een ambtsedig proces-verbaal, nummer 106-AH-071, d.d. 4 februari 2013, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisanten (blz. 163 t/m 165):
Op 30 oktober 2012 omstreeks 9.10 uur waren wij aanwezig op de [locatie 2] aan [adres] te [pleegplaats 2], gemeente Weststellingwerf. Wij hoorden toen een harde knal, gelijkend op het afvuren van een schot. Wij hoorden dat het schot kwam vanuit de richting van het daar tegenover ons gelegen [locatie]. Aan de tegenover de [locatie 2] gelegen weg woont [verdachte]. Die dag zijn wij [locatie] opgelopen.
Die dag omstreeks 11.10 uur hoorden wij wederom een harde knal. Wij hoorden dat dit schot
kwam vanuit de richting van het centrum van [locatie], gelegen te [pleegplaats], gemeente Steenwijkerland. Op 30 oktober 2012 omstreeks 11.10 uur bevonden wij ons in het fijnsparbos van [locatie]. Wij hoorden en zagen toen dat een auto in onze richting reed en dat deze auto stopte aan rand van een aangrenzend bosperceel. Wij zagen dat deze auto een terreinauto, kleur groen, betrof. Wij zagen dat op het dak van deze auto oranje lampen gemonteerd waren. Wij zagen dat op het linker portier van deze auto een opvallend roodgekleurd embleem aanwezig was, vermoedelijk het embleem van [locatie]. Hieruit maakten wij op dat het een dienstauto van [locatie] was.
Wij zagen toen dat twee mannen in groene kleding uit dat voertuig stapten. Ik ben overgegaan tot het maken van foto’s van die mannen. Wij zagen dat de twee mannen stilhielden ter hoogte van een metalen hoogzit die daar aan de bosrand, aan de overkant van een sloot, stond.
Wij zagen op dat moment dat één van hen een schep bij zich droeg en hiermee een gat begon te graven in een perceel grond. Die andere man stond naast de eerder genoemde man en droeg een emmer bij zich en had een groene pet op zijn hoofd. Dit was ook de bestuurder van genoemd voertuig. Deze persoon gooide de inhoud van de emmer leeg in het vermoedelijk gegraven gat dat door de andere man met schep was gemaakt.
Vervolgens zagen wij toen ook dat die “kleinere” man met de schep een baard had. Beide mannen zijn daarna teruggelopen naar het vermoedelijke dienstvoertuig van [locatie]. Wij
zagen dat de kleinere man als bijrijder in dat voertuig stapte en dat die man met de pet het voertuig bestuurde. Ik zag dat op die plek de bovengrond geroerd was en heb voorzichtig met mijn handen die geroerde grond verwijderd. Nadat ik enkele handen vol met grond uit dat gat had verwijderd trof ik een dode vogel aan.
Ik zag toen nadat ik die vogel nog verder uit het gat had verwijderd, dat het een roofvogel betrof van het soort buizerd. Ik zag en voelde dat de buizerd nog warm en slap was. Hierop ben ik met de buizerd naar [verbalisant 1] gelopen en wij, verbalisanten, zagen en voelden toen dat de buizerd nog warm en slap aanvoelde. Na spreiding van de vleugels zagen wij dat er aan tenminste een zijde van de buizerd, juist onder de vleugel, een ronde opening in de borst van de buizerd aanwezig was. Ik, [verbalisant 1], heb vervolgens mijn vinger in die ronde opening in de buizerd gestoken en voelde dat de vogel van binnen nog warm was. Het bloed van die vogel dat daardoor op mijn vinger kwam voelde warm aan en was helder rood van kleur.