Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Procesverloop
Overwegingen
De in het verleden aan verzoekster toegekende indicatie liep tot 11 augustus 2019.
4. Op 20 januari 2015 heeft een telefoongesprek plaatsgevonden tussen verzoekster en de casemanager mw. Hoekstra. In dit gesprek is aan verzoekster meegedeeld dat de indicatie voor 4 uur wel klopt, maar dat huishoudelijke hulp tot 3 uur nu voor eigen rekening van verzoekster komt. Verzoekster heeft in dit telefoongesprek aangegeven bezwaar te willen maken.
“(…)
de cliënten met een huidig indicatiebesluit vallen onder het overgangsrecht. Dit betekent dat u recht houdt op de zorg die u heeft tot het einde van uw huidige indicatiebesluit. Voor de afloopdatum van uw indicatiebesluit zal er een gesprek plaatsvinden met een medewerker van het gebiedsteam en u. U krijgt dan duidelijkheid over het vervolg (...). “Verzoekster heeft ook aangevoerd dat de voorziening huishoudelijke hulp nooit eerder is aangemerkt als een algemene voorziening en ook niet als zodanig kan worden aangemerkt. Verwezen is naar de Memorie van Toelichting (MvT) bij de WMO 2015, waarin allerlei voorbeelden van algemene voorzieningen zijn gegeven, maar niet huishoudelijke hulp. Ook is aangevoerd dat het bevreemding wekt dat verweerder de indicatie heeft opgedeeld in een deel maatwerkvoorziening (1 uur) en een deel algemene voorziening (3 uur). Dit is volgens verzoekster niet mogelijk, gelet op het verschil in definitie in de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Franekeradeel (de Verordening Wmo). Tenslotte is gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verzoekster. Zij is 85 jaar oud, behoorlijk fysiek beperkt en pleegt nu de huishoudelijke hulp te verdelen over 2 dagen. Dat is handig als zich een ongelukje voordoet en het is handig voor het ophangen en van de lijn halen van wasgoed. Tenslotte is gewezen op de financiële onmogelijkheid van verzoekster om €8,50 euro per uur te betalen voor huishoudelijke hulp.
In de Beleidsregels is neergelegd dat aanvragen voor huishoudelijke hulp in principe worden verwezen naar algemene voorzieningen, waarbij wordt uitgegaan van maximaal 3 uur. Blijkens de brief van verweerder aan verzoekster van 11 februari 2015 heeft de Rijksoverheid een ‘huishoudelijke hulp toelage’ (HHT) aan gemeenten beschikbaar gesteld. Als gevolg van deze als subsidieregeling aan te merken regeling blijven de voor rekening van de belanghebbende komende kosten, zoals dit nader is toegelicht ter zitting, beperkt tot
€ 8,50 per uur, evenwel alleen voor belanghebbenden die reeds over een indicatie op grond van de Wmo 2007 beschikken. Er is een compensatieregeling getroffen voor belanghebbenden met een inkomen lager dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm en een vermogen onder het bedrag van het ingevolge de Wet werk en bijstand (Wwb) vrij te laten vermogen.
Ingevolge artikel 2.3.5, vierde lid, van de Wmo 2015 beslist het college tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
“(…)
1. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:
a. ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt, naar het oordeel van het dagelijks bestuur, deze beperkingen niet kan verminderen:
op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of met gebruikmaking van algemene voorzieningen.
De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het onderzoek dat onderdeel vormt van de procedureregels in artikel 2, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven (…)”
Het gaat dan onder meer om het overgangsrecht, de vraag of huishoudelijke hulp in het kader van de Wmo 2015 kan worden aangeboden als algemene voorziening; de vraag in hoeverre de kosten daarvan relevant zijn voor de vraag of het een passende voorziening is; de vraag of een voorziening kan worden ‘opgeknipt’ in een deel algemene voorziening en een deel maatwerkvoorziening; de vraag of (altijd) een zogenoemd keukentafelgesprek moet worden gevoerd met de belanghebbende en zo ja op welk moment.
Één van de principiële vraagpunten die partijen verdeeld houdt is of verweerder huishoudelijke hulp kan aanbieden via een algemene voorziening, geheel of gedeeltelijk. De voorzieningenrechter zal allereerst op deze vraag ingaan.
Allereerst stelt de voorzieningenrechter vast dat de beleidsruimte die verweerder bij de uitvoering van de Wmo 2015 heeft, beperkt is door de geldende wettelijke kaders, zoals neergelegd in de Wmo 2015. De voorzieningenrechter stelt in dat verband eveneens vast dat de wetgever met de Wmo 2015 op zich zelf geen wijziging heeft beoogd aan te brengen in het compensatiebeginsel. Dit blijkt uit de Memorie van Toelichting (MvT) bij de wet (TK, 2013-2014, 33 841, nr. 3). De voorzieningenrechter wijst op de volgende passages in die MvT:
Het is de bedoeling dat mensen ondersteuning en zorg aangeboden krijgen die aansluit op hun persoonlijke omstandigheden en levensfase. Het wetsvoorstel voorziet in belangrijke waarborgen voor het uitvoeren van een goed onderzoek naar de ondersteuningsbehoeften van mensen (…). Dit wetsvoorstel beoogt het bieden van samenhangende zorg en ondersteuning in buurten, wijken en dorpen te bevorderen en een goede ondersteuning van mensen in de eigen leefomgeving mogelijk te maken” (pagina 2).(…)De regering heeft in dit wetsvoorstel een balans gezocht tussen waarborgen voor passende ondersteuning van goede kwaliteit en voldoende rechtszekerheid voor mensen enerzijds en de randvoorwaardelijke beleidsruimte voor gemeenten anderzijds. Het is aan gemeenteraden om binnen de wettelijke kaders uitwerking te geven aan het lokale beleid in het gemeentelijke beleidsplan en de gemeentelijke verordening. (…). Het wetsvoorstel voorziet in een kader waaraan het gemeentelijke beleidsplan ten minste moet voldoen. De lokale beleidsruimte wordt hiermee door de wetgever ingekaderd en voorzien van waarborgen waaraan inwoners het lokale beleid en voorzieningenniveau kunnen toetsen. Het beleidsplan moet erin voorzien dat het college van B en W de sociale samenhang en de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking bevordert. (…) Voor mensen die op maatschappelijke ondersteuning zijn aangewezen en hierin zelf niet kunnen voorzien, ook niet met behulp van gebruikelijke hulp, mantelzorg of met hulp van andere personen uit het sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen, dient het college te voorzien in een maatwerkvoorziening.”(pagina 8 en 9)(…)De verplichting om maatwerk te leveren is in het wetsvoorstel ruimer geformuleerd dan de compensatieplicht in de Wmo en ziet op alle gevallen waarin iemand problemen heeft met zijn zelfredzaamheid en participatie, of beschermd wonen of opvang nodig heeft. De maatwerkvoorziening is aanvullend op wat iemand zelf kan bijdragen en vormt samen met de inzet van eigen kracht of, indien van toepassing, gebruikelijke hulp of mantelzorg een samenhangend ondersteuningsaanbod, ofwel maatwerk.”(pagina 10).
Het vorenstaande roept dan ook de vraag op of, uitgaande van de medische beperkingen die voor verzoekster gelden en uitgaande van de nog immer geldende indicatie van 4 uur per week, de aangeboden combinatievoorziening (3 uur algemene voorziening en 1 uur maatwerkvoorziening), kan worden beschouwd als een ‘samenhangend ondersteuningsaanbod’, als door de wetgever is beoogd. De vraag is of huishoudelijke hulp naar zijn aard en gelet op het uitgangspunt van ook de WMO 2015 dat de voorziening dient als een compensatie voor de beperkingen van een individuele belanghebbende, als een algemene voorziening kan worden aangeboden.
De voorzieningenrechter verwijst in dit verband naar de uitspraak van deze rechtbank van 14 maart 2013 (ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ4141, welke zaak de uitvoering van de Wmo 2007 betrof.
De gevraagde voorziening wordt toegewezen.