In deze zaak heeft de besloten vennootschap Amvest Residential Dynamic Fund BV (hierna: Amvest) een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die zijn woonadres niet heeft vermeld. De procedure is gestart met een dagvaarding, gevolgd door een conclusie van antwoord van de gedaagde en diverse akten van beide partijen. Amvest heeft verzocht om royering van de procedure, maar de gedaagde heeft hier niet mee ingestemd, tenzij Amvest een bedrag van € 669,- aan hem zou betalen. Amvest betwistte deze kosten verschuldigd te zijn.
De kantonrechter heeft overwogen dat op grond van artikel 246 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) royering van de procedure alleen kan plaatsvinden op verzoek van partijen, en aangezien er geen overeenstemming was over de wijze van royering, was dit niet mogelijk. Amvest heeft vervolgens aangegeven haar vordering niet langer te handhaven, wat leidde tot afwijzing van de vordering.
De gedaagde heeft gesteld dat Amvest onrechtmatig heeft gehandeld door onnodig een procedure te voeren en heeft verzocht om een volledige proceskostenvergoeding. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat er geen sprake was van onrechtmatig handelen door Amvest, aangezien het iedereen vrijstaat om een vordering aan de rechter voor te leggen, tenzij er sprake is van misbruik van procesrecht. De stellingen van de gedaagde zijn door de kantonrechter gepasseerd.
Als grotendeels in het ongelijk gestelde partij is Amvest veroordeeld in de kosten van de procedure, waarbij aan de gedaagde twee punten salaris van € 175,- per punt zijn toegekend. Het vonnis is uitgesproken op 18 maart 2015 door de kantonrechter R.Tj. Terpstra, ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.