Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[gedaagde 2],
1.De procedure
2.De feiten
"alle (schriftelijke en elektronische) documenten en correspondentie (waaronder brieven, e-mails, memo’s, presentaties, rapporten etc.) die op enigerlei wijze gerelateerd kunnen worden aan aanbiedingen, offertes en aanvragen verband houdende met Harsco en haar gelieerde ondernemingen, welke in de breedste zin van het woord, digitaal en/of fysiek beschikbaar zijn op o.a. servers, pc’s, en/of laptops, dan wel enige andere gegevensdragers, zoals (maar niet beperkt tot) cd’s, dvd’s, usb-sticks e.d., in en om de bedrijfslocatie en waaruit de omvang van de schade blijkt of zou kunnen worden afgeleid, via welk communicatiemiddel dan ook (bijv. per brief, fax, e-mail, telefoon, mondeling dan wel anderszins)".
22 november 2011, [A] voornoemd veroordeeld tot schadevergoeding op te maken bij staat en tot betaling aan Harsco van een bedrag van € 25.000,--. Volgens de kantonrechter heeft [A] opzettelijk dan wel bewust roekeloos in strijd gehandeld met goed werknemerschap door, kort gezegd, kort voor zijn vertrek bij Harsco Henisol te introduceren bij SCA, een opdrachtgever van Harsco, met wie hij, [A], namens Harsco contact onderhield over een nieuw project, het Pegasus IV project.
e-mailadres bij Clefi. Desalniettemin heeft het hof de vordering van Harsco tot terugbetaling van de door haar aan [B] betaalde ontslagvergoeding afgewezen. Het hof heeft aan dit oordeel ten grondslag gelegd dat Harsco ten tijde van het overeenkomen van de ontslagvergoeding van de aan [B] verweten gedragingen op de hoogte was. De vordering van Harsco tot schadevergoeding op te maken bij staat heeft het hof eveneens afgewezen. Volgens het hof heeft Harsco ook in appel onvoldoende gesteld om het oordeel te rechtvaardigen dat [B] jegens haar schadeplichtig is.
a) Het benaderen en afhandig maken van Nederlandse klanten, distributeurs of tussenpersonen van SGB;
a) Verzoekster verlof te verlenen tot het leggen van bewijsbeslag op alle fysieke en digitale bescheiden zoals beschreven onder 4.3 van dit verzoekschrift, welke zich uit kracht van het d.d.1 oktober 2009 gelegde bewijsbeslag bevinden onder de gerechtelijke bewaarder, waaruit de aard en de omvang van het onrechtmatige handelen blijkt of zou kunnen worden afgeleid, via welk communicatiemiddel dan ook;
3.De vordering in het incident
4.Het standpunt van Henisol en [gedaagde 2]
Ten aanzien van het in 2009 gelegde beslag
13 september 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BZ9958) bepaald dat een bewijsbeslag ertoe strekt bewijsmateriaal veilig te stellen en dat het beslag geen recht op inzage verschaft. Door overlegging van het proces-verbaal van de deurwaarder aan haar heeft Harsco echter kennisgenomen van bestandsnamen waarop het bewijsbeslag rust. Het bewijsbeslag is derhalve onrechtmatig gelegd.
"zonder verzoekster en/of haar advocaten daarvoor te hoeven raadplegen". Echter is in het beslagrekest in het "petitum" sub b
nietopgenomen de eis dat het verlof wordt verleend onder de voorwaarde dat bij de selectie geen raadpleging zal plaatsvinden van verzoekster en/of haar advocaten. Voornoemde discrepantie tussen het lichaam en het "petitum" van het beslagrekest dient tot opheffing van het in 2013 gelegde bewijsbeslag te leiden. Ten tijde van het bewijsbeslag in 2009 is er volgens Henisol en [gedaagde 2] (uitvoerig) overleg geweest tussen (de advocaat van) de beslaglegger en de deurwaarder. Of daarvan in 2013 ook sprake is geweest, is Henisol en [gedaagde 2] onbekend.
legal opiniond.d. 15 maart 2014 van professor mr. A.W. Jongbloed.
5.Het standpunt van Harsco
Ten aanzien van het in 2009 gelegde beslag
6.De beoordeling in het incident
Incidentele respectievelijk provisionele vordering
NJ 2006, 148). De bewijslast ter zake de gronden voor opheffing van een beslag rust op degene die opheffing van het beslag vordert (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481).
documentenonvoldoende aannemelijk is geworden dat een rechtmatig belang bij afgifte bestaat;
hetgeen in de woning is verricht of overigens is voorgevallen. Gelet op de inhoud van het proces-verbaal van het betreffende bewijsbeslag, is naar het oordeel van de rechtbank aan deze wettelijke eis voldaan. Het verslag diende krachtens artikel 11 lid 2 van de Wet op het binnentreden uiterlijk op de vierde dag na binnentreden van de woning van [gedaagde 2] te worden opgesteld en aan [gedaagde 2] ter beschikking te worden gesteld. Indien deze terbeschikkingstelling, zoals Henisol en [gedaagde 2] stellen, pas later heeft plaatsgevonden, dan maakt dat het gelegde beslag als zodanig naar het oordeel van de rechtbank (in zoverre) niet onrechtmatig. Overigens blijkt uit de bij de brief van de deurwaarder d.d. 6 december 2013 (die als productie bij de conclusie van antwoord in het incident aan de zijde van Harsco is gevoegd) dat er wel degelijk contact is geweest over het beslag met [gedaagde 2]. Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat ten aanzien van het leggen van het bewijsbeslag in 2009 aan de eisen van de Wet op het binnentreden is voldaan. Het bewijsmateriaal is toen, in zoverre, dus rechtmatig verkregen. Dan geldt dat - in het verlengde daarvan - ook voor (het gedeelte van) datzelfde bewijsmateriaal dat in 2013 in conservatoir bewijsbeslag is genomen bij de gerechtelijk bewaarder.
2011:BV7108). Gesteld noch gebleken is dat hiervan sprake is.
- (nadien) - de door de deurwaarder opgemaakte beschrijving conform het beslagverlof mag inzien. Daarmee wordt echter geen inzage gegeven in de inhoud van deze bescheiden. En, zoals hiervoor reeds is overwogen, voldoet de opgemaakte beschrijving van de aangetroffen fysieke documenten en digitale bestanden aan de in het beslagverlof gestelde eisen. Overigens is ook niet gebleken dat Harsco en/of haar advocaten in het kader van het leggen van het bewijsbeslag in 2013 enig inzicht in de aangetroffen fysieke documenten en/of bestanden hebben gekregen.