[naam 2] .
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 4 juni 2014, inhoudende:
Ik verwijs voor wat betreft dit feit naar de verklaring die ik tegenover VROM heb afgelegd.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 18 juni 2010, opgenomen op pagina 490 e.v. (ordner 3), inhoudende de verklaring van verdachte:
Ik kan verklaren dat de inhoud van de werkgeversverklaring niet klopt. lk heb de werkgeversverklaring opgemaakt voor het verkrijgen van een hypotheek en ik de werkgeversverklaring daar ook daadwerkelijk voor gebruikt door deze op te sturen naar de geldverstrekker van de hypotheek van [medeverdachte 3] , [slachtoffer 3] Ik heb de werkgeversverklaring gebruikt als zijnde echt. Het moest lijken alsof de inhoud klopte. Ik heb met een andere naam ondertekend omdat ik het terug zou krijgen als er [verdachte] onder staat terwijl het ook een werknemer met die naam betreft. Ik heb daarom de naam van [naam 2] gebruikt.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
Een schriftelijk stuk d.d. 1 oktober 2008, opgenomen op pagina 1299 (ordner 11), inhoudende:
Een werkgeversverklaring op naam van werkgever [slachtoffer 2] ten behoeve van verdachte, ondertekend met de naam [naam 3] .
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 4 juni 2014, inhoudende:
Ik heb de handtekening van [naam 3] onder deze werkgeversverklaring geplaatst. Ik had de werkgeversverklaring nodig voor het aanvragen van een hypotheek.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde.
De rechtbank leidt uit de gebezigde bewijsmiddelen af dat verdachte de woningen aan de
[straatnaam] te Assen, [straatnaam] te Hoogeveen, [straatnaam] te Assen en [straatnaam] te Nijeveen in samenwerking met zijn medeverdachte [medeverdachte 1] van [slachtoffer 1] heeft gekocht. Met medeverdachte [medeverdachte 1] , een werknemer van [slachtoffer 1] , was afgesproken dat verdachte slechts een deel van het aankoopbedrag van de woningen daadwerkelijk aan [slachtoffer 1] zou gaan betalen. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft vervolgens de administratie van [slachtoffer 1] op zo'n wijze gemanipuleerd dat het voor [slachtoffer 1] leek alsof alle facturen door verdachte waren voldaan. Op die wijze werd [slachtoffer 1] bewogen tot bovenomschreven teniet doen van die inschulden. Het achterwege blijven van enige actie door [slachtoffer 1] toen daadwerkelijke betaling uitbleef (er werden geen betalingsherinneringen of aanmaningen verstuurd) is, naar het oordeel van de rechtbank, in dat opzicht te zien als het teniet doen van de inschulden.
De rechtbank acht gelet hierop bewezen dat er sprake is geweest van oplichting van [slachtoffer 1] .
De rechtbank acht voorts bewezen dat verdachte zich aan medeplegen van die oplichting schuldig heeft gemaakt.
Voor het slagen van een beroep op afwezigheid van alle schuld wegens dwaling ten aanzien van de wederrechtelijkheid -zoals gedaan door de raadsman- is vereist dat aannemelijk is dat de verdachte heeft gehandeld in een verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de ongeoorloofdheid van de hem verweten gedragingen. Van een zodanige onbewustheid kan slechts sprake zijn, indien de verdachte ten tijde van het begaan van de feiten in de overtuiging verkeerde dat zijn gedragingen niet ongeoorloofd waren. De rechtbank overweegt in dit verband dat verdachte de onderhavige woningen heeft gekocht, wetende dat, dankzij medeverdachte [medeverdachte 1] , niet hij maar [slachtoffer 1] voor het grootste deel van de betaling daarvan zou opdraaien. Dat verdachte niet op de hoogte was van de wijze waarop medeverdachte [medeverdachte 1] de administratie van [slachtoffer 1] daartoe manipuleerde, doet daaraan niet af. Verdachte heeft valse betalingsbevestigingen in ontvangst genomen, wetende dat er niet betaald was, zonder dat hij [slachtoffer 1] daarvan op de hoogte heeft gebracht. Het geld dat verdachte uit de bouwdepots ontving en waarvan hij wist dat het bestemd was voor het voldoen van de betreffende facturen aan [slachtoffer 1] , heeft hij in eigen zak gestoken. Onder deze omstandigheden kan niet gezegd worden dat verdachte in de gerechtvaardigde veronderstelling mocht verkeren dat de betreffende transacties geoorloofd waren. Voorts acht de rechtbank bewezen dat verdachte steeds opzet op het medeplegen van de oplichting heeft gehad.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van 1 november 2006 tot en met 1 juli 2009 in de gemeenten Assen en Groningen, tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] , met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen de [slachtoffer 1] heeft bewogen tot het teniet doen van inschulden van:
- een geldbedrag van (ongeveer) EUR 176.565, en
- geldbedragen van (ongeveer) EUR 98.339,95 en EUR 53.440, en
- een geldbedrag van (ongeveer) EUR 141.341, en
- een geldgedrag van (ongeveer) EUR 173.664,
hebbende zijn mededader met voren omschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid in de (financiële) administratie van die [slachtoffer 1] :
a. ten behoeve van (de verkoop van) een woning aan de [straatnaam] te Assen -onder meer-
- op grootboekrekening 1001.000.000 (huurdebiteuren) aan de debetzijde een bedrag van EUR 206.400,10 geboekt in plaats van aan de creditzijde een bedrag van EUR 95.203,90 geboekt, en
- op grootboekrekening 1007.000.001 (debiteuren subadm) aan de creditzijde een bedrag van EUR 468.260,65 geboekt in plaats van een bedrag van EUR 166.666.65, en
- op journaalblad 98289, boekpostnummer 9800706, boekdatum 01-06-2007 met de omschrijving "T.W.K.06" vermeld een bedrag van EUR 318.262,73, en
- op de grootboekrekening 1003.200.600 (huurtoeslag 2006) aan de debetzijde een bedrag van EUR 318.262,73 geboekt, en
b. ten behoeve van (de verkoop van) een woning aan de [straatnaam] te Hoogeveen
-onder meer-
- op grootboekrekening 1001.000.000 (huurdebiteuren) aan de debetzijde een bedrag van EUR 73.216,96 geboekt in plaats van aan de creditzijde een bedrag van EUR 25.122,99, en
- op grootboekrekening 1007.000.001 (debiteuren subadm) aan de creditzijde een bedrag van EUR 99.537,22 geboekt in plaats van een bedrag van EUR 1.197,27, en
- op journaalblad 98408, boekpostnummer 9800807, boekdatum 01-07-2008 met de omschrijving "T.W.K.08" vermeld een bedrag van EUR 101.498,98, en
- op grootboekrekening 1003.200.600 (huurtoeslag2006) aan de debetzijde EUR 206.400,10 geboekt in plaats van aan de creditzijde een bedrag geboekt van EUR 101.498,98,
c. ten behoeve van (de verkoop van) een woning aan de [straatnaam] te Assen een factuur met het nummer 322.08.0000898 met het bedrag van EUR 107.261,72 gericht aan [verdachte] en een factuur met het nummer 170.08.0010140 met het bedrag van EUR 34.079,92 gericht aan [verdachte] niet heeft opgenomen en/of doen opnemen, en
d. ten behoeve van (de verkoop van) een woning aan de [straatnaam] te Nijeveen een
factuur/eindnota met het nummer 170080010169 met het bedrag EUR 124.764,55 gericht aan [verdachte] en een factuur/eindnota met het nummer 17009000167 met het bedrag EUR 169.286,47 gericht aan [verdachte] niet opgenomen en/of doen opnemen, waardoor de woningbouwvereniging [slachtoffer 1] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven teniet doen van die inschulden.
hij in de periode van 1 maart 2007 tot en met 20 april 2007 in Nederland, een model-werkgeversverklaring op naam van/met de gegevens van (de werkgever) [slachtoffer 2] en/of ten behoeve van/met de gegevens van (de werknemer) [medeverdachte 2] -zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte zakelijk omschreven- op die werkgeversverklaring:
- een handtekening geplaatst die moest doorgaan voor die van [naam 1] , zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
hij in de periode van 1 februari 2008 tot en met 26 februari 2008 in Nederland, een model-werkgeversverklaring op naam van (werkgever) [slachtoffer 2] en/of ten behoeve van/met de gegevens van (de werknemer) [medeverdachte 3] -zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk op die werkgeversverklaring -onder meer-:
- vermeld en doen vermelden dat [medeverdachte 3] medewerker/monteur was bij [slachtoffer 2] en een bruto jaarsalaris had van EUR 27.588, en
- een handtekening geplaatst en/of doen plaatsen die moest doorgaan voor die van [naam 2] , zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
hij in de periode van 1 september 2008 tot en met 31 oktober 2008 in Nederland, een model-werkgeversverklaring op naam van (werkgever) [slachtoffer 2] en ten behoeve van hem, verdachte als werknemer van [slachtoffer 2] -zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk op die werkgeversverklaring een handtekening geplaatst die moest doorgaan voor die van [naam 3] , zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
2 primair valsheid in geschrift;
3 primair valsheid in geschrift;
4 valsheid in geschrift.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.