ECLI:NL:RBNNE:2014:6106

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 december 2014
Publicatiedatum
5 december 2014
Zaaknummer
18.830052-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraken met bijzondere voorwaarden en werkstraf

Op 4 december 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die werd beschuldigd van meerdere woninginbraken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor twee woninginbraken, gepleegd in de periode van februari tot en met december 2013. De rechtbank legde een werkstraf op van 100 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 364 dagen, waarvan 330 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Bij de veroordeling zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een ambulante behandeling, alsook verblijf in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang.

De zaak kwam aan het licht na aangiften van de slachtoffers, die melding maakten van de diefstal van diverse goederen, waaronder laptops en mobiele telefoons. De verdachte werd op basis van getuigenverklaringen en bewijsstukken in verband gebracht met de inbraken. Tijdens de zitting op 20 november 2014 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door de officier van justitie.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte voor de ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend kon worden bewezen, met uitzondering van de eerste twee aanklachten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de overige aanklachten, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij zich schuldig had gemaakt aan de diefstal van de overige goederen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslaving aan harddrugs en zijn bereidheid tot behandeling. De rechtbank besloot tot een lagere straf dan door de officier van justitie was gevorderd, maar legde toch een aanzienlijke gevangenisstraf op, deels voorwaardelijk, om de verdachte de kans te geven zich te rehabiliteren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830052-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 december 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres 1].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 november 2014.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.H.A. de Jong, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door
mr. S.M. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 16 tot en met 17 februari 2013 te
Stadskanaal
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan [adres 2]
, alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de
rechthebbende bevond,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een laptop
(merk Packard Bell) en/of een mobiele telefoon (merk/type Samsung Galaxy S),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 16 tot en met 17 februari 2013 in de
gemeente Stadskanaal, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een mobiele telefoon (merk/type Samsung Galaxy S) heeft verworven, voorhanden
heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten
tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die telefoon wist(en),
althans rederlijkerwijs moest(en) vermoeden, dat het (een) door misdrijf
verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij op of omstreeks 09 december 2013 te Stadskanaal
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan
[adres 3], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de
rechthebbende bevond,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een laptop
(merk Apple), een externe harde schijf, een flat-screen tv (merk Philips), een
portemonnee (met inhoud), en/of een gouden ring, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van braak, verbreking en/of inklimming;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 09 december 2013 te Stadskanaal, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een laptop (merk Apple), een externe harde schijf en/of een gouden ring heeft
verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of
zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van
die/dat goed(eren) wist(en),
althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden,
dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.
hij op of omstreeks 07 oktober 2013 te Stadskanaal
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit kleedkamer sportzaal
[pleegplaats]) heeft weggenomen een (witte) Apple
Iphone, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
4.
hij in of omstreeks de periode van 2 tot en met 3 december 2013 te Stadskanaal
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit in schuur behorende
bij woning [adres 4] heeft weggenomen een of meer laptops (merk oa HP
Pavillion DV5), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan R.
Kremer, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 2 tot en met 7 decmber 2013 te Stadskanaal,
in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer
laptops (merk oa HP Pavillion DVS) heeft verworven, voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van
het verwerven of het voorhanden krijgen van die laptop(s) wist(en),
althans rederlijkerwijs moest(en) vermoeden,
dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
5.
hij op of omstreeks 30 november 2013 te Stadskanaal
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit woning [adres 5]
heeft weggenomen een led-tv (merk Samsung), een fototoestel, geld, een
autoradio en/of een laptop (merk/type Dell Imperion 1501), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van braak, verbreking en/of inklimming;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 30 november 2013 te Stadskanaal, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op
verschillende tijdstippen, in elk geval eenmaal, (telkens) - een led-tv (merk
Samsung), en/of een laptop (merk/type Dell Imperion 1501) (zaak 6)
heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn
mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van
die/dat goed(eren) (telkens) wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen
goed(eren) betrof.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1. primair, 2. primair, 4. primair en 5. primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen op basis van de aangiften en de verklaringen van [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3].
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 3. ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen en dat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Standpunt van de verdediging
Met betrekking tot de onder 1. primair, 2. primair, 3., 4. primair en 5. primair ten laste gelegde woninginbraken heeft de raadsman vrijspraak bepleit nu geen enkele getuige verdachte op de tijdstippen waarop werd ingebroken, bij de betreffende woningen heeft waargenomen.
Met betrekking tot het onder 1. subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit omdat Kruize verklaart de telefoon reeds in haar bezit te hebben gehad voordat deze als gestolen werd opgegeven.
Met betrekking tot het onder 2. subsidiair, 4. subsidiair en 5. subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit nu [getuige 3] verklaart alleen laptops van verdachte te hebben gekocht en de gestolen zaken niet aan deze omschrijving voldoen. Daarbij betwist de raadsman de betrouwbaarheid van [getuige 3].
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat het onder 3. ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
De rechtbank is van oordeel dat het onder 4. primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de laptops heeft gestolen, dan wel op enig moment in zijn bezit heeft gehad. [getuige 3] heeft weliswaar verklaard dat hij een HP Pavillion DV5 van verdachte heeft gekocht, maar dat was volgens hem in juli 2013. Nu de laptop waarop het feit ziet in de nacht van 2 op 3 december 2013 is weggenomen, kan dat niet dezelfde laptop zijn. Ook voor het overige is niet gebleken dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal dan wel heling van de in de tenlastelegging genoemde goederen.
De rechtbank is van oordeel dat het onder 5. primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte de gestolen goederen op enig moment in zijn bezit heeft gehad. [getuige 3] verklaart dat hij twee tot drie weken geleden een Dell 1501 heeft gekocht van verdachte. Verdachte zou [getuige 3] toen geen andere goederen aangeboden hebben, maar wel hebben verklaard dat de laptop in de buurt van de [straat 1] is weggenomen. Hoewel de [straat 2] een zijstraat van de [straat 1] is, is een Dell 1501 laptop bepaald geen uniek goed. Nu [getuige 3] verklaart dat hem alleen een laptop werd aangeboden en evenmin op een andere manier kan worden vastgesteld dat deze laptop daadwerkelijk de weggenomen laptop is, acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte de van [slachtoffer 5] gestolen laptop op enig moment in zijn bezit heeft gehad. Nu ook voor het overige niet is gebleken dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal dan wel heling van de in de tenlastelegging genoemde goederen, wordt verdachte vrijgesproken van het onder 5. primair en subsidiair ten laste gelegde.
De rechtbank past bij de beoordeling van het
onder 1. primairten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De inhoud van een zaaksdossier, proces-verbaalnummer 2013043578/2013043578/2013060564/2013130606/2013105532 2013133243/2013016932/2013127511, gesloten op 6 februari 2014, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
1.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL01PF 2013060564-1, d.d. 17 juni 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster [slachtoffer 1]:
Op 16 februari 2013 lagen mijn laptop en mijn GSM in de woonkamer van mijn woning aan de [adres 2]. Op 17 februari 2013 zag ik dat mijn laptop, merk Packard Bell, en GSM merk/type Samsung Galaxy S, serienummer [nummer 1] waren weggenomen.
1.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 01MOR13021, d.d. 15 juli 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant [verbalisant]:
Bij een inbraak aan de [adres 2] werd in de nacht van 16 februari op 17 februari 2013 onder andere een mobiele telefoon weggenomen. De aangever verklaarde dat de mobiele telefoon voorzien is van het imei-nummer [nummer 1]. Op 1 juli 2013 werden de historische verkeersgegevens over de periode 13-02-2013 tot en met 01-07-2013 opgevraagd van het imei-nummer. Te zien is dat er op 17 februari 2013 omstreeks 09.46 uur een simkaart is geplaatst met het telefoonnummer [nummer 3]. Uit CIOT blijkt dat het telefoonnummer [nummer 3] een telefoonabonnement betreft op naam van [persoon 1] wonende aan de [adres 6].
1.3.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL01PF-2013060564-13, d.d. 9 december 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [persoon 1]:
Het telefoonnummer [nummer 3] is van mijn vrouw [getuige 1]. Zij gebruikt nu een Samsung Galaxy.
1.4.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL01KG-2013060564-9, d.d. 9 december 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 1]:
Ik gebruik een zwarte Samsung telefoon. Mijn nummer is [nummer 3], dat is het abonnement van mijn man. Ik heb de telefoon gekregen van [verdachte].
2. Een proces-verbaal van verhoor van verdachte, opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris en de griffier, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat [getuige 1] die telefoon van mij heeft gekregen.
De rechtbank past bij de beoordeling van het
onder 2. primairten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De inhoud van een zaaksdossier, proces-verbaalnummer 2013043578/2013043578/2013060564/2013130606/2013105532 2013133243/2013016932/2013127511, gesloten op 6 februari 2014, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
1.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL01PF-2013130606-1, d.d. 9 december 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever [slachtoffer 2]:
Op 9 december 2013 is tussen 00.15 uur en 07.00 uur ingebroken in mijn woning aan de [adres 3] in Stadskanaal. De dader heeft zich de toegang verschaft middels het forceren van een terrasdeur. Mijn mobiele telefoon van het merk Samsung, type Galaxy S4 en een flatscreen TV, merk Philips, een gouden ring en een grijze laptop merk Apple, 17 inch met externe harde schrijf zijn weggenomen. Uit de woonkamer is een portemonnee weggenomen. Hierin zaten meerdere pasjes.
1.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL01PF-2013073122-20, d.d. 10 december 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 3]:
Piet Hein bood mij gisteren rond zeven uur in de ochtend een grijze Apple laptop en een gouden ring aan.
1.3.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL01TP-2012073122-22, d.d. 11 december 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 3]:
[verdachte] had een grijze 17 inch Apple bij zich en een zwarte externe harde schijf.
2. Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris en de griffier d.d. 30 januari 2014, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het zou kunnen dat ik heb ingebroken in een woning aan de [straat 3].
Met betrekking tot het standpunt van de raadsman ten aanzien van het onder 1. primair en 2. primair ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte beide keren kort na de inbraak in het bezit was van (een deel van) de gestolen goederen. Vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is dat iemand die kort na de diefstal in het bezit is van de gestolen goederen, behoudens een plausibele verklaring voor dat bezit, voor dief kan worden gehouden.
Verdachte verklaart met betrekking tot het onder 1. primair ten laste gelegde dat hij de telefoon die ochtend in het centrum voor tien euro heeft gekocht van een asielzoeker. De rechtbank acht deze verklaring niet geloofwaardig nu verdachte pas op zitting met deze verklaring komt, terwijl hij bij de rechter-commissaris heeft verklaard niet te weten hoe hij aan de telefoon is gekomen. De rechtbank overweegt ten overvloede dat [getuige 1] verklaart dat ze haar sim-kaart in de telefoon heeft gestopt op het moment dat zij deze van verdachte kreeg en dat zij zich, in tegenstelling met wat de raadsman beweert, kan vergissen over de datum dat ze de telefoon in haar bezit heeft gekregen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1. primair ten laste gelegde diefstal heeft gepleegd.
De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [getuige 3], die consistent en gedetailleerd heeft verklaard, waarbij hij ook zichzelf heeft belast. Ook is uit de inhoud van het dossier niet komen vast te staan dat op grond van de persoon van [getuige 3] aan de geloofwaardigheid van zijn verklaringen moet worden getwijfeld. Nu [getuige 3] over de specifieke combinatie van goederen verklaart en verdachte bij de rechter-commissaris verklaart dat hij deze inbraak mogelijk heeft gepleegd, acht de rechtbank de onder 2. primair ten laste gelegde diefstal eveneens wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. primair en 2. primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 16 tot en met 17 februari 2013 te Stadskanaal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan Burg Reijndersstraat 79, alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een laptop merk Packard Bell en een mobiele telefoon merk/type Samsung Galaxy S, toebehorende aan [slachtoffer 1];
2.
hij op 9 december 2013 te Stadskanaal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan [adres 3], alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een laptop merk Apple, een externe harde schijf, een flat-screen tv merk Philips, een portemonnee met inhoud en een gouden ring, toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair Diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt.
2. primair Diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor onder 1. primair, 2. primair, 4. primair en 5. primair ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Verslavingszorg Noord Nederland (hierna ook: VNN). Daarbij heeft hij rekening gehouden met de ernst van de ten laste gelegde feiten, de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en hetgeen is bepaald in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht.
Standpunt verdediging
Namens verdachte is bepleit dat er, indien een veroordeling volgt, een onvoorwaardelijke gevangenis van ten hoogste de voorlopige hechtenis moet worden opgelegd met daarbij een werkstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee nachtelijke woninginbraken waarbij hij zich eenmaal de toegang tot die woning heeft verschaft middels braak. Dit zijn ernstige feiten waarmee verdachte geen enkel respect heeft getoond voor slachtoffers en hun eigendommen. Het is algemeen bekend dat een woninginbraak diepe indruk op slachtoffers maakt en gedurende langere tijd gevoelens van onveiligheid teweegbrengt. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de door verdachte erkende ad informandum gevoegde schuldheling, zoals die op de dagvaarding is vermeld en welk feit hiermee is afgedaan.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte een meerpleger is.
Uit de rapportages van VNN blijkt dat verdachte al tientallen jaren verslaafd is aan harddrugs. Ondanks methadongebruik en meerdere pogingen tot afkicken, is de verslaving nooit helemaal onder controle. Verdachte staat inmiddels open voor begeleiding en behandeling en hij heeft het vanaf maart 2014 een aantal maanden in het IMC verbleven. Verdachte heeft een eigen woning, staat onder beschermingsbewind en werkt bij WeDeKa. VNN adviseert oplegging van een meldplicht bij de verslavingsreclassering en een ambulante behandeling.
Nu de rechtbank minder feiten bewezen acht dan de officier van justitie, zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Woninginbraken rechtvaardigen echter zonder meer het opleggen van een aanzienlijke gevangenisstraf. De rechtbank zal een groot deel daarvan voorwaardelijk opleggen, omdat zij het, gelet op de problematiek van verdachte, zoals omschreven in de rapportages, van belang acht dat verdachte wordt behandeld en begeleid. Verdachte wordt verplicht zich aan de bijzondere voorwaarden te houden, zoals deze door de reclassering zijn geformuleerd.
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte daarnaast een taakstraf moet worden opgelegd.

Benadeelde partijen

[slachtoffer 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. primair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
[slachtoffer 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2. primair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van [slachtoffer 1] zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van [slachtoffer 2] zal worden toegewezen tot en naar redelijkheid en billijkheid geschat bedrag van € 2.500,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie vordert voorts dat de vordering voor het overige niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de vordering van [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu niet bekend is hoe oud de gestolen goederen waren en of de verzekering de schade heeft vergoed.
De raadsman heeft bepleit dat de vordering van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu de vordering niet is onderbouwd en niet bekend is hoe oud de gestolen goederen waren. Daarbij is onbekend waarom ziektekosten worden gevorderd.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat zij over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte van de geleden schade van zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] te kunnen beoordelen nu beide vorderingen gemotiveerd zijn weersproken. De rechtbank zal echter niet overgaan tot schorsing van het onderzoek om de hoogte van die schade alsnog te doen aantonen. Dit zal namelijk leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partijen zullen daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vorderingen. De vorderingen kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22b, 22c, 22d en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte 3., 4. primair, 4. subsidiair, 5. primair en 5. subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. primair en 2. primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 100 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.
Een gevangenisstraf voor de duur van 364 dagen.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 330 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaar, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
a. dat veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij VNN-reclassering op het adres Canadalaan 1 in Groningen en zich daar zal blijven melden, zo frequent en zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die door of namens VNN-reclassering aan veroordeelde zullen worden gegeven.
b. dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van (Forensische) verslavingszorg - Ambulante zorg of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter bepaling van de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die verslavingszorg aan te geven, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar van die instelling zullen worden gegeven. Dit kan ook inhouden kortdurende klinische opnames ten behoeve van detoxificatie. De klinische opnames mogen in totaal de duur van zeven weken niet overschrijden.
c. dat veroordeelde zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, indien de VNN-reclassering dat gedurende de proeftijd noodzakelijk acht.
Draagt VNN-reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, mr. F. de Jong en mr. P.H.M. Smeets, rechters, bijgestaan door mr. M. Heerschop, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 december 2014.