Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
vonnis van de kantonrechter d.d. 11 februari 2014
[A],
Procesverloop
2.De feiten
3.De vordering
4.Het geschil en de beoordeling daarvan
niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
- nader in rechte te bepalen - schade alsmede de vordering (onder punt 3) tot vergoeding van de aangerichte schade ad € 92.000,-- om die reden zal worden afgewezen.
Maar goed, omdat je je er nogal in vastbijt en ik reeds een brief van je advocaat ontvangen heb, zal ook ik mij wenden tot een advocaat in deze kwestie. Stuur je mij nogmaals post op persoonlijke titel dan zal ik die weigeren. Als ik een advocaat heb neemt hij wel contact op met die van jou en de heren komen er vast wel op een redelijke manier uit me dunkt.". Dat [A] de brief van 21 augustus 2013 ook in afschrift aan mr. Logemann heeft verzonden, acht de kantonrechter onvoldoende omdat gesteld noch gebleken is dat deze raadsman de brief aan [B en C] heeft doorgestuurd of bevoegd was om de brief namens [B en C] in ontvangst te nemen. Uit het voorgaande volgt dat niet is vast komen te staan dat de brief van 21 augustus 2013 [B en C] heeft bereikt, zodat de buitengerechtelijke ontbinding door [A] niet rechtsgeldig is geschied. Nu [B en C] in elk geval middels de brief van 31 oktober 2013 het financieringsvoorbehoud heeft ingeroepen, is daarmee de koopovereenkomst komen te vervallen. Dat betekent dat [A] thans geen aanspraken (meer) aan deze koopovereenkomst kan ontlenen. De gevorderde ontbinding in rechte en de boete op grond van artikel 11.2 van de koopovereenkomst zullen om die reden worden afgewezen.