ECLI:NL:RBNNE:2014:6185

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 december 2014
Publicatiedatum
8 december 2014
Zaaknummer
18.730174-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens ontuchtige handelingen met een verstandelijk beperkt slachtoffer

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 1 december 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een verstandelijk beperkt slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat het slachtoffer, die functioneerde op het niveau van een 7-jarige, lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens. Dit maakte haar kwetsbaar in de interactie met de verdachte, die een vaderrol ten opzichte van haar innam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de kwetsbaarheid van het slachtoffer en dat hij misbruik heeft gemaakt van deze situatie. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de reeds ondergane voorlopige hechtenis, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, en een taakstraf van 150 uren. Daarnaast werd een schadevergoeding van €1500 aan het slachtoffer toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, maar achtte het meer subsidiair ten laste gelegde bewezen. De uitspraak benadrukt de ernst van zedenmisdrijven en de bescherming van kwetsbare slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730174-14
verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 december 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op 30 maart 1956 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 november 2014.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K.E. Wielenga, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.T. Kooistra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
(Primair)
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2005 tot en met 14 april 2014 te
Surhuisterveen en/of te Buitenpost, (althans) in de gemeente Achtkarspelen,
meermalen, althans eenmaal,
met [slachtoffer] (geboren [datum]), van wie hij, verdachte, wist
dat die [slachtoffer] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of
ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer]
niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te
maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en) heeft
gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte,
in voornoemde periode (telkens)
- die [slachtoffer] gevingerd en/of de vagina en/of schaamstreek van
die [slachtoffer] betast/gestreeld, althans aangeraakt en/of
- de (blote) borst(en) van die [slachtoffer] betast/gestreeld, althans
aangeraakt en/of aan die (blote) borst(en) van die [slachtoffer]
gezogen en/of gelikt en/of in de (blote) borst(en) en/of tepels van die
[slachtoffer] geknepen en/of
- een (bier)flesje, althans een voorwerp, in de vagina van die [slachtoffer]
geduwd/gebracht;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
(Subsidiair)
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2005 tot en met 31 mei 2006 te
Surhuisterveen en/of te Buitenpost, (althans) in de gemeente Achtkarspelen,
meermalen, althans eenmaal,
met [slachtoffer] (geboren [datum]), die toen de leeftijd van twaalf
jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die
bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte in voornoemde periode
(telkens)
- die [slachtoffer] gevingerd en/of de vagina en/of schaamstreek
van die [slachtoffer] betast/gestreeld, althans aangeraakt en/of
- de (blote) borst(en) van die [slachtoffer] betast/gestreeld, althans
aangeraakt en/of aan die (blote) borst(en) van die [slachtoffer]
gezogen en/of gelikt en/of in de (blote) borst(en) en/of tepels van die
[slachtoffer] geknepen en/of
- een (bier)flesje, althans een voorwerp, in de vagina van die [slachtoffer]
geduwd/gebracht;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2006 tot en met 31 mei 2010 te
Surhuisterveen en/of te Buitenpost, (althans) in de gemeente Achtkarspelen,
meermalen, althans eenmaal,
met [slachtoffer] (geboren [datum]), die toen de leeftijd van twaalf
jaren maar nog niet de leeftijd van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer]
, hebbende verdachte in voornoemde periode (telkens)
- die [slachtoffer] gevingerd en/of de vagina en/of schaamstreek
betast/gestreeld, althans aangeraakt en/of
- de (blote) borst(en) van die [slachtoffer] betast/gestreeld, althans
aangeraakt en/of aan die (blote) borst(en) van die [slachtoffer]
gezogen en/of gelikt en/of in de (blote) borst(en) en/of tepels van die
[slachtoffer] geknepen en/of
- een (bier)flesje, althans een voorwerp, in de vagina van die [slachtoffer]
geduwd/gebracht;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
(Meer subsidiair)
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2005 tot en met 14 april 2014 te
Surhuisterveen en/of te Buitenpost, (althans) in de gemeente Achtkarspelen,
meermalen, althans eenmaal,
met [slachtoffer] (geboren [datum]), van wie hij, verdachte, wist
dat die [slachtoffer] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of
ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer]
niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te
maken of daartegen weerstand te bieden,
een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het
(telkens)
- betasten/strelen, althans aanraken, van de vagina en/of schaamstreek van
die [slachtoffer] en/of
- betasten/strelen, althans aanraken, van de (blote) borst(en) van die [slachtoffer]
en/of zuigen/likken aan die (blote) borst(en) van die [slachtoffer]
en/of knijpen in de tepels van die [slachtoffer];
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
(Nog meer subsidiair)
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2005 tot en met 31 mei 2012 te
Surhuisterveen en/of te Buitenpost, (althans) in de gemeente Achtkarspelen,
meermalen, althans eenmaal,
ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind en/of pleegkind en/of
aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, [slachtoffer]
, geboren op [datum], bestaande die ontucht hieruit dat hij,
verdachte, in voornoemde periode (telkens)
- die [slachtoffer] heeft gevingerd en/of de vagina en/of schaamstreek
van die [slachtoffer] heeft betast/gestreeld, althans heeft aangeraakt
en/of
- de (blote) borst(en) van die [slachtoffer] heeft betast/gestreeld,
althans heeft aangeraakt en/of aan die (blote) borst(en) van die [slachtoffer]
heeft gezogen en/of heeft gelikt en/of in de (blote) borst(en) en/of
tepels van die [slachtoffer] heeft geknepen en/of
- een (bier)flesje, althans een voorwerp, in de vagina van die [slachtoffer]
heeft geduwd/gebracht;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
(Meest subsidiair)
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2005 tot en met 31 mei 2010 te
Surhuisterveen en/of te Buitenpost, (althans) in de gemeente Achtkarspelen,
meermalen, althans eenmaal,
met [slachtoffer] (geboren [datum]), die toen de leeftijd van zestien
jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het
(telkens)
- betasten/strelen, althans aanraken, van de vagina en/of schaamstreek van
die [slachtoffer] en/of
- betasten/strelen, althans aanraken, van de (blote) borst(en) van die [slachtoffer]
en/of zuigen/likken aan die (blote) borst(en) van die [slachtoffer]
en/of knijpen in de tepels van die [slachtoffer].
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het primair ten laste gelegde en het subsidiair ten laste gelegde feit voor zover dat ziet op overtreding van artikel 244 Sr;
- veroordeling voor het subsidiair ten laste gelegde voor zover dat ziet op overtreding van artikel 245 Sr;
- oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren;
- oplegging van de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, ook indien dat inhoudt het meewerken aan een ambulante behandeling indien de reclassering dat nodig acht;
- oplegging van een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis;
- algehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij Eizinga;
- oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Beoordeling van het bewijs

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld, voorzover dat ziet op artikel 245 Sr. Hiertoe heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat een vrijspraak dient te volgen voor het primair ten laste gelegde, aangezien op grond van het dossier onvoldoende kan worden bewezen dat het slachtoffer niet of onvolkomen in staat was haar wil omtrent de seksuele handelingen te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden. Ook het subsidiair ten laste gelegde, voorzover dat ziet op artikel 244 Sr acht de officier van justitie niet bewezen, nu de verklaringen omtrent de aanvangsperiode, het incident op de bank, worden geplaatst in oktober/november 2006 en het slachtoffer toen reeds 12 jaar oud was. Wel is in de visie van de officier van justitie wettig en overtuigend te bewijzen dat sprake is geweest van seksueel binnendringen.
De raadsman heeft vrijspraak van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde bepleit. Naar de mening van de raadsman kan enkel tot een bewezenverklaring van het nog meer subsidiair ten laste gelegde, dat ziet op art. 249 Sr, worden gekomen. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat sprake is geweest van seksueel binnendringen en evenmin kan worden bewezen dat het slachtoffer niet of onvolkomen in staat was haar wil omtrent de seksuele handelingen te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.
De rechtbank overweegt het volgende.
Ten aanzien van het primair en subsidiair ten laste gelegde dient onder andere te worden vastgesteld of sprake is geweest van seksueel binnendringen bij het slachtoffer met de vinger(s) van verdachte en/of met een bierflesje. De rechtbank overweegt dat deze handelingen weliswaar door het slachtoffer worden omschreven, maar gelet op de wijze waarop het slachtoffer hierover verklaart en gelet op de stellige ontkenning van verdachte in combinatie met de ter terechtzitting afgelegde verklaring van [getuige], inhoudende dat het slachtoffer haar zou hebben verteld de handeling met het bierflesje zelf te hebben verricht, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte bij het slachtoffer handelingen heeft verricht die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het hem primair en subsidiair ten laste gelegde.
Voor een veroordeling van het meer subsidiair ten laste gelegde dient te worden bewezen dat het slachtoffer lijdende was aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil omtrent de ontuchtige handelingen, die verdachte overigens heeft bekend te hebben verricht, te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier is komen vast te staan dat het slachtoffer lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens. Uit een psychologisch onderzoeksverslag met testdatum 11 december 2009 volgt dat bij het slachtoffer op dat moment een totaal IQ van 49 wordt gemeten, waarmee ze op een matig verstandelijk beperkt niveau functioneert. Verbaal functioneert zij gemiddeld op een ontwikkelingsleeftijd van 7,2 jaar (variërend van 5,10 tot 8,2) en performaal op een leeftijd van 7,5 jaar (variërend van 6,2 tot 8,10). Een paar maanden later, testdatum 17 maart 2010, is het slachtoffer nogmaals onderzocht, met name om het sociaal-emotionele niveau te bepalen. Uit dit onderzoek volgt dat het slachtoffer sociaal functioneert op een leeftijd van ongeveer 11 jaar, maar dat haar sociale gedragingen beter passen in de categorie 7-8 jaar. Op emotioneel gebied scoort zij op het niveau van 6-7 jaar. De conclusie is dat het slachtoffer sociaal-emotioneel functioneert op een leeftijd van rond de 7 jaar, hetgeen in overeenstemming wordt bevonden met haar niveau van cognitief functioneren. Voorts zijn er diverse verklaringen, waaronder de verklaring van verdachte, waaruit kan worden afgeleid dat in ruime kring bekend was dat het slachtoffer op een veel lager niveau dan passend bij haar kalenderleeftijd functioneerde.
De rechtbank is van oordeel dat uit de omstandigheid dat het slachtoffer verstandelijk en sociaal-emotioneel op een niveau van een 7-jarige functioneerde, kan worden afgeleid dat het slachtoffer zodanig kwetsbaar was dat zij - in de interactie met verdachte - onvolkomen in staat was haar wil te bepalen. De rechtbank neemt daarbij in haar overweging mee dat naast de verstandelijke beperking van het slachtoffer sprake was van een fors verschil in leeftijd en verstandelijke vermogens tussen verdachte en het slachtoffer en dat verdachte een vaderrol ten opzichte van het slachtoffer innam. Mede gelet op die feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot het oordeel dat het slachtoffer onvolkomen in staat was haar wil omtrent de ontuchtige handelingen van verdachte te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.
Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat verdachte ook moet hebben geweten dat het slachtoffer vanwege haar verstandelijke beperking onvolkomen in staat was haar wil omtrent de ontuchtige handelingen van verdachte te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden. Verdachte heeft verklaard op de hoogte te zijn geweest van de verstandelijke beperking van het slachtoffer. Voorts moet hij hebben geweten dat er een beduidend verschil zat tussen zijn verstandelijke vermogens en die van het slachtoffer, wist hij van het leeftijdsverschil en was hij zich - gelet ook op zijn eigen verklaring - zeer bewust van de rol als vader die hij ten opzichte van haar innam.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande en op grond van de in een eventuele aanvulling op dit vonnis op te nemen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het meer subsidiair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
(Meer subsidiair)
hij in de periode van 1 juni 2005 tot en met 14 april 2014 te Surhuisterveen en te Buitenpost, (althans) in de gemeente Achtkarspelen, meermalen met [slachtoffer] (geboren [datum]), van wie hij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het
- betasten van de vagina van die [slachtoffer] en
- betasten van de (blote) borst(en) van die [slachtoffer] en zuigen aan die blote borst(en) van die [slachtoffer] en knijpen in de tepels van die [slachtoffer].
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Meer subsidiair: Met iemand van wie hij weet dat hij aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens lijdt dat hij niet of onvolkomen in staat is zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zedenmisdrijf. Meermalen gedurende een langere periode heeft hij de verstandelijk beperkte dochter van zijn toenmalige partner op diverse plaatsen van haar lichaam onzedelijk betast. Door zijn handelwijze heeft verdachte misbruik gemaakt van de kwetsbare positie waarin het slachtoffer zich ten opzichte van verdachte bevond. Hij heeft geen rekening gehouden met de ongelijkwaardige positie die, gelet op het leeftijdsverschil, de verstandelijke beperking van het slachtoffer en de omstandigheid dat hij voor het slachtoffer als een vaderfiguur fungeerde, tussen hen bestond. Verdachte heeft de lichamelijke en seksuele integriteit van het slachtoffer geschonden, hetgeen in het algemeen door slachtoffers als zeer ingrijpend wordt ervaren en voor hen nadelige psychische gevolgen van lange duur met zich kan brengen.
Over verdachte is een psychologisch rapport opgemaakt. De psycholoog heeft, afgezien van de alcoholafhankelijkheid die sinds een jaar of drie in remissie is, onvoldoende aanwijzingen gevonden voor het bestaan van een psychische stoornis bij verdachte. Weliswaar heeft verdachte kenmerken van een narcistische persoonlijkheidsstoornis, maar niet in die mate dat gesproken kan worden van een stoornis. De psycholoog acht verdachte volledig toerekeningsvatbaar en acht een behandeling in juridisch kader niet zinvol of noodzakelijk. Wel verdient het volgens de psycholoog aanbeveling om reclasseringstoezicht op te leggen bij een (deels) voorwaardelijke straf. Daarnaast is er een reclasseringsrapport uitgebracht, waarin – in afwijking van het advies van de psycholoog – wordt geadviseerd om een behandeling op te leggen. Opgemerkt wordt dat verdachte zich de rol van slachtoffer aanmeet en de verantwoordelijkheid buiten zichzelf legt. Alhoewel verdachte volgens het gebruikte onderzoekinstrument – dat overigens, zo geeft de reclassering aan, niet valide is in zedenzaken - als iemand met een matige kans op recidive wordt beoordeeld, geeft de rapporteur aan dat zij de indruk heeft dat verdachtes opvattingen over de gebeurtenissen alsmede zijn attitude ten aanzien van de omgang met en de opvoeding van kinderen een risicofactor vormen. Geadviseerd wordt om een verplicht reclasseringstoezicht, met daarbij een meldplicht en een behandelverplichting op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de reeds ondergane voorlopige hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden geboden. De rechtbank zal daaraan een proeftijd van 2 jaren verbinden, met oplegging van de meldplicht. Daarnaast zal de rechtbank bepalen dat verdachte zich zal dienen te houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook indien dit inhoudt het volgen van een ambulante behandeling. Voorts zal de rechtbank een taakstraf voor de duur van 150 uren opleggen. Deze is van een iets kortere duur dan door de officier van justitie is gevorderd, nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De benadeelde partij heeft vergoeding voor materiële schade bestaande uit reiskosten en kosten voor extra begeleiding gevorderd. Daarnaast heeft zij vergoeding voor immateriële schade gevorderd.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat de gevorderde reiskosten voor bezoeken aan het politiebureau zijn aan te merken als verplaatste schade als bedoeld in artikel 6:107 BW, nu niet is gebleken dat deze reiskosten zijn gemaakt ten behoeve van benadeelde. Gelet op de genoemde data lijkt het erop dat deze kosten in verband met het afleggen van getuigenverklaringen door de moeder en zussen van benadeelde zijn gemaakt. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit deel van de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van de gevorderde reiskosten ten behoeve van bezoeken aan het ziekenhuis is de rechtbank van oordeel dat zij over onvoldoende informatie beschikt om het verband tussen de schade en het bewezenverklaarde te kunnen beoordelen. De rechtbank zal echter niet overgaan tot schorsing van het onderzoek om dit verband alsnog te doen aantonen. Dit zal namelijk leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit deel van de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Voorts heeft de benadeelde partij schade gevorderd bestaande uit extra kosten voor begeleiding, die niet uit het persoonsgebonden budget konden worden voldaan. Ook ten aanzien van deze schadepost is de rechtbank van oordeel dat zij over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte van de geleden schade te kunnen beoordelen. De rechtbank zal echter niet overgaan tot schorsing van het onderzoek om de hoogte van die schade alsnog te doen aantonen. Dit zal namelijk leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit deel van de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Naar het oordeel van de rechtbank is wel komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht, die de rechtbank in redelijkheid en billijkheid vaststelt op € 1500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank zal de vordering dan ook tot dat bedrag toewijzen. De benadeelde partij zal voor het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij heeft daarnaast de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade gevorderd. De rechtbank zal, bij gebreke van een nadere onderbouwing of toelichting van het ontstaansmoment, uitgaan van de datum van het onderhavige vonnis, te weten 1 december 2014.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 57 en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het meer subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 216 dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 180 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij Reclassering Nederland op het adres Zoutbranderij 1 in Leeuwarden;
2. dat de veroordeelde zich zal houden aan de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens genoemde reclasseringsinstelling, ook indien dat inhoudt het volgen van een ambulante behandeling.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 150 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1500,00 (zegge: éénduizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2014.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen een bedrag van € 1500,00 (zegge: éénduizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2014 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige
niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. I.M. Dölle en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. A. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 december 2014.
w.g.
Dölle
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Dölle
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Krijger
locatie Leeuwarden,
Dijkstra

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730174-14
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 17 november 2014
Tegenwoordig:
mr. A.H.M. Dölle, voorzitter,
mr. I.M. Dölle en mr. C. Krijger, rechters, en
mr. A. Dijkstra, griffier.
Als officier van justitie is ter terechtzitting aanwezig mr. S.T. Kooistra.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op 30 maart 1956 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. K.E. Wielenga, advocaat te Leeuwarden.
Ter terechtzitting is namens de benadeelde partij tevens verschenen de heer M.H. van Maaren.
……
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 1 december 2014 te 13:00 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.