In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, stond de aansprakelijkheid van de inlener HCA B.V. tegenover de uitzendorganisatie WerkTijd B.V. centraal. De eiser, ASR Schadeverzekering N.V., vorderde schadevergoeding van HCA B.V. na een arbeidsongeval waarbij de uitzendkracht [A] letsel had opgelopen tijdens werkzaamheden bij Jan de Roos Montage B.V. De rechtbank oordeelde dat WerkTijd niet aansprakelijk was voor de schade van [A] op basis van de NBBU-voorwaarden, die de aansprakelijkheid van de uitzendorganisatie uitsloten. ASR, als gesubrogeerd verzekeraar van WerkTijd, stelde dat HCA HCA B.V. op grond van de NBBU-voorwaarden verplicht was om WerkTijd te vrijwaren voor eventuele schadeclaims van de uitzendkracht. HCA betwistte deze vordering en stelde dat zij aan haar zorgplicht had voldaan en dat er geen causaal verband was tussen de schade en het ontbreken van een aansprakelijkheidsverzekering. De rechtbank oordeelde dat ASR niet kon aantonen dat WerkTijd aansprakelijk was voor de schade, en dat HCA daarom niet verplicht was om ASR te vrijwaren. De vorderingen van ASR werden afgewezen, en ASR werd veroordeeld in de proceskosten. In de vrijwaringszaak tussen HCA en Achmea werd eveneens de vordering van HCA afgewezen, met veroordeling van HCA in de proceskosten.