Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De standpunten en de beoordeling daarvan
fn: 315)
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 19 december 2014 een beschikking gegeven inzake de verlenging van de ondertoezichtstelling van zes minderjarigen, die door hun moeder naar Marokko zijn gebracht. De kinderrechter heeft de bevoegdheid van de Nederlandse rechter om kennis te nemen van de verzoeken om ondertoezichtstelling te verlengen, ontleend aan het Haags Kinderbeschermingsverdrag van 1996. De moeder heeft begin 2014 onverwacht met de jongste vijf kinderen Nederland verlaten, terwijl de oudste, [F], zelfstandig in Nederland verblijft. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gewone verblijfplaats van de minderjarigen nog steeds in Nederland ligt, ondanks hun verblijf in het buitenland. Dit is gebaseerd op de langdurige en stabiele situatie van de kinderen in Nederland, hun sociale en familiale banden, en het feit dat de moeder geen intentie heeft om zich definitief in het buitenland te vestigen.
Tijdens de zitting is gebleken dat de kinderen veel hebben meegemaakt, waaronder de recente dood van hun vader en de instabiele opvoedingssituatie in het buitenland. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de moeder momenteel niet in staat is om een stabiele opvoedingssituatie te bieden, en dat de kinderen in het buitenland geen toegang hebben tot onderwijs en noodzakelijke hulpverlening. Daarom zijn de verzoeken tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de minderjarigen [A], [B], [C], [D], en [E] voor een jaar verlengd, terwijl de ondertoezichtstelling voor [F] is verlengd tot haar meerderjarigheid. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.