VI. Mezutec te veroordelen in de kosten van deze procedure alsmede in
de nakosten ad € 131,00 zonder betekening en € 199,00 in geval van betekening, in
alle gevallen te vermeerderen met de wettelijke rente in zoverre betaling binnen
veertien na het te dezen te wijzen vonnis uitblijft.
3.2.[naam werknemer] stelt zich primair op het standpunt dat het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding niet meer geldend is, nu dat noch bij de omzetting van de arbeidsovereenkomst van bepaalde tijd in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, noch bij de functiewijziging, opnieuw is overeengekomen. Dit was wel een vereiste, nu bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst voor hem niet was te voorzien dat hij in 2012 de functie van sales manager zou gaan vervullen. Het concurrentiebeding is door de functiewijziging onredelijk zwaarder op hem gaan drukken.
[naam werknemer] heeft, zo stelt hij voorts, belang bij duidelijkheid over de vraag of het beding nog geldig is en vordert, voor het geval het concurrentiebeding nog wel geldend is, het beding nietig te verklaren, te vernietigen of te matigen.
3.3.Voor het geval het concurrentiebeding nog wel van kracht is, stelt [naam werknemer] zich op het standpunt dat zijn belang om niet aan het concurrentiebeding te worden gehouden zwaarder weegt dan het belang van Mezutec om het concurrentiebeding te kunnen handhaven. [naam werknemer] is feitelijk vanaf 24 juni 2013 niet meer werkzaam geweest voor Mezutec, zodat de termijn van zes maanden op 24 december 2013 reeds was verstreken. Mezutec heeft daardoor feitelijk een periode van zes maanden gehad om haar belangen te beschermen. [naam werknemer] heeft belang bij schorsing van het concurrentiebeding. Hij ontvangt thans een WW-uitkering. Hem is door Remon een nieuwe baan voor onbepaalde tijd is aangeboden in de functie van hoofd verkoop. Indien [naam werknemer] door Mezutec aan het concurrentiebeding wordt gehouden, kan hij dit aanbod niet aanvaarden, waardoor hij ernstig in zijn (financiële) belangen wordt geschaad.
3.4.Meer subsidiair maakt [naam werknemer] op grond van het bepaalde in artikel 7:653 lid 4 BW aanspraak op een vergoeding ter hoogte van het verschil tussen het door Remon aangeboden salaris en de thans door [naam werknemer] ontvangen WW-uitkering.
4.1.Mezutec heeft ten verwere aangevoerd dat het primair gevorderde het karakter van een voorlopige voorziening ontbeert. Mezutec wijst hierbij op het arrest van de Hoge Raad van 29 juli 1996 (NJ 1966, 301). Bovendien heeft [naam werknemer] er, zo stelt Mezutec, geen belang bij dat het beding nietig wordt verklaard, wordt vernietigd of gematigd, nu het beding volgens [naam werknemer] niet meer geldig is.
4.2.Voorts stelt Mezutec ten verwere dat het beding nog van kracht is en ook in volle omvang van kracht dient te blijven. Het belang van Mezutec bij handhaving van het beding is groter dan het belang van [naam werknemer] bij schorsing daarvan.
5.1.De kantonrechter is van oordeel dat met de aard van de vordering de spoedeisendheid is gegeven.
- de geldigheid van het concurrentiebeding -
5.2.Op grond van artikel 7:653 lid 1 BW is een beding tussen de werkgever en de werknemer waarbij de werknemer wordt beperkt in zijn bevoegdheid om na het einde van de overeenkomst op zekere wijze werkzaam te zijn, slechts geldig, indien de werkgever dit schriftelijk is overeengekomen met de werknemer.
In het onderhavige geval staat vast dat partijen uitsluitend bij de indiensttreding van [naam werknemer] in 2007 in de functie van [functie], schriftelijk zijn overeengekomen dat [naam werknemer] aan het in die arbeidsovereenkomst neergelegde concurrentiebeding was gebonden.
5.3.Indien een tijdelijke arbeidsovereenkomst zonder tegenspraak wordt voortgezet, behoudt het bij de eerste overeenkomst schriftelijk overeengekomen concurrentiebeding in beginsel zijn geldigheid, tenzij een gewijzigde arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. (vgl. Hof Den Bosch, 7 juni 2011, JAR 2011;206 en Hof Arnhem, 21 augustus 2012, ECLI: NL:GHARN:2012:BX4721)). Voor zover [naam werknemer] heeft betoogd dat reeds bij het omzetten van de arbeidsovereenkomst van [datum] in een vast dienstverband, het concurrentiebeding is vervallen, kan hij niet in zijn stellingen worden gevolgd, nu [naam werknemer] niet aannemelijk heeft gemaakt dat er bij de verlenging van de arbeidsovereenkomst sprake is geweest van een (ingrijpende) wijziging in de arbeidsverhouding, die ertoe noopte dat het concurrentiebeding opnieuw schriftelijk moest worden overeengekomen. [naam werknemer] bleef immers, zo begrijpt de kantonrechter de stellingen van partijen, de functie van [functie] ongewijzigd vervullen.
5.4.Indien de wijziging van de functie gedurende de loop van de arbeidsovereenkomst van zo ingrijpende aard is dat het concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken, dan stelt de Hoge Raad de eis dat een dergelijk beding opnieuw moet worden gesloten (HR 9 maart 2979, NJ 1979,/497). De enkele vaststelling dat de functie ingrijpend is gewijzigd is niet voldoende om het concurrentiebeding wegens strijd met het schriftelijkheidsvereiste ongeldig te achten, tevens moet worden vastgesteld dat het beding aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken. Daarvan kan sprake zijn indien de functiewijziging na een eventuele beëindiging van het dienstverband van de werknemer bij handhaving van een concurrentiebeding een belemmering voor hem zal vormen om een nieuwe, gelijkwaardige werkkring te vinden (HR 5 januari 2007, LJN AZ2224). Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter heeft [naam werknemer] voldoende aannemelijk gemaakt dat het concurrentiebeding met de wijzing van de functie van [naam werknemer] van [functie] in die van sales manager Nederland is gewijzigd en dat het concurrentiebeding door deze functiewijziging onredelijk zwaarder op hem is gaan drukken. Als [functie] was [naam werknemer] immers bezig met het inplannen van monteurs van Mezutec voor onderhoud- en serviceafspraken en voor het plaatsen van nieuwe installaties vanuit de vestiging van Mezutec in Drachten. Mezutec heeft weliswaar betoogd dat [naam werknemer] zich ook als [functie] bezig hield met de verkoop van producten, doch zulks blijkt niet uit de door beide partijen op 2 februari 2012 ondertekende taakomschrijving [voornaam 1] [naam werknemer]. De kantonrechter acht dan ook niet aannemelijk dat de verkoopactiviteiten een wezenlijk onderdeel uitmaakten van de functie van [naam werknemer].
De functie van [functie] was naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter een geheel andere dan die van sales manager, waarbij [naam werknemer] verkopen diende te realiseren en omzet diende te genereren in geheel Nederland. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is evident dat bij een dergelijke functiewijziging van een uitvoerende functie naar een commerciële functie, waarbij de contacten met relaties in essentie wijzigen, het concurrentiebeding zwaarder gaat drukken. Tevens kent de kantonrechter daarbij betekenis toe aan het feit dat voldoende aannemelijk is geworden dat de wijziging van de arbeidsverhouding redelijkerwijs voor [naam werknemer] niet was te voorzien toen hij als [functie] bij Mezutec in dienst trad. Dat het van aanvang aan bekend was dat [naam werknemer] ook verkoopactiviteiten zou gaan verrichten, is immers niet gebleken. Een en ander betekent dat zeker niet kan worden uitgesloten dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat er tussen partijen geen geldig concurrentiebeding (meer) bestaat.
5.5.De kantonrechter is echter voorts van oordeel dat de aard van de onderhavige procedure zich niet leent voor het geven van een declaratoire of constitutieve beslissing. De kantonrechter ziet in het door [naam werknemer] gestelde ook geen aanleiding om hiervan af te wijken. Hieruit volgt dat [naam werknemer] in zijn primaire vordering, strekkende tot een verklaring voor recht dat het concurrentiebeding niet meer geldig is, danwel het beding nietig te verklaren, te vernietigen of te matigen, niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
5.6.De kantonrechter begrijpt de stellingen van [naam werknemer] aldus, dat de (meer) subsidiaire vorderingen voorwaardelijk zijn, namelijk voor het geval het concurrentiebeding tussen partijen nog wel werking heeft. Met betrekking tot die voorwaardelijke vorderingen overweegt de kantonrechter als volgt.
5.7.Op grond van artikel 7:653 lid 2 BW kan de kantonrechter een concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk vernietigen op grond dat in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, de werknemer door dat beding onbillijk wordt benadeeld. In het kader van een voorlopige voorzieningprocedure kan dit leiden tot schorsing van het concurrentiebeding.
5.8.Naar het voorlopig oordeel dient het belang van Mezutec bij bescherming van haar bedrijfsdebiet te prevaleren bij het belang van [naam werknemer] om in dienst te treden bij, naar Mezutec onweersproken heeft gesteld, de grootste concurrent van Mezutec, en wel in de functie van hoofd verkoop. De kantonrechter overweegt daartoe dat Mezutec voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [naam werknemer], die bij Mezutec laatstelijk werkzaam was in de functie van sales manager Nederland, weet welke producten Mezutec verkoopt, tegen welke prijs en aan welke klanten, wanneer onderhoudscontracten zijn afgesloten en wanneer deze zijn afgelopen. [naam werknemer] kan de bij Mezutec opgedane kennis en ervaring direct danwel indirect aanwenden in zijn nieuwe functie als hoofd verkoop bij Remon. Mezutec heeft er naar het oordeel van de kantonrechter dan ook een zwaarwegend belang bij dat [naam werknemer] wordt gehouden aan het voor hem geldende concurrentiebeding. Weliswaar heeft [naam werknemer] vanaf 24 juni 2013 geen werkzaamheden meer voor Mezutec verricht, doch de arbeidsovereenkomst tussen partijen duurde nog wel voort. Bovendien bestond er voor Mezutec op dat moment nog geen zekerheid dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen tot een einde zou komen. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter heeft Mezutec er belang bij dat zij tot het einde van het concurrentiebeding, zijnde 5 juni 2014, maatregelen kan treffen om haar bedrijfsdebiet te beschermen. Dat [naam werknemer], zoals hij heeft betoogd, ook na 5 juni 2014 over die kennis beschikt, maakt dit niet anders. Ook dan dient [naam werknemer] zich te onthouden van onrechtmatige concurrentie. Het is dan echter (bewijstechnisch) lastiger voor Mezutec om [naam werknemer] daarop aan te spreken.
[naam werknemer] heeft (uiteraard) belang bij het verwerven van inkomen en bij participatie aan het arbeidsproces. Dat het voor [naam werknemer] echter niet mogelijk is om werkzaam te zijn en in zijn inkomen te voorzien anders dan door indiensttreding bij de (grootste) concurrent van Mezutec in een vergelijkbare functie, heeft [naam werknemer] echter geenszins aannemelijk gemaakt. Dit belang van [naam werknemer] dient daarom naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter te wijken voor het belang van Mezutec.
5.9.Uit het vorengaande volgt dat nu er naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter in een bodemprocedure waarschijnlijk geen gehele of gedeeltelijke vernietiging zal plaatsvinden, er geen aanleiding bestaat het concurrentiebeding te schorsen. De subsdiaire vorderingen van [naam werknemer] zullen dan ook worden afgewezen.
-
vergoeding ex artikel 7:653 lid 4 BW -
5.10.Op grond van het vierde lid van artikel 7:653 BW kan de rechter, indien een concurrentiebeding de werknemer in belangrijke mate belemmert om anders dan in dienst van de werkgever werkzaam te zijn, bepalen dat de werkgever voor de duur van de beperking aan de werknemer een vergoeding moet betalen.
Uit hetgeen hiervoor reeds is overwogen volgt naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter dat de vordering van [naam werknemer] tot betaling van een vergoeding zal worden afgewezen, nu [naam werknemer] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij in belangrijke mate belemmert wordt om anders dan in dienst van Mezutec werkzaam te zijn.
5.11.[naam werknemer] zal als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van Mezutec begroot op € 400,- (2 punten x tarief € 200,-).