In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 9 december 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van witwassen en het opzettelijk nalaten van het verstrekken van benodigde gegevens in het kader van de Wet Werk en Bijstand. De verdachte werd bijgestaan door haar advocaat, mr. A.C. van der Hulst, en het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 25 november 2014. De tenlastelegging omvatte onder andere het verbergen van de herkomst van een geldbedrag van 34.310 euro en het verwerven van een personenauto, terwijl de verdachte wist dat deze goederen afkomstig waren uit een misdrijf. Daarnaast werd de verdachte verweten dat zij opzettelijk had nagelaten om tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan de gemeente De Wolden, wat kon leiden tot bevoordeling van zichzelf of een ander.
De officier van justitie, mr. N. Mook, vorderde een werkstraf van 180 uren en 2 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank oordeelde echter dat de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten 1 en 2 niet was bewezen en sprak haar daarvan vrij. Wel achtte de rechtbank het onder 3 tenlastegelegde bewezen, namelijk het opzettelijk nalaten van het verstrekken van gegevens, en legde de verdachte een werkstraf van 60 uren op. De rechtbank overwoog dat de verdachte samen met haar partner de gemeente niet had geïnformeerd over een ontvangen geldbedrag van 12.500 euro, wat misbruik van het sociaal zekerheidsstelsel inhield. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en haar blanco strafblad, maar vond een onvoorwaardelijke werkstraf passend gezien de ernst van het feit.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter mr. H.H.A. Fransen en de rechters mr. M. van der Veen en mr. S. Zwerwer, in aanwezigheid van griffier D.C. Witvoet. Het vonnis werd uitgesproken tijdens de openbare terechtzitting op 9 december 2014.