ECLI:NL:RBNNE:2014:6188

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 december 2014
Publicatiedatum
8 december 2014
Zaaknummer
18.730326-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake handel in cocaïne en poging tot afpersing

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 1 december 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van handel in cocaïne en poging tot afpersing. De verdachte, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], was ten tijde van de zitting gedetineerd in PI Leeuwarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tussen 25 september 2013 en 14 oktober 2013 opzettelijk cocaïne heeft verkocht en afgeleverd in Leeuwarden. Daarnaast heeft de verdachte op 9 januari 2014 geprobeerd om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onder bedreiging van geweld te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 2.000 euro. De rechtbank heeft de verklaringen van de verbalisanten en de slachtoffers als bewijs gebruikt en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De rechtbank heeft ook de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag van € 180,00 aan de verdachte gelast, omdat niet bewezen kon worden dat dit bedrag afkomstig was uit een strafbaar feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter de jongste rechter belastte met de leiding van het onderzoek. De verdachte was aanwezig bij de zitting, maar heeft afstand gedaan van zijn recht om bij de uitspraak aanwezig te zijn.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730326-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 december 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te Leeuwarden,
thans gedetineerd in PI Leeuwarden te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 november 2014.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. Albayrak, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij (op verschillende data en/of tijdstippen) in of omstreeks de periode van
25 september 2013 tot en met 21 augustus 2014 te Leeuwarden,
(telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of
vervoerd, (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende
cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die
wet.
2.
hij op of omstreeks 9 januari 2014, in de gemeente Tytsjerksteradiel, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om
zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte
van een geldbedrag (van 2.000 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte,
en welk geweld of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij,
verdachte,
op (zeer) dwingende en/of agressieve en/of schreeuwende wijze, althans (zeer)
dreigend, tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij 2.000 euro
wilde hebben en dat die [slachtoffer 1] dat geld voor 15.00 uur bij elkaar moest
hebben omdat hij dan terug zou komen en eventueel de nodige mannen/mannetjes
mee zou nemen en/of dreigend tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat zij zich er
niet mee moest bemoeien anders zou hij haar klappen geven, althans (telkens)
woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
De rechtbank zal – in tegenstelling tot hetgeen de officier van justitie heeft gevorderd – als pleegplaats van het onder 1 ten laste gelegde feit niet inlezen de gemeente Tytsjerksteradiel, aangezien het niet in de tenlastelegging opnemen van deze pleegplaats naar het oordeel van de rechtbank niet als kennelijke misslag is aan te merken die de rechtbank zonder een vordering tot wijziging van de tenlastelegging kan verbeteren.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden;
- oplegging van de maatregel genoemd in artikel 38v Sr, bestaande uit het omgevingsverbod voor het “[straat 1]-gebied” voor de duur van 2 jaren, met vervangende hechtenis voor de duur van 2 weken voor iedere overtreding en dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel;
- verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 180,00.

Beoordeling van het bewijs

De raadsman heeft vrijspraak van beide ten laste gelegde feiten bepleit. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat aan de waarneming van de verbalisanten omtrent de aanwezigheid van verdachte dient te worden getwijfeld, nu de observaties niet geverifieerd kunnen worden. Daarnaast heeft de raadsman naar voren gebracht dat in de verklaringen van de afgevangen gebruikers diverse onduidelijkheden en onjuistheden voorkomen. Aangezien de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] over handel buiten Leeuwarden gaan, kunnen deze verklaringen niet voor het bewijs van het onder 1 ten laste gelegde feit worden gebezigd. Ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde poging tot afpersing heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte weliswaar ter plaatse is geweest, maar dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat hij bedreigingen heeft geuit. Voorts was er bij verdachte, die wilde dat een bestaande schuld werd ingelost, geen sprake van het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling.
De rechtbank overweegt het volgende. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen reden om te twijfelen aan de op ambtseed of -belofte opgemaakte verklaringen van de diverse verbalisanten omtrent hun waarneming van de aanwezigheid van verdachte in het [gebied]. De verbalisanten relateren dat zij verdachte ambtshalve kennen, terwijl verdachte heeft verklaard dat hij in die periode op diverse data in het [gebied] aanwezig was. Voorts komen de signalementen – voor zover de rechtbank deze voor het bewijs zal bezigen – overeen met het signalement van verdachte. De rechtbank acht op grond van nader te noemen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op diverse data gelegen in de periode van 25 september 2013 tot en met 14 oktober 2013 cocaïne heeft verhandeld.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte aan de gebruikers [gebruiker 1], [gebruiker 2] en [gebruiker 3] cocaïne heeft verhandeld, nu er bij gebruiker [gebruiker 1] sprake is van een onduidelijk signalement, het onder [gebruiker 2] inbeslaggenomen bolletje niet is onderzocht op de aanwezigheid van cocaïne, terwijl genoemde gebruiker evenmin kan verklaren over de uitwerking van de stof. In het geval van gebruiker [gebruiker 3] kan op grond van het dossier met onvoldoende zekerheid worden vastgesteld dat deze persoon van verdachte heeft afgenomen. De rechtbank merkt voorts op dat ten aanzien van de gebruikers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] weliswaar kan worden bewezen dat verdachte aan hen cocaïne heeft verkocht en afgeleverd, echter niet is gebleken dat dit feit in Leeuwarden is gepleegd, zodat de rechtbank deze verklaringen evenmin voor het bewijs van het onder 1 ten laste gelegde feit zal bezigen.
Met betrekking tot de onder 2 ten laste gelegde poging tot afpersing overweegt de rechtbank het volgende. Uit de nader te noemen bewijsmiddelen volgt dat verdachte zich richting het chalet van aangever [slachtoffer 1] en zijn vriendin [slachtoffer 2] heeft begeven om een geldbedrag te verkrijgen. Hierbij heeft hij zich bediend van geschreeuw en heeft hij bedreigingen geuit, in die zin dat er klappen zouden vallen en dat andere personen zouden komen om het geld te halen. Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling door bedreiging met geweld heeft gepoogd te dwingen tot afgifte van een geldbedrag. Daaraan doet niet af dat verdachte mogelijk meende recht te hebben op het betreffende geldbedrag, nu verdachte moet hebben beseft dat hij door zijn handelwijze de grenzen van het maatschappelijk betamelijke verre overschreed (HR 9 februari 1971, NJ 1972/1).
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder weergegeven. Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 17 november 2014 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vanaf juli 2013 verbleef ik in Leeuwarden. Ik word wel eens [alias verdachte] (fonetisch) genoemd. Ik gebruik zelf wel drugs. Ik bevond mij op 26 september 2013 in het [gebied] dus de politie kan mij gezien hebben. Ik kwam wel vaker in het [gebied].
Op 9 januari 2014 kwam ik geld halen bij [slachtoffer 1]. Ik heb hem aangesproken en gezegd dat hij moest betalen; anders zou ik de jongen daar laten komen. Een politieman heeft naar mijn telefoon gebeld.
2. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer 2013090728, gesloten op 25 september 2014, bestaande uit diverse geschriften, waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PLO2GL 2013090728-5, d.d. 26 september 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn bevindingen (p. 76 e.v.):
Op woensdag 25 september 2013 omstreeks 11:00 uur waren wij medewerkers van het
Drugs Overlast Team (DOT) bezig met een actie op en rond de [straat 1] en de [straat 2]
te Leeuwarden in verband met de overlast van gebruikers en dealers van harddrugs.
Omstreeks 11:00 uur heb ik verbalisant post gevat en had ik goed zicht op en rond de [straat 1] en de [straat 2] te Leeuwarden. Ik had de beschikking over een verrekijker en fotocamera. Omstreeks 13:40 uur zag ik de mij bekende harddrugsgebruiker [gebruiker 4] lopen. Ik zag dat [gebruiker 4] in de richting van de [straat 1] liep. Op de [straat 2] zag ik dat hij contact maakte met [verdachte] die voor het gebouw van Zienn stond. Ik zag vervolgens dat zij samen de [straat 1] opliepen en in de richting van de [straat 3] liepen. Na een paar tellen zag ik dat [verdachte] weer terug kwam en weer voor Zienn op de [straat 2] ging staan. Ik zag dat [gebruiker 4] uit de [straat 3] kwam aan de kant van het [straat 4] en weer onder de brug ging staan. Ongeveer 10 minuten later zag ik dat [gebruiker 4] weer onder de brug vandaan kwam en weer in de richting van de [straat 1] liep. Hij maakte weer contact met [verdachte] die nog steeds op de [straat 2] stond voor het gebouw van Zienn. Ik zag dat zij samen weer de [straat 1] opliepen in de richting van de [straat 3]. [verdachte] komt na een paar tellen weer de [straat 2] oplopen en gaat weer voor het gebouw van Zienn staan. Ik verbalisant, heb via de portofoon mijn bevindingen doorgegeven aan de andere collega’s die in de omgeving stonden. Collega Nijholt zag [gebruiker 4] uit de [straat 3] komen en heeft hem daar staande gehouden. Van hem is een verklaring opgenomen. Hij had twee bolletjes wit (cocaïne) bij zich. [verdachte] droeg een zwarte jas met bruine stiksels en een blauwe spijkerbroek, had kort zwart haar en droeg twee oorbellen.
Verdachte : [verdachte] (man), geboren op [geboortedatum] te Curaçao in Nederlandse Antillen
2.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PLO2GL 2013090728-7, d.d. 25 september 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van[gebruiker 4] (p. 80 e.v.):
Ik ben ongeveer 30 jaar verslaafd aan de harddrugs. Ik gebruik 5 keer per week. Ik gebruik dan cocaïne. Ik koop af en toe mijn drugs op de [straat 1] te Leeuwarden. Zo ook vandaag. Op woensdag 25 september 2013, omstreeks 13:45 uur, liep ik naar de [straat 1]. Ik wilde daar drugs kopen. Ik ben toen met een jongen de steeg in gelopen en heb daar drugs van hem gekocht. Ik kocht 2 bolletjes wit, cocaïne. Ik heb vanmorgen, omstreeks 12:30 uur, ook cocaïne van hem gekocht. De drugs die van die jongen gekocht heb, zijn van een goede kwaliteit en hebben op mij de gewenste uitwerking. Van die jongen kan ik het volgende signalement geven: Het is een jongen met een zwarte huidskleur. Hij heeft kort zwart haar. Volgens mij is hij nieuw in Leeuwarden.
2.3.
een kennisgeving van inbeslagneming, nummer PL02GL 2013090728-6, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 18 e.v.):
Inbeslagneming
Plaats : [straat 4], Leeuwarden
Datum en tijd : 25 september 2013
Beslagene : [gebruiker 4]
Goednummer : PL02GL-2013090728-1530405
Bijzonderheden : 2 bolletjes, vermoedelijk cocaïne.
2.4.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PLO2GL 2013090728-10, d.d. 9 oktober 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als bevindingen (p. 20 e.v.):
Op 7 oktober 2013 te 14.46 uur werden door mij, verbalisant, de vermoedelijk verdovende middelen getest.
Waarnemingen en bevindingen
Goednummer : PLO2GL-2013090728-1530405
Omschrijving : 2 bolletjes met wit poeder
SIN : AAGP0530NL
Het bovenstaande goed werd getest met de MMC Cocaïne/Crack test
positief/negatief : positief op cocaïne
Het bovengenoemde goed wordt als monster naar het NFI verzonden.
2.5.
Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie, zaaknummer 2013.10.14.053 (aanvraag 001), d.d. 22 oktober 2013 opgemaakt door Ing. P.H. Walinga, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn/haar verklaring (p. 24 e.v.):
Kenmerk Omschrijving Conclusie
AAGP0530NL volgens opgave 0,18 gram, crèmekleurig bevat cocaïne
Poeder en brokjes in een gripzakje
2.6.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0200-2013090728-59, d.d. 23 september 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn bevindingen (p. 83 e.v.):
Op donderdag 26 september 2013, omstreeks 13:52 uur, hield ik mij op in de omgeving
van de [straat 1]. Ik hield toezicht op personen in verband met de overlast aldaar. Ik zag een voor mij ambtshalve bekende persoon op de [straat 1] staan namelijk verdachte [verdachte]. Hij was gekleed in een blauwe jas en droeg een pet op zijn hoofd. De locatie waar hij zich bevond staat bekend als ontmoetingsplaats tussen gebruikers en verkopers van harddrugs. Ik zag de mij ambtshalve bekende persoon [gebruiker 5] contact zoeken met verdachte [verdachte]. Het is mij ambtshalve bekend dat [gebruiker 5] een gebruiker van harddrugs is. Ik zag dat verdachte [verdachte] en [gebruiker 5] elkaar wat gaven. Gezien de locatie en de mij ambtshalve bekende personen, had ik het vermoeden dat er een overdracht van harddrugs had plaatsgevonden. Via de portofoon gaf ik mijn vermoeden door aan verbalisant Nijholt. Tevens gaf ik door dat [gebruiker 5] was weggefietst richting het [straat 4].
Getuige : [gebruiker 5] (man), geboren op 30 november 1951 te Heerlen
Verdachte : : [verdachte] (man), geboren op [geboortedatum] te Curaçao in Nederlandse Antillen
2.7.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02GL 2013090728-8, d.d. 26 september 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [gebruiker 5] (p. 85 e.v.):
Ik gebruik al sinds 1970 verdovende middelen. Ik gebruik regelmatig cocaïne. Vandaag donderdag 26 september 2013, omstreeks 14:45 uur ben ik naar de kop van de [straat 1] gegaan. Ik weet dat daar de dealers staan. Er stond een Antilliaanse man die een blauwe jas en een lichtkleurige broek droeg. Deze jongen met de blauwe jas aan kwam naar mij toe. Ik vroeg deze Antilliaan of hij een bolletje wit voor mij had. Ik gaf hem vervolgens een tientje en ik kreeg een bolletje van hem. Ik heb gisteren ook een bolletje wit van hem gekocht voor een tientje. De drugs die hij verkoopt is goed spul. Ik weet dat hij hier nog niet zolang is. Ik kan hem als volgt omschrijven: Antilliaanse man, ongeveer 30 jaar oud, kort zwart kroeshaar en geen gouden tanden terwijl de meesten dat wel hebben, droeg een blauwe jas en een lichtblauw/grijze broek.
2.8.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02GL 2013090728-20, d.d. 15 oktober 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn bevindingen (p. 95):
Op maandag 14 oktober 2013 omstreeks 13:30 uur heb ik verbalisant samen met de
medewerkers van het Drugs Overlast Team (DOT) Leeuwarden een actie gehad op en in de
omgeving van de [straat 1], [straat 5] en de [straat 2] te Leeuwarden in verband met
de overlast van dealers en gebruikers van harddrugs. Ik had post gevat in de omgeving van de [straat 1] en had zicht op de [straat 1], een gedeelte van het [straat 5] en de [straat 2] te Leeuwarden. Op 14 oktober 2013 omstreeks 15:25 uur zag ik de mij ambtshalve bekende [verdachte] staan op de [straat 2] te Leeuwarden. [verdachte] ging deze dag gekleed in een blauwe jas met capuchon. Hij heeft kort zwart haar en droeg een beige trainingsbroek met blauw/witte schoenen. [verdachte] liep wat heen en weer over de [straat 2] en de [straat 1] te Leeuwarden. Op 14 oktober 2013, omstreeks 15:25 uur kwam een mij onbekende man op de fiets naar de stille zijde van de [straat 1], komende vanaf de [straat 2] te Leeuwarden. De man met een licht getint uiterlijk droeg een grijze jas en had kort zwart haar. De man verplaatste zich op een mountainbike en droeg aan de fiets een plastic wit doorzichtige tas. De man maakte contact met enkele daar in de omgeving van de [straat 2] staande Antillianen. Even later fietste de man door over de [straat 1] en fietste vervolgens de [straat 3] te Leeuwarden in. Meteen daarop liep de eerder genoemde [verdachte] hem achterna. Ik heb meteen mijn bevindingen via de portofoon doorgegeven, met het signalement van de man op de fiets, aan de in de omgeving surveillerende collega’s. Enkele ogenblikken later zag ik genoemde [verdachte] weer vanuit de [straat 3] terug komen waarna hij weer terug liep naar de [straat 2]. De man op de fiets kwam de [straat 3] uit en bleef nog wat in de omgeving van de [straat 3] en [straat 1] staan. Via de portofoon hoorde ik even later dat de man staande was gehouden. De man in de grijze jas was, zo bleek later, genaamd [gebruiker 6].
2.9.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02GL 2013090728-19, d.d. 14 oktober 2013, opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [gebruiker 6] (p. 98):
Ik kwam vandaag, maandag 14 oktober 2013, op de [straat 1] te Leeuwarden. Ik heb daar
een bolletje cocaïne van een donker getinte dealer gekocht. De dealer droeg een grijze joggingbroek. Ik koop de harddrugs bij deze dealer omdat ik weet dat hij goeie harddrugs verkoopt. De cocaïne heeft het gewenste effect op mij. Ik koop nu al drie a vier maanden harddrugs van deze dealer. Ik heb het bolletje cocaïne welke ik vandaag van de dealer heb gekocht afgegeven aan de politie.
2.10.
een kennisgeving van inbeslagneming, nummer PL02GL 2013090728-17, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 34 e.v.):
Inbeslagneming
Plaats : Kruisstraat, Leeuwarden
Datum en tijd : 14 oktober 2013 te 15.35 uur
Beslagene : [gebruiker 6]
Goednummer : PL02GL-2013090728-1533927
Bijzonderheden : cocaïne in basepijp.
2.11.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02N3 2013090728-22, d.d. 1 november 2013, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als bevindingen (p. 36 e.v.):
Op 29 oktober 20137 oktober 2013 werden door mij, verbalisant Scheper, de vermoedelijk verdovende middelen getest.
Waarnemingen en bevindingen
Goednummer : PLO2GL-2013090728-153927
Omschrijving : een gripzakje met een loodkleurig (base)pijpje met mondstuk, voorzien van een zilverpapiertje met gaatjes, inhoud fijn korrelig poeder
SIN : AAGP1190NL
Het bovenstaande goed werd getest met de MMC Cocaïne/Crack test
positief/negatief : positief op cocaïne
Het bovengenoemde goed wordt als monster naar het NFI verzonden.
2.12.
Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie, zaaknummer 2013.10.14.053 (aanvraag 003), d.d. 8 november 2013 opgemaakt door Ing. A.G.A. Sprong, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn/haar verklaring (p. 40 e.v.):
Resultaten en conclusie
Kenmerk Omschrijving Conclusie
AAGP1190NL volgens opgave 0,056 gram, crèmekleurig en bevat cocaïne
zwart poeder in een gripzakje
2.13.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02R2-2014003542-1, d.d. 9 januari 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 1] (p. 155 e.v.):
Ik wens aangifte te doen van bedreiging door een drugsdealer uit Leeuwarden. Ik ben
vanmiddag, 9 januari 2014, omstreeks 12.00 uur, te Noardburgum, binnen de gemeente Tytsjerksteradiel, door ene [alias verdachte] ernstig bedreigd. [alias verdachte] is de dealer van mij en mijn vriendin [slachtoffer 2]. Wij wonen op dit moment samen in een chalet op [camping]. Vanmiddag kwam [alias verdachte] met de boodschap dat hij nog eens 2000 euro van ons wilde hebben en dat wij voor 15.00 uur het geld bij elkaar moesten hebben, omdat hij dan terug zou komen en eventueel de nodige mannetjes mee zou nemen. Ik voelde mij ernstig bedreigd door deze [alias verdachte]. Mijn vriendin [slachtoffer 2] is om die reden naar het chalet van mijn moeder gevlucht en mijn moeder is toen bij ons in het chalet gekomen. Ook tegen mijn moeder heeft hij zich toen zo uitgelaten dat er betaald moest worden. Om die reden zijn wij met ons drieën naar het bureau gekomen omdat wij ons ernstig zorgen maken. U toonde mij zojuist een foto. Dit is voor 100 % de [alias verdachte] die ons vanmiddag heeft bedreigd.
2.14.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02R2-2014003542-2, d.d. 9 januari 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 2] (p. 157 e.v.):
Ik wens aangifte te doen van bedreiging door mijn drugsdealer, genaamd [alias verdachte]. [alias verdachte]
herken ik van de foto die u mij zojuist toonde. [alias verdachte] is een Antilliaan uit Leeuwarden. Ik woon sinds een paar maanden bij mijn vriend [slachtoffer 1] in een chalet op [camping] in Noardburgum. Vanmiddag, 9 januari 2014, omstreeks 12.00 uur, kwam [alias verdachte] weer bij onze chalet. Hij wilde toen 2000 euro van [slachtoffer 1] hebben. Ik ben toen meteen naar de moeder van [slachtoffer 1] gelopen. We hadden dit met haar afgesproken wanneer [alias verdachte] terug zou komen. [alias verdachte] dreigde vanmiddag weer om mij klappen te geven. Dit gebeurde ook in het bijzijn van de moeder van [slachtoffer 1].
2.15.
een ambtsedig proces-verbaal, PL02R2-2014003542-3, d.d. 9 januari 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van Hillechien Gepke Scheper (p. 159 e.v.):
Ik wens aangifte te doen van bedreiging door ene [alias verdachte]. U toonde mij zojuist een foto. Dit is een foto van de door mij genoemde [alias verdachte]. Vanmiddag, donderdag, 9 januari omstreeks 12.00 uur kwam [slachtoffer 2] mijn chalet binnen. Ik zag en hoorde dat [slachtoffer 2] in paniek was. Ik hoorde haar met overslaande stem zeggen dat [alias verdachte] er was. Ik ben toen meteen met [slachtoffer 2] meegegaan naar hun chalet. Voordat ik naar binnen ging heb ik even aan de deur geluisterd. Ik hoorde die [alias verdachte] met schreeuwende stem zeggen dat hij geld wilde en dat hij anders mannen mee zou nemen. Ik vond het erg intimiderend de manier waarop [alias verdachte] sprak. Toen wij naar binnen gingen hoorde ik dat [slachtoffer 2] op [alias verdachte] reageerde. Ik hoorde dat [alias verdachte] tegen [slachtoffer 2] zei dat zij zich er niet mee moest bemoeien omdat ze anders klappen zou
krijgen. Ik heb [alias verdachte] toen ter verantwoording geroepen. Ik vroeg hem rustig te blijven en in rustige bewoordingen te vertellen wat er aan de hand was. Ik merkte dat hij niet voor rede vatbaar was en heb hem toen gemaand om mee naar buiten te gaan. Hij is toen met mij meegelopen en wij zijn mijn chalet ingegaan. Hij bleef echter tekeer gaan tegen mij. Ik hoorde dat [alias verdachte] sprak over het feit dat die mannen 2000 euro van hem moesten hebben. Hij heeft toen gezegd dat wanneer [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] er bij een volgende keer niet zouden zijn voor het geld dat hij dan bij mij zou komen. Ik zag en hoorde dat hij daarbij met een vuist op mijn eettafel sloeg. Ik ben bang voor deze [alias verdachte].
2.16.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02GL-2013090728-45, d.d. 23 augustus 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte (p. 163 e.v.):
Ik ken [slachtoffer 1]. Ik ben bij [slachtoffer 1] geweest. Ik wilde mijn geld hebben. Ik moest ook mensen betalen. Ik heb tegen [slachtoffer 2] gezegd dat zij haar mond moest houden. Mijn naam is [verdachte]. Misschien korten ze het af naar [alias verdachte].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op verschillende data en tijdstippen in de periode van 25 september 2013 tot en met 14 oktober 2013 te Leeuwarden, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 9 januari 2014 in de gemeente Tytsjerksteradiel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 2.000 euro, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, op zeer dwingende en agressieve en schreeuwende wijze, tegen die [slachtoffer 1] en tegen [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij 2.000 euro wilde hebben en dat die [slachtoffer 1] dat geld voor 15.00 uur bij elkaar moest hebben omdat hij dan terug zou komen en eventueel de nodige mannen/mannetjes mee zou nemen en dreigend tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat zij zich er niet mee moest bemoeien anders zou hij haar klappen geven, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1.Ten aanzien van het bewezenverklaarde verkopen en afleveren:
de voortgezette handeling van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
2. Poging tot afpersing.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan handel in cocaïne. De handel in harddrugs brengt gezondheidsgevaren voor gebruikers met zich, terwijl het gebruik zelf veelal door diefstal of ander crimineel handelen wordt bekostigd, waardoor de samenleving aanzienlijke schade wordt toegebracht. Daarnaast brengt het verhandelen van verdovende middelen op straat veelal overlast met zich en kan dit een gevoel van onveiligheid oproepen bij buurtbewoners. Verdachte heeft hier door zijn handelen aan bijgedragen, kennelijk enkel met het oog op eigen financieel gewin. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing. Ook met dit handelen heeft verdachte enkel oog gehad voor zijn eigen belangen en heeft hij zich op geen enkele manier bekommerd om de gevoelens van de slachtoffers, die het handelen van de verdachte als bedreigend hebben ervaren.
Uit het verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte, die sinds 2011 in Nederland verblijft, reeds eerder is veroordeeld wegens overtreding van de Opiumwet. Ook heeft hij zich recentelijk schuldig gemaakt aan bedreiging en mishandeling. Uit het reclasseringsrapport komen geen contra-indicaties voor het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf naar voren.
De ernst van de feiten brengt de rechtbank tot de conclusie dat een gevangenisstraf van enige duur op zijn plaats is. Aangezien de rechtbank uitgaat van handel in harddrugs gedurende een kortere periode dan door de officier van justitie is aangenomen, zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Voorts zal de rechtbank vanwege deze omstandigheid afzien van het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel zoals genoemd in artikel 38v Sr. Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden passend en geboden.

Inbeslaggenomen goederen

De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring van het op 21 augustus 2014 inbeslaggenomen geldbedrag van € 180,00 gevorderd. Nu de rechtbank niet bewezen acht dat verdachte op of omstreeks voornoemde datum in cocaïne heeft gehandeld, kan niet worden bewezen dat het geldbedrag afkomstig is uit de baten van een strafbaar feit, zodat dit geldbedrag aan verdachte dient te worden teruggegeven.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45, 56, 57, 63 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 180,00.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. I.M. Dölle en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. A. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 december 2014.
Mr. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Dölle
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Dölle
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Dijkstra
locatie Leeuwarden,

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730326-14
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 17 november 2014
Tegenwoordig:
mr. A.H.M. Dölle, voorzitter,
mr. I.M. Dölle en mr. C. Krijger, rechters, en
mr. A. Dijkstra, griffier.
Als officier van justitie is ter terechtzitting aanwezig mr. R.G. de Graaf.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De voorzitter belast de jongste rechter met de leiding van het onderzoek.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de jongste rechter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te Leeuwarden,
thans gedetineerd in PI Leeuwarden te Leeuwarden.
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. E. Albayrak, advocaat te Leeuwarden.
De officier van justitie deelt mede voornemens te zijn een vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
……
De jongste rechter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 1 december 2014 te 13:00 uur.
Verdachte doet afstand van zijn recht bij de uitspraak van het vonnis aanwezig te zijn.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.