In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 10 december 2014 een wrakingsverzoek behandeld van [A], die zich niet onpartijdig voelde behandeld door mr. W.J.A.M. Dijkers, rechter in deze rechtbank en tevens lid van de klachtencommissie van Bureau Jeugdzorg Groningen (BJG). Het wrakingsverzoek werd ingediend op 20 november 2014, nadat [A] had vernomen dat mr. Dijkers lid was van de klachtencommissie van BJG, die partij was in de hoofdzaak. De rechtbank oordeelde dat de enkele omstandigheid dat de rechter lid is van de klachtencommissie niet automatisch leidt tot schending van de onpartijdigheid, maar dat de benoeming door de Raad van Bestuur van BJG en de mogelijkheid tot tussentijdse beëindiging van het lidmaatschap een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bij [A] kon oproepen. De wrakingskamer concludeerde dat, hoewel er geen bewijs was van daadwerkelijke partijdigheid, de schijn van partijdigheid wel degelijk aanwezig was. Daarom werd het wrakingsverzoek gegrond verklaard en werd bepaald dat de behandeling van de hoofdzaak door een andere rechter moest worden voortgezet. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de betrokken partijen werden geïnformeerd.