Heerenveen ter hoogte van de Vleesmarkt 5, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (gebroken/gekneusd jukbeen), heeft toegebracht, door deze opzettelijk met zijn hand en/of vuist (een) klap(pen) en/of stomp(en) op de neus en/of linkerkant van het gezicht te geven;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 2 februari 2014 in de gemeente Heerenveen ter hoogte van de Vleesmarkt 5, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet deze [slachtoffer 1] met zijn hand en/of vuist heeft geslagen en/of gestompt, op zijn neus en/of linkerkant van het gezicht ten gevolge waarvan deze [slachtoffer 1] een gebroken, althans gekneusd jukbeen heeft opgelopen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 2 februari 2014 in de gemeente Heerenveen ter hoogte van de Vleesmarkt 5, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), met de hand heeft geslagen en/of gestompt op de neus en/of linkerkant van het gezicht van deze [slachtoffer 1], waardoor deze (zwaar lichamelijk) letsel (bloedneus en/of gekneusd/gebroken jukbeen) heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 2 februari 2014 in de gemeente Heerenveen ter hoogte van de Vleesmarkt 5, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), met de vlakke hand en/of gebalde vuist heeft geslagen en/of heeft gestompt in zijn nek en/of op zijn achterhoofd en/of tussen zijn schouderbladen en/of op zijn onderrug, waardoor deze (zwaar lichamelijk) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde;
- veroordeling voor het onder 1. subsidiair ten laste gelegde;
- oplegging van een taakstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis met aftrek van het voorarrest;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van
€ 939,34, waarvan € 189,34 voor materiële schade en € 750,- voor immateriële schade, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor een bedrag van € 939,34;
- niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [slachtoffer 1] met betrekking tot de overig gevorderde immateriële schade.

Beoordeling van het bewijs

Ten aanzien van het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank zal verdachte daarom van deze feiten vrijspreken.
Ten aanzien van het onder 1. subsidiair ten laste gelegde.
De raadsman heeft eveneens vrijspraak bepleit voor het onder 1. subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en dat uit de uiterlijke verschijningsvormen van de gedragingen van verdachte niet kan worden afgeleid dat hij de voorwaardelijke opzet heeft gehad het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Onder 1. subsidiair wordt verdachte verweten dat hij opzettelijk heeft geprobeerd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij nimmer het opzet heeft gehad iemand zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Voor het opzet is echter voorwaardelijk opzet voldoende. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - in casu zwaar lichamelijk letsel - is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
Uit de stukken en hetgeen ter terechtzitting is behandeld staat voor de rechtbank wel vast dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer 1] eerst een schop heeft gegeven en vervolgens met de vuist een zeer harde stomp in het gezicht heeft gegeven, waardoor het jukbeen van [slachtoffer 1] is gebroken. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van deze handelingen, niet kan worden gezegd dat zij een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] met zich hebben gebracht. Daarom kan er ook geen sprake zijn van een bewuste aanvaarding van de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
De rechtbank zal verdachte derhalve van het onder 1. subsidiair ten laste gelegde vrijspreken.
De rechtbank past bij de beoordeling van het onder 1. meer subsidiair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1.
De door verdachte op de terechtzitting van 4 november 2014 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 2 februari 2014 was ik in [café] in Heerenveen. Op een gegeven moment bevond ik mij voor het café op straat. Ik kan mij niet meer herinneren wat daar heeft plaatsgevonden, maar ik heb de foto's in het politie proces-verbaal gezien. Ik herkende mijzelf op deze foto's en ik zag dat ik de persoon ben die een manspersoon vol in diens gezicht slaat.
2.
De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer PL02DH-2014012114, gesloten op 12 februari 2014, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02DH-2014012114-13, d.d. 2 februari 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 1]:
Afgelopen nacht was ik in [café] in Heerenveen. Buiten voor [café] ben ik geslagen door een man met een wit t-shirt. Hij heeft mij met kracht op mijn jukbeen geslagen, waardoor mijn jukbeen brak.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02DH-2014012114-21, d.d. 4 februari 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 1]:
Het geweld dat op mij werd uitgeoefend veroorzaakte pijn en letsel.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02DH-2014012114-26, d.d. 4 februari 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant:
Door mij werd het door [café], gevestigd Vleesmarkt te Heerenveen, beschikbaar gestelde beeldmateriaal bekeken. Zichtbaar is dat een manspersoon gekleed in een wit t-shirt een manspersoon tegenover zich een schop geeft, waarna zichtbaar is dat de in een wit t-shirt geklede manspersoon dezelfde manspersoon vol in diens gezicht slaat.
2.4.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02DH-2014012114-12, d.d. 2 februari 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van K. Schaap:
Op 2 februari 2014 werd ik [café] uitgezet. Vervolgens zag ik dat [verdachte] naar buiten kwam. Remco bleef stil staan voor [café]. Toen ik weer keek zag ik opeens dat Remco met zijn vuist een jongen vol op zijn gezicht raakte. Het was een rake volle krachtige vuistslag.

Redengeving bewezenverklaring

De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen hierna bewezen zal worden verklaard en de rechtbank heeft op grond daarvan de overtuiging bekomen dat verdachte het hierna bewezen verklaarde heeft begaan.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. meer subsidiair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 2 februari 2014 in de gemeente Heerenveen ter hoogte van de Vleesmarkt, opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 1], op het gezicht van deze [slachtoffer 1] heeft gestompt, waardoor deze letsel, te weten een gebroken jukbeen, heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. meer subsidiair mishandeling.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling tijdens het uitgaansleven. Verdachte kan zich, door zijn alcohol gebruik van die avond, het delict niet herinneren. Het is voor de rechtbank onduidelijk gebleven waarom verdachte het slachtoffer heeft geslagen. Hij heeft het slachtoffer uit het niets zo'n harde vuistslag gegeven dat het slachtoffer een gebroken jukbeen heeft opgelopen. Het slachtoffer heeft hier nadien veel last en hinder van ondervonden. Tevens draagt geweld tijdens het uitgaansleven bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij in 2013 een strafbeschikking voor mishandeling opgelegd heeft gekregen.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven erg veel spijt van het delict te hebben en hij wijt zijn gedrag aan zijn alcoholgebruik van die avond. Hij heeft besloten geen sterke drank meer te gebruiken en hij is van mening dat hij hierbij geen hulp nodig heeft.
Gelet op het voorgaande en de landelijke oriëntatiepunten acht de rechtbank een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 80 uren passend en geboden.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. meer subsidiair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade, ad. € 189,34, voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De benadeelde partij heeft onder meer een onderbouwing van deze schade gegeven door te verwijzen naar een uitspraak in de smartengeldgids. De rechtbank acht die uitspraak echter niet passend in de onderhavige strafzaak. De rechtbank zal derhalve de immateriële schade in redelijkheid en billijkheid vaststellen op een bedrag van € 300,-.
De rechtbank acht de vordering tot een bedrag van € 489,34, in zoverre niet door verdachte en diens raadsman weersproken, gegrond en voor toewijzing vatbaar. Het toegewezen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2014. De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van de overig gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. primair, 1. subsidiair en 2. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2. meer subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 80 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van twee uren per dag inverzekeringstelling.

Benadeelde partij

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 489,34 (zegge: vierhonderd negenentachtig euro en vierendertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2014.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], te betalen een bedrag van € € 489,34 (zegge: vierhonderd negenentachtig euro en vierendertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2014.
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van negen dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 189,34 aan materiële schade en
€ 300,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. M. Jansen en mr. T. Kortlang-de Vries, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 november 2014.
Mrs. M. Brinksma en T. Kortlang-de Vries zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Jansen
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Zandstra-Alkema
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
locatie Leeuwarden,

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/023928-14
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 4 november 2014
Tegenwoordig:
mr. M. Brinksma, voorzitter,
mr. M. Jansen en mr. T. Kortlang-de Vries, rechters, en
G.T. Zandstra-Alkema, griffier.
Als officier van justitie is ter terechtzitting aanwezig mr. N. Tromp.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. G.R. Stoeten, advocaat te Joure.
…………………..
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van dinsdag 18 november 2014 te 13:00 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de oudste rechter en de griffier.