In de zaak tussen Stichting De Faunabescherming en het college van Gedeputeerde Staten van Fryslân, heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 4 december 2014 uitspraak gedaan over een ontheffing die was verleend voor het doden van vossen. De ontheffing was verleend door het college aan de Faunabeheereenheid voor de periode van 7 december 2009 tot en met 6 december 2014, maar de rechtbank oordeelde dat deze ontheffing in strijd was met artikel 68, vierde lid van de Flora- en faunawet (Ffw) omdat er geen goedgekeurd faunabeheerplan beschikbaar was voor de periode waarvoor de ontheffing was verleend.
De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder een uitspraak van 16 december 2010, waarin een eerdere ontheffing was vernietigd. De rechtbank stelde vast dat de thans verleende ontheffing voor de periode van 28 januari 2014 tot en met 16 juni 2018 geen deugdelijke onderbouwing had, aangezien het faunabeheerplan dat ter onderbouwing werd aangevoerd, niet meer geldig was voor de nieuwe periode. De rechtbank concludeerde dat de ontheffing niet kon worden verleend zonder een actueel faunabeheerplan.
Het beroep van eiseres, Stichting De Faunabescherming, werd gegrond verklaard. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg het college op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van eiseres en moest het griffierecht vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 4 december 2014.