ECLI:NL:RBNNE:2014:6187

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 december 2014
Publicatiedatum
8 december 2014
Zaaknummer
18.730319-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op winkel met toepassing adolescentenstrafrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 1 december 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een gewapende overval op een winkel. De overval vond plaats op 6 februari 2014 in de gemeente Smallingerland, waarbij de verdachte, met een wit masker en gewapend met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, de kassa van de winkel bedreigde en geld heeft weggenomen. De verdachte is bijgestaan door zijn advocaat, mr. B. Delhaye, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf. Tijdens de zitting op 17 november 2014 zijn de verklaringen van de verdachte en getuigen gehoord, en zijn er proces-verbalen in het bewijs meegenomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de psychologische toestand van de verdachte. De verdachte is een zwakbegaafde jongeman met een verstoorde sociaal-emotionele ontwikkeling en lijdt aan een posttraumatische stressstoornis. Gezien zijn leeftijd en de omstandigheden waaronder het delict is gepleegd, heeft de rechtbank besloten het adolescentenstrafrecht toe te passen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 12 maanden jeugddetentie, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals ambulante behandeling en begeleiding.

Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan zowel de medewerkster van de winkel als de winkel zelf. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling afgewezen, omdat het delict is gepleegd vóór de uitspraak van de voorwaardelijke straf. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de andere rechters de zaak hebben behandeld en de beslissing hebben genomen op basis van de feiten en omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730319-14
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/003654-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 december 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 november 2014.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. Delhaye, advocaat te Heerenveen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 februari 2014
te [pleegplaats], in ieder geval in de gemeente Smallingerland,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in/uit een
winkelpand (van of in gebruik bij het [winkelbedrijf], gelegen aan of bij
[straat], aldaar), een kassalade met inhoud (te weten geld, ongeveer 334,50
euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het
[winkelbedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen een medewerkster van het [winkelbedrijf]
, te weten [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- met een wit masker voor zijn gelaat en gewapend met een (op een) vuurwapen
(gelijkend voorwerp) het winkelpand van de [winkelbedrijf] aldaar is binnengegaan
en/of (vervolgens)
- in dat winkelpand naar de aldaar aanwezige kassa is gelopen en/of
(vervolgens)
- dat (op een) vuurwapen (gelijkende voorwerp) op die [slachtoffer] (welke zich
bij die kassa bevond) heeft gericht en/of ter hoogte de borststreek van die
[slachtoffer] heeft gehouden en/of (daarbij)
- die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd -zakelijk weergegeven-: "Geld, ik
wil geld." en/of (daarbij)
- met zijn hand tegen die kassa(lade) heeft geslagen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 6 februari 2014
te [pleegplaats], in elk geval in de gemeente Smallingerland,
in een winkelpand (van of in gebruik bij het [winkelbedrijf], gelegen aan
of bij [straat], aldaar), met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld,
een medewerkerster van [winkelbedrijf], te weten [slachtoffer], heeft gedwongen
tot de afgifte van een kassalade met inhoud (te weten geld, ongeveer 334,50
euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het
[winkelbedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- met een wit masker voor zijn gelaat en gewapend met een (op een) vuurwapen
(gelijkend voorwerp) het winkelpand van de [winkelbedrijf] aldaar is binnengegaan
en/of (vervolgens)
- in dat winkelpand naar de aldaar aanwezige kassa is gelopen en/of
(vervolgens)
- dat (op een) vuurwapen (gelijkende voorwerp) op die [slachtoffer] (welke zich
bij die kassa bevond) heeft gericht en/of ter hoogte de borststreek van die
[slachtoffer] heeft gehouden en/of (daarbij)
- die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd -zakelijk weergegeven-: "Geld, ik
wil geld." en/of (daarbij)
- met zijn hand tegen die kassa(lade) heeft geslagen.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het primair ten laste gelegde;
- toepassing van het adolescentenstrafrecht;
- oplegging van 12 maanden jeugddetentie, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals omschreven in het rapport van de reclassering;
- afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de op 9 april 2014 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf;
- toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 november 2014;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02CD-2014013833-1, d.d. 6 februari 2014, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] (p. 45 e.v.);
3. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL0200-2014013833-60, d.d. 11 september 2014, inhoudende de verklaring van [getuige] ( p. 49 e.v.).

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 6 februari 2014 te [pleegplaats], in de gemeente Smallingerland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in/uit een winkelpand (van of in gebruik bij het [winkelbedrijf], gelegen aan [straat], aldaar), een kassalade met inhoud, te weten geld, 334,50 euro, toebehorende aan het [winkelbedrijf], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen een medewerkster van het [winkelbedrijf], te weten [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- met een wit masker voor zijn gelaat en gewapend met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp het winkelpand van de [winkelbedrijf] aldaar is binnengegaan en vervolgens
- in dat winkelpand naar de aldaar aanwezige kassa is gelopen en vervolgens
- dat op een vuurwapen gelijkende voorwerp op die [slachtoffer] (welke zich bij die kassa bevond) heeft gericht en ter hoogte de borststreek van die [slachtoffer] heeft gehouden en daarbij
- die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd -zakelijk weergegeven-: "Geld, ik wil geld" en daarbij
- met zijn hand tegen die kassalade heeft geslagen.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een gewapende overval op een winkel, te weten de [winkelbedrijf] te [pleegplaats]. Onder dreiging van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft hij een kassalade met inhoud weggenomen. Dergelijk gewelddadig optreden wordt door slachtoffers in het algemeen als zeer ingrijpend ervaren en heeft gewoonlijk grote nadelige psychische gevolgen. Bovendien worden gevoelens van angst en onveiligheid daardoor in de samenleving versterkt.
Verdachte is eerder met justitie in aanraking gekomen, maar niet eerder voor een geweldsdelict. In het psychologisch rapport staat onder meer het volgende. Verdachte is een zwakbegaafde jongeman wiens sociaal-emotionele ontwikkeling is verstoord vanwege ernstige traumata, waardoor hij in de loop der jaren een gedragsstoornis heeft ontwikkeld, mede omdat hij onvoldoende beschermd is geweest. Daarnaast is verdachte lijdende aan een ziekelijke stoornis, te weten een posttraumatische stress stoornis. Ten tijde van het delict was verdachte verward en ontregeld, mogelijk door de medicatie en drugs. Verdachte wordt als verminderd toerekeningsvatbaar gezien. Vanwege zijn verstoorde ontwikkeling lukt het verdachte niet om zijn leven zelfstandig vorm en inhoud te geven. Met name de ontremming en ontregeling van het gedrag, het niet adequaat kunnen hanteren en verwerken van negatieve gevoelens, evenals de primitieve coping zijn risicofactoren voor de kans op herhaling. In [verblijfplaats] is verdachte inmiddels redelijk in balans gekomen en het is belangrijk dat hij nu praktische en positieve ervaringen opdoet voor wat (vooralsnog) betreft wonen, werken/scholing en vrijetijdsbesteding. Geadviseerd wordt een traject van intensief begeleid/beschermd wonen in een 24-uurszorginstelling met betrekking tot wonen, werken, middelengebruik, vrienden en vrijetijdsbesteding en een behandeling gericht op het verwerken van traumata. Voorts zijn er in de visie van de psycholoog argumenten gelegen in de persoonlijkheid en ontwikkeling van verdachte die aanleiding geven het minderjarigenstrafrecht toe te passen. Verdachte functioneert op diverse leefgebieden op een zwakbegaafd niveau. Hij kan risico’s van het eigen handelen nauwelijks inschatten en hij kan eigen gedrag nauwelijks organiseren. Verdachte komt in het contact jonger over dan zijn kalenderleeftijd. Naast de beperkte handelingsvaardigheden is er een pedagogische component, namelijk noodzaak van externe controle en sturing, niet door een gezinssituatie, maar door een instelling voor begeleid wonen. Contra-indicaties voor het toepassen van het adolescentenstrafrecht worden niet gevonden.
In het reclasseringsadvies wordt de visie van de psycholoog onderschreven. Het advies houdt daarnaast onder meer in dat er sinds het plegen van onderhavig delict een wending is gekomen in verdachtes omstandigheden. Verdachte gebruikt geen medicatie meer en bevindt zich in een gesloten setting met een structuur waarin hij floreert en er komen beschermende factoren aan het licht. Verdachte is responsief voor begeleiding en behandeling, er zijn positieve levensdoelen en van een in de kern aanwezige pro criminele houding lijkt geen sprake. Om dit buiten detentie vast te houden en de kans op recidive zoveel mogelijk te verminderen, is een intensief hulpverleningsplan noodzakelijk. Geadviseerd wordt - onder toepassing van het adolescentenstrafrecht - de oplegging van een deels voorwaardelijke jeugddetentie, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden meldplicht, ambulante behandeling voor zijn emotioneel welzijn bij (forensische) psychiatrie en opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten in een woonvoorziening van Meesterwerk. Hierbij wordt geadviseerd het toezicht vanuit de jeugdreclassering te doen plaatsvinden.
De rechtbank kan zich met de conclusies van de psycholoog en de reclassering verenigen en neemt deze over. De rechtbank ziet - evenals de officier van justitie - in de persoonlijkheid van verdachte, te weten zijn verstandelijke vermogens en zijn gestagneerde ontwikkeling, grond om het minderjarigenstrafrecht toe te passen. Alhoewel het feit is begaan vóór de inwerkingtreding van het zogenoemde Adolescentenstrafrecht, ziet de rechtbank, onder meer gelet op het advies van de reclassering om het toezicht op te dragen aan de Jeugdreclassering, aanleiding om toepassing te geven aan de nieuwe regelgeving, nu de nieuwe wetgeving op dit punt gunstiger is voor verdachte.
Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden. De rechtbank gaat over tot de oplegging van 12 maanden jeugddetentie, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met hieraan verbonden de na te noemen bijzondere voorwaarden. De rechtbank acht het voor de voortzetting van de positieve ontwikkeling van verdachte wenselijk dat de tenuitvoerlegging plaats zal vinden in de [naam Justitiële Jeugdinrichting].

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte primair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade, inclusief de gevorderde wettelijke rente, voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen, nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Benadeelde partij

[winkelbedrijf] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder primair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen, nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 9 april 2014, gewezen door de politierechter in de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank zal, conform de ter terechtzitting door de officier van justitie geformuleerde eis, de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen, nu het door verdachte begane strafbare feit is begaan vóór de uitspraak waarbij de voorwaardelijke straf is opgelegd.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 63, 77g, 77i, 77v, 77y, 77gg, en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank heeft voorts gelet op de artikelen 77a, 77c, 77x, 77z en 77aa van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen thans gelden.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een jeugddetentie voor de duur van 12 maanden.
Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich bij het ingaan van de proeftijd meldt bij de afdeling Jeugdreclassering van Bureau Jeugdzorg, adres Klompmakerstraat 2a te Assen, en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als Bureau Jeugdzorg noodzakelijk acht.
- dat de veroordeelde zich voor zijn emotioneel welzijn onder behandeling zal stellen bij (forensische) Psychiatrie - Accare/FJP of soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de jeugdreclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- dat de veroordeelde in een woonvoorziening van Meesterwerk of soortgelijke instelling/woonvoorziening gericht op wonen, begeleiden en dagbesteding, zulks ter beoordeling van de jeugdreclassering, zal verblijven en zich zal houden aan het
(dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de jeugdreclassering heeft opgesteld, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.
Draagt de afdeling Jeugdreclassering van Bureau Jeugdzorg op toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Adviseert de hierboven opgelegde jeugddetentie ten uitvoer te leggen in de [naam Justitiële Jeugdinrichting].
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1531,97 (zegge: éénduizend vijfhonderdeenendertig euro en zevenennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2014.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen een bedrag van € 1531,97 (zegge: éénduizend vijfhonderdeenendertig euro en zevenennegentig), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2014, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 25 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 531,97 aan materiële schade en
€ 1000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd dat indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [winkelbedrijf] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1637,90 (zegge: éénduizend zeshonderdzevenendertig euro en negentig eurocent).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [winkelbedrijf], te betalen een bedrag van € 1637,90 (zegge: éénduizend zeshonderdzevenendertig euro en negentig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 26 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [winkelbedrijf], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
18/003654-14:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden,
d.d. 9 april 2014.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. I.M. Dölle en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. A. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 december 2014.
Mr. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Dölle
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Dölle
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Dijkstra
locatie Leeuwarden,

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730319-14
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/003654-14
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 17 november 2014
Tegenwoordig:
mr. A.H.M. Dölle, voorzitter,
mr. I.M. Dölle en mr. C. Krijger, rechters, en
mr. A. Dijkstra, griffier.
Als officier van justitie is ter terechtzitting aanwezig mr. R.G. de Graaf.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De voorzitter belast de oudste rechter met de leiding van het onderzoek.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de oudste rechter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in [verblijfplaats]
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. B. Delhaye, advocaat te Heerenveen.
Ter terechtzitting is tevens verschenen mevrouw Van der Does van slachtofferhulp. Zij heeft de vordering van benadeelde partij van [slachtoffer] toegelicht en heeft tevens de schriftelijke slachtofferverklaring voorgedragen. Voorts is namens [winkelbedrijf] [vertegenwoordiger] verschenen om de vordering van de benadeelde partij toe te lichten.
……
De oudste rechter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 1 december 2014 te 13:00 uur.
Verdachte doet afstand van zijn recht bij de uitspraak van het vonnis aanwezig te zijn.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.