ECLI:NL:RBNNE:2014:6208

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 december 2014
Publicatiedatum
9 december 2014
Zaaknummer
18.930116-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • H.H.A. Fransen
  • M. van der Veen
  • S. Zwerwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen gepleegd door een volwassen man met zijn stiefdochter

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 9 december 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met zijn stiefdochter. De verdachte, die op dat moment 10 of 11 jaar oud was, heeft in de periode tussen 1 september 2005 en 31 december 2006 in Hoogeveen meerdere ontuchtige handelingen gepleegd. De tenlastelegging omvatte onder andere het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer en het betasten van haar geslachtsdelen. Tijdens de zitting op 25 november 2014 heeft de verdachte ontkend de handelingen te hebben verricht, terwijl het slachtoffer drie incidenten heeft beschreven. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de handelingen die onder feit 1 primair en feit 2 waren tenlastegelegd, en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken.

De rechtbank heeft echter wel bewezen geacht dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit heeft gepleegd, namelijk het verrichten van ontuchtige handelingen met zijn stiefdochter die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt. De rechtbank heeft de verdachte strafbaar geacht, omdat er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig waren. In de strafmotivering heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, en de gevolgen voor het slachtoffer. De rechtbank heeft een onvoorwaardelijke werkstraf van 140 uren opgelegd, alsook een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 29 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft de verdachte ook vrijgesproken van de overige tenlastegelegde feiten, omdat deze niet bewezen konden worden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.930116-14
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 09 december 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 25 november 2014.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. K.B. Spoelstra, advocaat te Groningen.

Tenlastelegging

De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1. hij in of omstreeks de periode tussen 01 september 2005 en 31 december 2006 te Hoogeveen, met [slachtoffer 1], geboren op [slachtoffer 2], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, meermaals, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte
- met zijn hand en/of vingers de clitoris en/of schaamlippen van die [slachtoffer 1] betast en/of gestimuleerd en/of gewreven,
- met zijn tong en/of mond de clitoris van die [slachtoffer 1] gelikt en/of gestimuleerd;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij in of omstreeks de periode tussen 1 september 2005 en 31 december 2006 te Hoogeveen, met [slachtoffer 1], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, hebbende verdachte
- met zijn hand en/of vingers de clitoris en/of schaamlippen van die [slachtoffer 1] betast en/of gestimuleerd en/of over haar clitoris en/of schaamlippen gewreven, althans over haar vagina gewreven,
- met zijn tong en/of mond de clitoris van die [slachtoffer 1] gelikt en/of gestimuleerd;
2. hij in of omstreeks de periode tussen 01 september 2005 en 31 december 2006 te Hoogeveen, met [slachtoffer 1], geboren op [slachtoffer 2], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, meermaals, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit:
- het betasten en/of masseren van de (ontblote) borsten van die [slachtoffer 1],
- het laten voelen van zijn (harde) penis aan die [slachtoffer 1];

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. A.M. de Vries acht hetgeen onder 1 primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
 een gevangenisstraf van 60 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 59 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden;
140 uren werkstraf subsidiair 70 dagen hechtenis.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak

Verdachte heeft met betrekking tot de handelingen die onder feit 1 primair en feit 2 tenlaste zijn gelegd, verklaard dat hij die handelingen niet heeft verricht.
Aangeefster heeft drie incidenten beschreven en verdachte heeft van twee incidenten het ontuchtige karakter daaraan gemotiveerd bestreden.
In het dossier zijn -behoudens de verklaring van aangeefster- geen aanknopingspunten te vinden die de verklaring van verdachte weerspreken. Dit brengt met zich mee dat geen bewezenverklaring kan volgen voor het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde omdat het wettige bewijs daarvoor ontbreekt zodat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsmotivering

Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen te weten:
- een proces-verbaal van aangifte d.d. 8 januari 2014 [1] , inhoudende te verklaring van [slachtoffer 1];
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd op de openbare terechtzitting van 25 november 2014.

Hetgeen de rechtbank bewezen acht

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in of omstreeks de periode tussen 1 september 2005 en 31 december 2006 te Hoogeveen, met [slachtoffer 1], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd, hebbende verdachte met zijn hand of vingers over de vagina van die [slachtoffer 1] gewreven;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificatie

Het onder 1 subsidiair bewezen geachte levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen,
strafbaar gesteld bij artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank heeft bewezen geacht dat verdachte bij zijn stiefdochter die destijds 10 of 11 jaar was een ontuchtige handeling heeft gepleegd.
De rechtbank verwijt verdachte dat hij als volwassen man, in een situatie waarin het slachtoffer zich veilig mocht voelen haar op die wijze heeft bejegend. Door zo te handelen heeft verdachte een sociaal ethische norm overschreden en heeft hij inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Verdachte heeft zich daarbij niet bekommerd over de mogelijke psychische gevolgen voor het slachtoffer. Dat die gevolgen er zijn blijkt uit hetgeen het slachtoffer daarover heeft vermeld op het voegingsformulier en uit haar verklaring die zij bij de politie heeft afgelegd.
Aangaande de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de aard en ernst van het bewezen verklaarde, met de omstandigheden waaronder dit is begaan en met hetgeen de rechtbank uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 04 november 2014 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft eveneens acht geslagen op het reclasseringsrapport d.d. 14 november 2014.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke werkstraf geboden en passend is. Daarnaast zal de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke straf geen bijzondere voorwaarden verbinden nu het reclasseringsrapport daartoe onvoldoende aanknopingspunten biedt.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en 2 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot:
 een gevangenisstraf voor de duur van
30 dagenwaarvan een gedeelte groot
29 dagenvoorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoer-gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
 een taakstraf bestaande uit
140 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van
70 dagenzal worden toegepast;
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter en mr. M. van der Veen en mr. S. Zwerwer, rechters in tegenwoordigheid van D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 09 december 2014, zijnde mr. Van der Veen buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.pag. 21 van het dossier