ECLI:NL:RBNNE:2014:604

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 februari 2014
Publicatiedatum
7 februari 2014
Zaaknummer
2459437 CV EXPL 13-8583
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • E.Th.M. Zwart-Sneek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop en verjaring van vordering in het kader van een auto-aankoop

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Nederland is behandeld, betreft het een geschil tussen [A] en [C] over een consumentenkoop van een tweedehands auto, een Range Rover, die in 2007 door [C] is aangeschaft. Na de aankoop ondervond [C] problemen met het motorblok, waarna [A] het motorblok heeft gerepareerd. Later heeft [A] een nieuw motorblok besteld en geïnstalleerd, waarvoor [C] een bedrag van € 1.000,00 contant heeft betaald. Na de installatie heeft [A] een factuur van € 2.380,00 gestuurd aan [C], die deze factuur niet heeft voldaan. Na meerdere betalingsherinneringen heeft [A] de incasso uit handen gegeven aan een gemachtigde, die [C] heeft gesommeerd tot betaling van een totaalbedrag van € 3.367,50. Omdat [C] niet heeft betaald, heeft [A] de onderhavige procedure gestart.

De kantonrechter heeft in deze zaak geoordeeld dat de overeenkomst tussen [A] en [C] moet worden aangemerkt als een consumentenkoop. [C] voerde verweer op basis van verjaring, stellende dat hij na 2010 niets meer had gehoord van [A] en daarom dacht dat de zaak was afgesloten. De kantonrechter heeft dit verweer gegrond verklaard, omdat de vordering tot betaling van de koopprijs op basis van artikel 7:28 BW verjaart na twee jaar. Aangezien er meer dan twee jaar verstreken waren sinds de laatste sommatie van de vorige gemachtigde van [A], is de vordering van [A] afgewezen. De kantonrechter heeft [A] als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn gesteld omdat er geen professionele rechtshulpverlener is ingeschakeld.

Het vonnis is uitgesproken op 11 februari 2014 door mr. E.Th.M. Zwart-Sneek, kantonrechter.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: 2459437 \ CV EXPL 13-8583
Vonnis van de kantonrechter d.d. 11 februari 2014
inzake
[A],
h.o.d.n.
[B],
wonende te [Woonplaats],
eiser,
gemachtigde: Straetus Incasso Friesland B.V., kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[C],
wonende te [Woonplaats],
gedaagde,
procederende in persoon.
Partijen zullen hierna [A] en [C] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 5 november 2013 en de daarin genoemde stukken;
  • het proces-verbaal van comparitie van 8 januari 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[C] heeft in 2007 een tweedehands auto, merk Range Rover, gekocht van een derde (hierna: de auto). De auto was een zogenaamde 'old timer', maar is volledig gereviseerd en daarbij voorzien van een nieuwe V8 motor.
2.2.
Spoedig na de aankoop kreeg [C] problemen met het motorblok. [A] heeft het motorblok bij [C] thuis in de garage gerepareerd. De kosten van de reparatie zijn voldaan door degene die de auto aan [C] heeft verkocht.
2.3.
Kort daarna kreeg [C] wederom problemen met het motorblok. De auto is daarop naar de garage van [A] gegaan ter reparatie. In overleg met [C] is door [A] een nieuw (ander soort) motorblok besteld dat vervolgens door [A] is ingebouwd in de auto. [C] heeft [A] € 1.000,00 contant vooruit betaald.
2.4.
Nadat [C] de auto heeft opgehaald heeft [A] een factuur gedateerd 26 april 2008 aan [C] gezonden voor een bedrag van € 2.380,00 inclusief btw. De factuur vermeldt aan het hoofd:
'[B], in en verkoop van usa cars en onderdelen vanaf 1960 tot heden'en is gericht aan '
[voornaam]', de voornaam van [C]. [C] heeft deze factuur niet voldaan.
2.5.
Nadat [A] enkele betalingsherinneringen heeft gezonden aan [C], heeft [A] de incasso van de factuur uit handen gegeven aan een gemachtigde die bij brief van 4 februari 2010 aan [C] heeft geschreven:
"Tot mij wendde zich de heer [A] van [B] met een openstaande incasso op uw persoon.",waarna [C] wordt gesommeerd een bedrag van (in totaal) € 3.367,50 te betalen. De laatste brief van die gemachtigde dateert van 12 augustus 2010. [C] heeft aan het verzoek tot betaling geen gehoor gegeven.
2.6.
Bij brief van 28 mei 2013 heeft de huidige gemachtigde van [A] [C] gesommeerd tot betaling, met een herinnering op 5 juni en 20 juni 2013. Nadat betaling uitbleef is [A] de onderhavige procedure gestart.

3.De vordering

3.1.
[A] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [C] veroordeelt om tegen kwijting aan [A] te betalen de som van € 3.058,32, vermeerderd met de wettelijke rente over de (nog openstaande) hoofdsom, gerekend vanaf de dag der dagvaarding tot de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [C] in de kosten van de procedure.
3.2.
Het gevorderde bedrag is opgebouwd uit een hoofdsom van € 2.380,00 vermeerderd met € 300,00 aan buitengerechtelijke kosten en rente.
3.3.
[C] voert verweer. Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil en de beoordeling

4.1.
De kantonrechter zal allereerst oordelen over de aard van de overeenkomst tussen [A] en [C]. Uit de door [A] opgestelde factuur (de tenaamstelling daarvan alsmede het feit dat btw in rekening wordt gebracht) volgt dat [A] handelde in de uitoefening van een beroep of bedrijf. De factuur is voorts gericht aan '[voornaam]', terwijl niet is gesteld of anderszins gebleken dat [C] in zijn contacten met [A] handelde in de uitoefening van een beroep of bedrijf. De brieven van de eerste gemachtigde van [A] gaan bovendien uit van een vordering op [C] in persoon. Uit dit geheel van omstandigheden volgt naar het oordeel van de kantonrechter dat [C] de overeenkomst als natuurlijk persoon sloot. De aard van de overeenkomst is gemengd; er is zowel sprake van koop (een nieuw motorblok) als van aanneming van werk (plaatsen van het motorblok). Ingevolge het in artikel 7:5 lid 4 j° lid 1 BW bepaalde volgt hieruit dat de overeenkomst tussen [A] en [C] dient te worden aangemerkt als consumentenkoop.
4.2.
[C] heeft tot zijn verweer onder meer aangevoerd dat - nadat hij in 2010 brieven had ontvangen van een andere gemachtigde van [A] - hij pas ruim drie jaar later weer iets van (een nieuwe gemachtigde van) [A] hoorde. Omdat hij al die jaren niets had gehoord was hij er van uit gegaan dat het 'klaar' was, zodat hij zeer verbaasd was toen er in 2013 weer een brief kwam. Gezien die lange tijd van stilte vond hij dat hij daar niet meer op hoefde te reageren. Ter comparitie is door [A] erkend dat hij de zaak - nadat de sommaties van zijn vorige gemachtigde uit 2010 geen resultaat hadden opgeleverd - heeft laten rusten tot hij in 2013 in contact is gekomen met zijn huidige gemachtigde.
4.3.
De kantonrechter begrijpt dit verweer van [C] - mede gezien het feit dat [C] in persoon procedeert - aldus dat [C] een beroep doet op verjaring. Dit verweer slaagt. Artikel 7:28 BW bepaalt dat bij een consumentenkoop de rechtsvordering tot betaling van de koopprijs verjaart door verloop van twee jaren. Na de laatste brief van [A]' vorige gemachtigde van 12 augustus 2010 zijn meer dan twee jaren verstreken alvorens de huidige gemachtigde van [A] zich bij brief van 28 mei 2013 wederom tot [C] wendde. De vordering van [A] tot betaling van zijn factuur van 26 april 2008, vermeerderd met rente en incassokosten, is daarmee verjaard, zodat de vordering zal worden afgewezen.
4.4.
Hetgeen partijen overigens ter onderbouwing van hun stellingen hebben aangevoerd kan daarmee verder als niet meer ter zake doende voor de beoordeling van het geschil onbesproken blijven.
4.5.
[A] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding aan de zijde van [C] worden veroordeeld. Omdat geen professionele rechtshulpverlener is ingeschakeld en verder niet is aangetoond dat er kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen worden de proceskosten op nihil gesteld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [A] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [C] vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.Th.M. Zwart-Sneek, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2014. [1]

Voetnoten

1.244