ECLI:NL:RBNNE:2014:671
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- B.I. Klaassens
- O.J. Bosker
- S. Zwerwer
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een preliminair verweer inzake niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in een strafzaak
Op 11 februari 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Assen, uitspraak gedaan in een strafzaak waarbij het Openbaar Ministerie betrokken was. Tijdens de terechtzitting op 28 januari 2014 heeft de raadsvrouw van de verdachte, mr. L.J. Meijering, een preliminair verweer ingediend. Dit verweer was gericht op de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, op grond van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De raadsvrouw stelde dat er tijdens het voorbereidend onderzoek vormen waren verzuimd, en dat de verdachte ten onrechte was uitgesloten van zijn recht op bijstand van een advocaat tijdens het politieverhoor, zoals vastgelegd in de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Navone tegen Monaco.
De rechtbank heeft het verweer van de raadsvrouw beoordeeld en geconcludeerd dat de sanctie van niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie alleen in uitzonderlijke gevallen van toepassing is, wanneer er ernstige inbreuken zijn gemaakt op de procesorde. De rechtbank oordeelde dat in dit geval geen sprake was van een dergelijk geval. Daarnaast werd opgemerkt dat beslissingen over het al dan niet voorhouden van verklaringen van de verdachte aan de zittingsrechter zijn voorbehouden na de inhoudelijke behandeling van de zaak.
De rechtbank heeft vervolgens het preliminair verweer verworpen en het onderzoek in de strafzaak hervat, met een oproeping van de verdachte voor een nader te bepalen terechtzitting. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. B.I. Klaassens, en in aanwezigheid van de andere rechters en de griffier. De beslissing werd uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2014.