ECLI:NL:RBNNE:2014:6656

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 november 2014
Publicatiedatum
30 december 2014
Zaaknummer
C18/152306/PR RK 14-406
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking in een reeds afgedane zaak

Op 17 november 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, een beslissing genomen op een verzoek tot wraking van mr. R. Bootsma, kantonrechter in deze rechtbank. Het verzoek tot wraking werd ingediend door een bewindvoerder, die zijn verzoek op 12 november 2014 ter griffie had ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de procedure waar het verzoek betrekking op had, inmiddels was geëindigd met een uitspraak op 11 november 2014. Dit betekent dat op het moment van indienen van het wrakingsverzoek, er geen rechter meer was die de zaak behandelde in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Locatie Groningen
MEERVOUDIGE KAMER
Zaaknummer / rolnummer: C18/152306/PR RK 14-406
Beslissing van 17 november 2014
Beslissing op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) van
[naam],
bewindvoerder, kantoorhoudende te [plaats],
verzoeker.

1.Procesverloop

Bij brief van 12 november 2014, ter griffie van deze rechtbank ontvangen op 14 november 2014, heeft verzoeker een verzoek tot wraking gedaan van mr. R. Bootsma, kantonrechter in deze rechtbank.

2.De beoordeling

Uit het verzoekschrift blijkt dat verzoeker zijn verzoek doet in de procedure met registratienummer 3162058 CV EXPL 14-9073.
Artikel 36 Rv luidt: Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
De zaak waarin het verzoek tot wraking is gedaan, is inmiddels geëindigd met een uitspraak op 11 november 2014. Dat betekent dat er op 12 november 2014, de datum van het verzoek, niet langer sprake was van “een rechter die de zaak behandelt” in de zin van bovengenoemde bepaling. Nu niet aan dit formele vereiste voor wraking is voldaan zal verzoeker in zijn verzoek niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Tot een mondelinge behandeling behoeft derhalve niet te worden overgegaan.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1.
verklaart verzoeker niet ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking;
3.2.
beveelt de onmiddellijke mededeling van deze beslissing aan verzoeker en aan
mr. R. Bootsma.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.J.A.M. Dijkers, voorzitter, en
mrs. P.G. Wijtsma en F. de Jong, leden, in tegenwoordigheid van K. Bootsman als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2014.