ECLI:NL:RBNNE:2014:6845

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 september 2014
Publicatiedatum
7 april 2015
Zaaknummer
18.930099-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en bedreiging met een mes

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 5 september 2014, stond de verdachte terecht voor poging tot zware mishandeling en bedreiging met een mes. De tenlastelegging betrof incidenten die plaatsvonden in de nacht van 10 op 11 mei 2014, waarbij de verdachte meerdere keren met een mes stekende bewegingen maakte richting twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. L.R. Rommy, en het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 22 augustus 2014.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij met opzet de slachtoffers zwaar lichamelijk letsel had willen toebrengen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde, maar achtte wel bewezen dat hij met een mes dreigende bewegingen had gemaakt in de richting van de slachtoffers. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, onder invloed van alcohol, zich op een gevaarlijke manier had gedragen en dat zijn handelen als opzettelijk kon worden gekwalificeerd.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast werden er bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een behandeling voor alcoholmisbruik. De rechtbank oordeelde ook over de schadevergoedingen aan de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [getuige 4], en legde de verdachte de verplichting op om deze schade te vergoeden. De beslissing van de rechtbank werd genomen na zorgvuldige overweging van de feiten, de omstandigheden en het verleden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.930099-14; 19.074222-12 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 05 september 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) [geboortedatum],
verblijvende in [verblijfplaats].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 22 augustus 2014.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. L.R. Rommy, advocaat te Amsterdam.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1. hij in of omstreeks de nacht van 10 op 11 mei 2014, te [pleegplaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 1], van het leven te beroven, met dat opzet, meerdere malen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, stekende en/of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt tegen en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of daarbij woorden heeft geuit als: "Ik maak je dood, ik maak je dood", althans woorden van gelijke aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij in of omstreeks de nacht van 10 op 11 mei 2014, te [pleegplaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, meerdere malen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, stekende en/of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt tegen en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of daarbij woorden heeft geuit als: "Ik maak je dood, ik maak je dood", althans woorden van gelijke aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij in of omstreeks de nacht van 10 op 11 mei 2014, te [pleegplaats], een persoon, genaamd [slachtoffer 1], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend meerdere malen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, stekende en/of zwaaiende bewegingen gemaakt tegen en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of daarbij woorden geuit als: "Ik maak je dood, ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2. hij in of omstreeks de nacht van 10 op 11 mei 2014, te [pleegplaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 2], van het leven te beroven, met dat opzet, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, stekende en/of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij in of omstreeks de nacht van 10 op 11 mei 2014, te [pleegplaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, stekende en/of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij in of omstreeks de nacht van 10 op 11 mei 2014, te [pleegplaats], een persoon, genaamd, [slachtoffer 2], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een mes, althans een scherp
en/of puntig voorwerp, stekende en/of zwaaiende bewegingen gemaakt in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2];
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. S. Kromdijk acht hetgeen onder 1 subsidiair en 2 subsidiair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
12 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd;
 toewijzing van de vordering na voorwaardelijke veroordeling;
 toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen met telkens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak

Feit 1
De verdachte dient van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht met name niet bewezen dat verdachte door zijn handelen het slachtoffer dusdanig heeft kunnen verwonden dat het slachtoffer daardoor zou kunnen komen te overlijden.
Feit 2
De verdachte dient van het primair en subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Uit de hierna opgenomen bewijsmiddelen blijkt dat verdachte een zwaaiende beweging met zijn mes maakte richting aangever [slachtoffer 2]. Aangever deed vervolgens een stap naar achteren en verdachte raakte (door de zwaai) uit zijn evenwicht en viel op de grond. Daarna is aangever weggegaan. Dit handelen kan niet leiden tot een bewezenverklaring van een poging doodslag dan wel een poging zware mishandeling.

Bewijsmotivering

Op grond van de hierna opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
- een proces-verbaal van bevindingen [1] d.d. 11 mei 2014, inhoudende -zakelijk weergegeven- de waarnemingen en bevindingen van verbalisant [verbalisant 1].
Op 11 mei 2014 omstreeks 01.30 uur zijn wij richting [straatnaam] in [pleegplaats] gelopen. Een groepje van 4 personen kwam ons tegemoet en zij vertelden ons dat zij zojuist waren aangevallen door een manspersoon met een mes. Dit was gebeurd nabij de kerk op [straatnaam].
De jongens gaven als signalement van de man door dat hij een pet zou dragen, een zwarte jas, een rood t-shirt met witte letters en een veel te grote blauwe spijkerbroek. De man had een fiets bij zich en was behoorlijk onder invloed van drank.
Toen wij richting onze auto liepen zagen wij nabij de kruising [straatnaam]-[straatnaam 2] twee dames staan die duidelijk over stuur waren. Zij vertelden ons dat zij waren gestoken door een man met een mes.
- een proces-verbaal van aanhouding [2] d.d. 11 mei 2014, inhoudende -zakelijk weergegeven- de waarnemingen en bevindingen van verbalisanten [verbalisanten 2 en 3].
Wij zijn gaan zoeken en troffen op [straatnaam 3] in [pleegplaats] een jongeman aan die voldeed aan het opgegeven signalement van collega’s [verbalisanten 1 en 4]. Deze jongeman had een hand onder het bloed, had een fiets bij zich en droeg een bebloede plastic tas met daarin enkele kapotte bierflessen. De jongeman had een donkere huidskleur, droeg een donkere jas met daar onder een rood shirt en droeg een pet met de letters NY.
- een proces-verbaal van aangifte [3] d.d. 11 mei 2014, inhoudende -zakelijk weergegeven- de verklaring van [slachtoffer 2].
Op 11 mei 2014 omstreeks 01.15 uur reed ik met [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] op de fiets over [straatnaam] in [pleegplaats]. Bij de kerk zag ik een man op een trapje zitten. Ik zag dat hij opstond en onze kant op kwam lopen. Ik was inmiddels gestopt omdat ik dacht dat hij mij iets wilde vragen.
Ik had mijn fiets op de stander gezet en de man kwam heel dicht naar mij toe. Hij had zijn rechterhand achter zijn rug en in zijn linker hand hield hij een fles wijn vast. Opeens zag ik dat zijn rechter arm omhoog ging en ik zag dat hij een zwart mes in zijn hand had. Hij haalde met zijn rechter arm uit van boven naar beneden in mijn richting. Op dat moment sprong ik naar achteren om de stekende beweging te ontwijken. Doordat ik naar achteren sprong viel de man op de grond. Ik kon aan de houding en aan het gedrag van de man merken dat hij alcohol had gedronken.
Het mes had een zwart handvat en ook het lemmet was zwart. De rand van het lemmet was zilver van kleur. Ik zag dat de punt van het mes er afgebroken was. De totale lengte van het mes was ongeveer 20 centimeter.
De man was ongeveer 25 jaar oud. Donkere huidskleur, 1,65 meter lang, tenger postuur. Hij droeg een wijde blauwe spijkerbroek, een zwarte jas, een rood shirt en had zwart kroes haar. Hij sprak slecht Nederlands.
Ik voelde mij bedreigd door deze man. Hij had het op mij voorzien.
- een proces-verbaal verhoor getuige [4] d.d. 11 mei 2014, inhoudende -zakelijk weergegeven- de verklaring van [getuige 3].
De man had naar mijn mening een Somalisch uiterlijk.
Ik zag dat de man iets achter zijn rug in zijn hand had. Het voorwerp was lang en dun en zilverkleurig. Ik heb toen geroepen dat hij een mes had. [getuige 1], [getuige 2] en ik zijn toen weggefietst. Ik zag dat de man met zijn rechterhand uithaalde in de richting van [slachtoffer 2].
Ik zag dat de man op de grond viel en dat de fles die hij vast had kapot ging.
- een proces-verbaal verhoor getuige [5] d.d. 11 mei 2014, inhoudende -zakelijk weergegeven- de verklaring van [getuige 1].
Ik zag dat deze man een getinte huidskleur had en kort kroeshaar. Hij was ongeveer 1,70 meter lang. Hij had een veel te grote broek aan. Hij had een zwarte jas aan met daaronder een rood shirt met print.
Ik hoorde [getuige 3] schreeuwen dat die man een mes in zijn handen vast hield. In zijn linker hand had hij een fles wijn vast.
- een proces-verbaal van aangifte [6] d.d. 11 mei 2014, inhoudende -zakelijk weergegeven- de verklaring van [getuige 4].
Op 11 mei 2014 ben ik rond 01.00 uur met [slachtoffer 1] de stad ingegaan. Wij liepen via [straatnaam] en bij de kerk zagen wij een jongen op ons pad staan.
Voordat ik het door had greep hij mij vast bij mijn rechter arm. Ik merkte dat mijn jas scheurde. [slachtoffer 1] riep meerdere keren ‘laat haar los’. Hij liet mij los omdat er twee mannen langs liepen.
Opeens trok deze jongen een mes. Het was een mes met een zwart handvat met zilverkleurige rondjes er op.
Ik hoorde dat de man tegen [slachtoffer 1] zei: ‘ik maak je dood’. Ik zag dat hij in de richting van [slachtoffer 1] stak. Ik zag dat zij steeds naar achteren liep en hij liep steeds met haar mee. Ik weet niet hoe vaak hij uitgehaald heeft naar [slachtoffer 1]. Ik weet wel dat hij haar geraakt heeft want zij heeft mij later de schade aan haar jas laten zien.
Toen [slachtoffer 1] kans zag om weg te komen pakte de jongen zijn fiets en reed weg.
De jongen was ongeveer 1,65 meter lang, had een donkere huidskleur, donkere pet met de letters NY. Hij droeg donkere kleding.
- een proces-verbaal van aangifte [7] d.d. 11 mei 2014, inhoudende -zakelijk weergegeven- de verklaring van [slachtoffer 1].
Op 11 mei 2014 liep ik op [straatnaam] ter hoogte van de kerk met mijn vriendin [getuige 4].
Ik zag ineens een man op onze looproute staan. Ik zag dat die man [getuige 4] vastpakte bij haar arm. Zij probeerde zich los te rukken van die man. Ik riep meerdere keren dat hij haar los moest laten. Toen hij haar losliet pakte hij mij bij de arm. Ik probeerde hem van mij af te duwen en zag toen dat hij ineens een mes in zijn rechterhand had. Ik zag dat hij met dat mes naar mij stak. Ik duwde hem van mij af en liep achteruit. Hij riep; ‘ik maak je dood, ik maak je dood’. Ik kon op een gegeven moment wegrennen.
[getuige 4] zei dat haar jas gescheurd was en toen ik naar mijn jas keek zag ik op verschillende plekken gaten in mijn jas. Ik was gelukkig niet gewond geraakt. Er zat een gat op buikhoogte, ter hoogte van mijn rechterborst en op de linker mouw. Het gat op buik hoogte was door de jas heen. De andere twee waren alleen door de buitenstof heen.
De man was ongeveer 1,70 meter lang, droeg een zwarte pet van het merk N Y, had een donkere huidskleur. Hij droeg een zwarte jas en was ongeveer 25 tot 30 jaar oud.
- een proces-verbaal verhoor verdachte [8] d.d. 12 mei 2014, inhoudende -zakelijk weerge-geven-:
Ik droeg een blauwe spijkerbroek met veel zakken en groot. Ik droeg een zwarte pet met de witte letters NY er op. Ik had een zwarte jas aan.
Ik ben langs de kerk gelopen.
Die mensen hebben een goed signalement van mij gegeven.
- een proces-verbaal van bevindingen [9] d.d. 26 mei 2014 waarin verbalisant [verbalisant 5] relateert dat op 19 mei 2014 door de afdeling Forensische Opsporing werd gesteld dat de beschadigingen in de jas van aangeefster [slachtoffer 1] scherprandig en afgetekend waren en zeer waarschijnlijk waren veroorzaakt door een scherp voorwerp.

Nadere bewijsoverweging.

Op grond van voormelde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de persoon is geweest waar de aangevers en de getuigen over verklaren. Zij geven steeds nagenoeg hetzelfde signalement waarvan verdachte in zijn verklaring aangeeft dat dit zijn signalement is.
De rechtbank acht eveneens bewezen dat verdachte een mes bij zich droeg en dat hij dat mes heeft gebruikt bij zijn poging om aan [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verdachte heeft met dat mes [slachtoffer 1] driemaal geraakt en door het achteruit lopen van [slachtoffer 1] is het gebleven bij het raken van de jas van [slachtoffer 1]. Uit het feit dat de jas een drietal gaten had volgt dat het mes dusdanig scherp moet zijn geweest dat het mogelijk was om daarmee die gaten in die jas te maken en derhalve ook dat aan [slachtoffer 1] met dat mes zwaar lichamelijk letsel zou kunnen worden toegebracht. Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank niet gezegd worden dat er sprake was van een ondeugdelijke poging zoals door de raadsman is betoogd omdat het mes niet is gevonden en er derhalve elke informatie over het mes ontbreekt.
Verdachte heeft met betrekking tot beide slachtoffers het door hem meegenomen mes ter hand genomen en heeft op [slachtoffer 1] ingestoken. Met betrekking tot [slachtoffer 2] (feit 2) is het, gelet op de feitelijke gang van zaken, gebleven bij een bedreiging met zwaar lichamelijk letsel. Dit zijn handelingen die als opzettelijk kunnen worden gekwalificeerd. De door verdachte genuttigde alcohol maakt dat niet anders te meer nu verdachte zich wel kan herinneren dat hij ten tijde van de incidenten op de plaats des misdrijfs is geweest, dat hij een fiets bij zich had en flessen bier in een plastic tas. Verdachte was derhalve niet in een toestand waarbij hem elk bewustzijn ontbrak.
Hetgeen door de raadsman is aangevoerd over het ontbreken van voorwaardelijk opzet kan, nu de rechtbank de opzet bewezen acht, onbesproken blijven. Hetgeen de raadsman heeft betoogd met betrekking tot feit 2 primair en subsidiair laat de rechtbank eveneens onbesproken nu zij het meer subsidiair bewezen acht waarvan de raadsman heeft gesteld dat hij zich aan het oordeel van de rechtbank refereert.

Hetgeen de rechtbank bewezen acht

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij in de nacht van 10 op 11 mei 2014, te [pleegplaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, meerdere malen met een mes stekende bewegingen heeft gemaakt tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en daarbij woorden heeft geuit als: "Ik maak je dood, ik maak je dood", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. hij in de nacht van 10 op 11 mei 2014, te [pleegplaats], een persoon, genaamd, [slachtoffer 2], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een mes een stekende beweging gemaakt in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2];
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificaties

Het bewezen geachte levert respectievelijk op:
onder 1: poging tot zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 302 in verbinding met artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank heeft bewezen geacht dat verdachte bij [slachtoffer 1] stekende bewegingen naar haar lichaam heeft gemaakt en daar bij haar jas heeft geraakt. Voorts heeft verdachte [slachtoffer 2] bedreigd op een wijze zoals hiervoor in de bewijsmiddelen is opgenomen.
Uit het dossier en bij de bespreking van de feiten op de terechtzitting is gebleken dat verdachte in een beschonken toestand zijn slachtoffers op uiterst gevaarlijke wijze heeft bejegend zonder dat daar enige aanleiding voor was. Bij het incident met [slachtoffer 1] pakt verdachte eerst haar vriendin [getuige 4] vast en omdat zij zich los wil maken ontstaat er een scheur in de mouw van haar jas. De rechtbank zal met deze vernieling in de strafoplegging rekening houden zodat verdachte daarvoor niet meer vervolgd kan worden.
Als [getuige 4] zich los heeft gemaakt richt verdachte zich op [slachtoffer 1] en trekt opeens een mes en maakt stekende bewegingen in de richting van haar lichaam. Doordat [slachtoffer 1] achterwaarts gaat raakt verdachte met zijn mes slechts de jas van [slachtoffer 1]. Het is dan ook niet aan verdachte te danken dat het daarbij is gebleven.
Voorts doet zich nagenoeg eenzelfde incident voor met betrekking tot [slachtoffer 2]. Ook hier hanteert verdachte een mes waarbij hij een stekende beweging in de richting van [slachtoffer 2] maakt. Doordat [slachtoffer 2] de steekbeweging kan ontwijken en verdachte vervolgens op de grond valt lukt het [slachtoffer 2] om de situatie te ontvluchten.
Het gaat om zeer ernstig incidenten waarbij twee personen rauwelijks worden gecon-fronteerd met een beschonken verdachte die probeert hen met een mes te steken, dan wel daarmee dreigt.
De rechtbank rekent verdachte deze feiten dan ook zeer aan te meer ook nu hij in het verleden vaker met de politie in aanraking is gekomen met betrekking tot geweldsdelicten onder invloed van alcoholhoudende drank.
Aangaande de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de aard en ernst van het bewezen verklaarde, met de omstandigheden waaronder dit is begaan en met hetgeen de rechtbank uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op het over verdachte uitgebrachte reclasserings-advies d.d. 25 juni 2014. De reclassering heeft een aantal bijzondere voorwaarden gesteld waaraan verdachte -zoals hij op de terechtzitting heeft aangegeven- wil meewerken. Met name dat hij gemotiveerd is om zich te laten behandelen voor zijn alcoholprobleem en het gebruik van qat.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het strafblad van verdachte d.d. 24 juli 2014.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Aan het voorwaardelijk deel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering is geadviseerd.

Benadeelde partijen

[slachtoffer 1] en [getuige 4]

De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De gevorderde bedragen acht zij voldoende aannemelijk gemaakt. De rechtbank laat daarbij een afschrijving met betrekking tot de gevorderde materiële schade buiten beschouwing gelet op de geringe ouderdom van de jassen.
De civiele vorderingen zijn dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar.

Schadevergoedingsmaatregel

Met betrekking tot het onder 1 bewezen verklaarde feit en het ad informandum gevoegde feit acht de rechtbank de verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht tot na te noemen bedragen aansprakelijk voor de schade, die door de strafbare feiten is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd die bedragen aan de Staat te betalen ten behoeve van de slachtoffers.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19.074222-12
De rechtbank acht de vordering van de officier van justitie toewijsbaar nu de verdachte, eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke straf bij vonnis van de politierechter d.d. 26 augustus 2013, zich tijdens de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten.
De rechtbank zal gelasten dat de niet tenuitvoergelegde straf alsnog zal worden tenuitvoergelegd.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair, 2 primair en subsidiair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 subsidiair en 2 meer subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
 een gevangenisstraf voor de duur van
tien maandenwaarvan een gedeelte groot
vier maandenvoorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
De rechtbank beveelt, dat deze voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, onder het stellen van na te melden voorwaarden.
De rechtbank stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d lid 2 van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
zich binnen 5 dagen volgend op zijn invrijheidstelling meldt bij de Reclassering Nederland te 9401 LA Assen, Nijlandstraat 147-155. Hierna moet hij zich gedurende bepaalde perioden blijven melden zo frequent als de reclassering dat noodzakelijk acht;
zal meewerken aan een behandeling voor zijn alcoholmisbruik en qat gebruik bij een instelling voor (Forensische) verslavingszorg -zulks ter beoordeling van de reclassring-, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven ook als dat inhoudt het meewerken aan urinecontroles;
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van de som van € 579,99, bestaande uit € 79,99 materiële schade en € 500,00 immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], een bedrag van € 579,99 te betalen, bestaande uit € 79,99 materiële schade en € 500,00 immateriële schade, bij gebreke van betaling te vervangen door 11 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [getuige 4] van de som van € 329,00, bestaande uit € 129,00 materiële schade en € 200,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening, en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [getuige 4], een bedrag van € 329,00 te betalen, bestaande uit € 129,00 materiële schade en € 200,00 immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling te vervangen door 6 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
De rechtbank verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormelde bedragen ten behoeve van de slachtoffers de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partijen doet vervallen, alsmede dat betaling van voormelde bedragen aan de benadeelde partijen de verplichting tot betaling aan de Staat van deze bedragen doet vervallen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19.074222-12
De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis d.d. 26 augustus 2013 door de politierechter in de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen gewezen voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter en mr. M.A.A. van Capelle en mr. M. van der Veen, rechters in tegenwoordigheid van D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 05 september 2014, zijnde mr. Van der Veen buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.pag. 32 van het dossier PLo33V-2014040567 (het dossier)
2.pag. 7 van het dossier
3.pag. 15 van het dossier
4.pag. 21 van het dossier
5.pag. 26 van het dossier
6.pag. 58 van het dossier
7.pag. 87 van het dossier
8.pag. 43,44,46 van het dossier
9.pag. 3 van het dossier