ECLI:NL:RBNNE:2015:1504

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 maart 2015
Publicatiedatum
27 maart 2015
Zaaknummer
18.930253.14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldvaststelling bij verkeersongeval met letsel door verkeerslicht negeren

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 6 maart 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 10 februari 2014 in Assen. De verdachte, bestuurder van een Volkswagen, negeerde een rood verkeerslicht en reed met een snelheid van 62 km/uur de kruising op, waar hij in botsing kwam met een Fiat bestuurd door een andere verkeersdeelnemer, [slachtoffer]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig had gehandeld, wat leidde tot de vaststelling van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank benadrukte dat bij de beoordeling van schuld niet alleen de snelheid en het negeren van verkeersregels in aanmerking komen, maar ook de omstandigheden van het geval. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren en een voorwaardelijke rijontzegging van 6 maanden. De rechtbank verwierp het verweer van de raadsvrouw dat de verdachte door zonlicht het verkeerslicht verkeerd had waargenomen, en concludeerde dat de verdachte zich had moeten realiseren dat hij rekening moest houden met de verkeerssituatie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18/930253-14
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 6 maart 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 20 februari 2015.
Verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. K. Spoor, advocaat te Steenwijk.

Tenlastelegging

De verdachte is bij gewijzigde dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 10 februari 2014, te [pleegplaats], althans in de gemeente Assen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Volkswagen, [kenteken 1]),
daarmee rijdende over de [weg 1] zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, althans zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met een snelheid van ongeveer 65 kilometer per uur, althans met een gelet op de situatie ter plaatse te hoge snelheid en/of terwijl het verkeerslicht voor de rijrichting van hem, verdachte, rood licht uitstraalde en verdachte derhalve zijn voertuig tot stilstand had moeten brengen, de kruising van de [weg 1] met de [weg 2] is opgereden, terwijl er (inmiddels) een personenauto, merk Fiat, bestuurd door [slachtoffer] het kruisingsvlak was opgereden,
tengevolge waarvan een botsing is ontstaan tussen het door verdachte bestuurde motorrijtuig en het motorrijtuig, bestuurd door [slachtoffer], waardoor aan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten long- en nierkneuzing en/of een (lichte) hersenschudding en/of letsel aan enkels en/of (onder)benen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 10 februari 2014, te [pleegplaats], althans in de gemeente Assen, als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Volkswagen, [kenteken 1]), daarmee rijdende met een snelheid van ongeveer 65 kilometer per uur op de [weg 1], het kruisingsvlak met [weg 2] is opgereden, terwijl het verkeerslicht voor de rijstrook en de rijrichting van verdachte rood licht uitstraalde, door welke gedraging(en) van verdachte een botsing/aanrijding is ontstaan met een personenauto, merk Fiat, bestuurd door [slachtoffer] en (aldus) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daar aan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Art 5 Wegenverkeerswet 1994
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. G. Wilbrink acht hetgeen primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
- een werkstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis indien deze niet of niet volledig wordt uitgevoerd.
- een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van een motorvoertuig voor de duur van 12 maanden.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Bewijsmotivering

De rechtbank baseert haar beslissing dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die hierna in samenvattende vorm worden weergegeven en die voorkomen in de in de voetnoten weergegeven gebezigde bewijsmiddelen.
- een proces-verbaal van aanrijding misdrijf van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 10 februari 2014 [1] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Op 10 februari 2014 om 12.01 vond op de [weg 2] te [pleegplaats] een ongeval plaats. De bestuurder van voertuig 1 zat bekneld. Van de verkeerssituatie en de schade aan betrokken objecten werden foto’s gemaakt. De plaats van het ongeval is afgezet teneinde een sporenonderzoek te kunnen laten verrichten door de Verkeers Ongevallen Analyse. Betrokken voertuig 1 is een personenauto, Fiat Coupe, met [kenteken 2]. De bestuurster is [slachtoffer]. Betrokken voertuig 2 is een personenauto, Volkswagen Golf, met [kenteken 1]. De bestuurder is [verdachte].
- een geneeskundige verklaring van Tjon Pian Gi, arts, d.d. 21 februari 2014 [2] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Op 10 februari 2014 werd [slachtoffer] onderzocht door Tjon Pian Gi, arts. Geen uitwendig waargenomen letsel. Vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel en inwendig bloedverlies. Sprake van een niercontusie, longcontusie en lichte commotionele verschijnselen. Verwachte duur genezing is 4 tot 6 weken.
- een verklaring van getuige [slachtoffer] d.d. 20 februari 2014 [3] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Op 10 februari 2014 reed ik in mijn auto, merk Fiat Coupe, voorzien van[kenteken 2] op de [weg 2]. Ik wilde linksaf slaan richting [plaats 2] op de [weg 1]. Van het ongeluk kan ik me niets meer herinneren. Ik denk dat ik groen licht had, ik ben namelijk heel voorzichtig in het verkeer. Ik was niet aan het bellen of met andere dingen bezig. Ik had geen alcohol of drugs gebruikt. Ik heb nog pijn aan mijn enkels, benen en mijn bovenlichaam. Volgens mijn behandelend arts moet ik nog wel twee maanden herstellen van de verwondingen die ik tijdens het ongeluk heb opgelopen.
- een verklaring van verdachte [verdachte] d.d. 5 maart 2014 [4] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
De dag van de aanrijding was 10 februari 2014 omstreeks 12.00 uur. Ik kwam vanuit het centrum, onder de tunnel door richting [bedrijfsnaam]. Ik keek naar beneden en heb geschakeld en toen was het al gebeurd. Ik begon gas te geven voor het stoplicht. Ik reed nog voor het moment van het ongeluk, ik stond niet stil en trok niet op.
- fotobladen van de betrokken voertuigen, de voertuigen op de weg en de wegsituatie [5] .
- proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse door verbalisant [verbalisant 3] d.d. 10 juni 2014 [6] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
De bestuurder van de Volkswagen Golf reed met zijn voertuig over de [weg 1]. Hij kwam uit de richting [weg 3] en reed in de richting van [weg 4]. Hij naderde de, met een verkeersregelinstallatie geregelde kruising met de[weg 2]. De bestuurster van de Fiat reed met haar voertuig over de [weg 2]. Zij naderde tevens de genoemde kruising. Op enig moment straalde de verkeersregelinstallatie voor de bestuurder van de Volkswagen rood licht uit terwijl deze installatie voor de bestuurder van de Fiat groen licht uitstraalde. Op dat moment reed de bestuurder van de Volkswagen, door het rode licht, de kruising op. Er ontstond een aanrijding tussen genoemde voertuigen. Het ongeval is niet te wijten aan een technisch gebrek. Op 4 maart 2014 om 10.30 uur zijn middels uitleesapparatuur de opgeslagen voertuigdata uitgelezen. In de voertuigdata worden gegevens opgeslagen ten tijde van het optreden van een storing. Tijdens de aanrijding traden er een aantal storingen op. Bij Testschema 1 van het diagnoseverslag zag ik dat een fout is geregistreerd genummerd betreft P012200: ‘Gaskleppotentiometersignaal te zwak’. Ik zag op het scherm van de laptop waarop deze storing zichtbaar was, dat deze storing op was getreden op 10-02-2014 om 11.59 uur, bij een kilometerstand van 9081 km. Dit betreft het tijdstip dat de aanrijding plaatsvond, waarbij de kilometerstand overeenkwam met de kilometerstand ten tijde van de aanrijding. Ik zag hierbij de rijsnelheid was vastgesteld op 63 km/uur. De Volkswagen was tot aan deze impact met alle wielen aan de grond waardoor wielspin kan worden uitgesloten. Deze snelheid kan derhalve als indicatie dienen voor de mogelijk gereden snelheid.
De autogordels werden door beide bestuurders gedragen. De airbags waren geactiveerd. De Volkswagen voerde vermoedelijk dimlicht en de Fiat voerde geen verlichting.
- een proces-verbaal van Analyse Verkeersregelinstallatie door verbalisant [verbalisant 4] d.d.11 juni 2014 [7] , inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Op verzoek van collega [verbalisant 3] van de Verkeersongevallenanalyse Noord-Nederland heb ik een nader onderzoek ingesteld naar de werking van de verkeersregelinstallatie op de kruising van de [weg 1] en [weg 2] binnen de bebouwde kom van [pleegplaats].
Op het moment van de aanrijding was de verkeersregelinstallatie in werking. Het normale regelprogramma werd afgedraaid. Er waren geen storingen in het programma aanwezig. Het was niet mogelijk dat rijrichting 3 en rijrichting 5 gelijktijdig groen licht danwel geel licht konden krijgen. Uit onderzoek is gebleken dat de bestuurder van het voertuig dat rijrichting 5 volgde kort voor de aanrijding het voor hem bestemde rode licht heeft genegeerd. Dit betrof de bestuurder van de VW. Tevens is uit onderzoek gebleken dat de bestuurster van het voertuig dat rijrichting 3 volgde de stopstreep passeerde op het moment dat de voor haar bestemde lantaarn groen licht uitstraalde. Dit betrof de bestuurster van de Fiat. Uit onderzoek is gebleken dat de bestuurder van de VW de afstand van de eerste detectielus tot aan de stopstreep heeft gereden met een gemiddelde snelheid die voor 99 procent zeker heeft gelegen tussen de 62 kilometer per uur en 68 kilometer per uur.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen gaat de rechtbank uit van de volgende feitelijke gang van zaken.
Mevrouw [slachtoffer] reed in haar auto, een Fiat, op de [weg 2] en wilde op de kruising met de [weg 1] linksaf slaan richting [plaats 2]. Op het moment dat zij de stopstreep van het verkeerslicht passeerde straalde het voor haar bestemde verkeerslicht groen licht uit. De heer [verdachte], verdachte, reed in zijn auto, een Volkswagen, op de [weg 1] en wilde op de kruising met [weg 2] rechtdoor rijden. Op het moment dat hij de stopstreep van het verkeerslicht passeerde straalde het voor hem bestemde verkeerslicht rood licht uit. De snelheid waarmee verdachte op dat moment reed betrof in elk geval 62 km/uur, de ondergrens van de snelheidsberekening naar aanleiding van de analyse van de verkeersregelinstallatie.
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte het verkeerslicht groen licht heeft zien uitstralen. De verklaring van getuige [getuige 1] die ook het verkeerslicht groen licht heeft zien uitstralen, ondersteunt de verklaring van verdachte. Het rapport van de verkeersregelinstallatie is naar de mening van de raadsvrouw slordig, onzorgvuldig en op bepaalde punten onjuist. Daarnaast is het rapport gebaseerd op aannames en het ideaal functioneren van de verkeersregelinstallatie, terwijl daarnaar geen onderzoek is verricht.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw. Getuige deskundige [verbalisant 4] heeft zijn analyse van de verkeersregelinstallatie ter terechtzitting nader toegelicht. Uit de toelichting volgt dat uit de opgeslagen data van de verkeersregelinstallatie geen onregelmatigheden of storingen naar voren zijn gekomen omtrent de werking van de verkeersregelinstallatie. De verkeersregelinstallatie is gecertificeerd en voldeed aan de eisen die bij de certificering zijn gesteld. Ter terechtzitting is door [verbalisant 4] eveneens een toelichting gegeven van de op pagina 30 en 31 van de analyse weergegeven uitsnede van het faselogbestand van de verkeersregelinstallatie. In de uitsnede is een roodlichtnegatie te zien voor rijrichting 5, de rijrichting van de Volkswagen van verdachte, om 11.56.52 uur. [slachtoffer] reed volgens dezelfde uitsnede door een groen licht om 11.56.51 uur.
De rechtbank legt de verklaring van [getuige 1] dat zij heeft gezien dat het verkeerslicht van verdachte groen licht uitstraalde terzijde. De verklaring van [getuige 1] stemt niet overeen met de verklaring van [getuige 2] (de buschauffeur). [getuige 2] verklaart dat hij op 10 februari 2014 heeft gereden in de lijnbus naar [plaats 1]. Hij heeft de aanrijding niet zien gebeuren, aangezien de aanrijding volgens zijn verklaring reeds had plaatsgevonden voordat hij zicht had op de kruising. De verklaring van de buschauffeur [getuige 2] wordt ondersteund door de analyse van de verkeersregelinstallatie op pagina 37 en de faseloggegevens op pagina 30. Uit de faseloggegevens kan volgen dat geen voertuig achter het voertuig van verdachte op de detectielussen heeft gestaan. Pas om 11.57.17, dat is 25 seconden nadat verdachte de laatste detectielus bij het verkeerslicht is gepasseerd, passeert een voertuig de eerste detectielus, 58 meter voor de stopstreep.
Met de raadsvrouw en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van roekeloosheid in de zin van artikel 6 WVW94. Van roekeloosheid als zwaarste, aan opzet grenzende, schuldvorm zal immers slechts in uitzonderlijke gevallen sprake zijn. Uit de bewezen gedragingen, met een overschrijding van de maximum snelheid met 12 km/uur door een rood verkeerslicht rijden, kan geen roekeloosheid volgen.
Bij de vaststelling van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 komt het aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van deze bepaling. Voor culpa is meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en oplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht.
Voorts is van belang dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van met verkeersregels strijdig verkeersgedrag die schuld kan worden afgeleid. Verdachte heeft het verkeerslicht dat reeds vier seconden rood licht uitstraalde niet gezien en heeft met een snelheid van 62 km/uur, een snelheid die 12 km/uur hoger is dan de maximaal toegestane snelheid van 50 km/uur de kruising opgereden en een botsing veroorzaakt. Verdachte heeft niet geremd, maar juist gas gegeven terwijl hij de kruising naderde. Daarnaast heeft hij, terwijl hij de kruising opreed, naar de versnellingspook gekeken, in plaats van naar het verkeer op de kruising. Verdachte heeft daarmee aanmerkelijk onvoorzichtig gehandeld en heeft daarmee schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
De rechtbank verwerpt het beroep van de raadsvrouw op de schulduitsluitingsgrond afwezigheid van alle schuld. De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte mogelijk door invloed van zonlicht op het verkeerslicht het groene licht heeft zien oplichten, terwijl het verkeerslicht rood uitstraalde. Naar het oordeel van de rechtbank is van een verontschuldigbare feitelijke dwaling geen sprake, aangezien van verdachte mag worden verwacht dat hij bij deelname aan het verkeer rekening houdt met onder andere de weersomstandigheden, zoals de invloed van de zon. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat de zon op dusdanige wijze heeft geschenen dat deze van invloed is geweest op de zichtbaarheid van de verkeerslichten. Eerst ter terechtzitting is verdachte met deze verklaring gekomen, terwijl hij kort na het ongeval en ruim een half jaar later wederom door de politie is verhoord.
De rechtbank is van oordeel dat niet bewezen kan worden verklaard dan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, nu de later aan de licht gekomen bekken- en sleutelbeenfracturen niet zijn tenlastegelegd. Naar het oordeel van de rechtbank kan wel worden bewezen dat [slachtoffer] zodanig lichamelijk letsel heeft opgelopen door het ongeval dat verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.

Hetgeen de rechtbank bewezen acht

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 februari 2014, te [pleegplaats], als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig personenauto, merk Volkswagen, [kenteken 1],
daarmee rijdende over de [weg 1] zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig, met een snelheid van ongeveer 62 kilometer per uur, terwijl het verkeerslicht voor de rijrichting van hem, verdachte, rood licht uitstraalde en verdachte derhalve zijn voertuig tot stilstand had moeten brengen, de kruising van de [weg 1] met de [weg 2] is opgereden, terwijl er inmiddels een personenauto, merk Fiat, bestuurd door [slachtoffer] het kruisingsvlak was opgereden,
tengevolge waarvan een botsing is ontstaan tussen het door verdachte bestuurde motorrijtuig en het motorrijtuig, bestuurd door [slachtoffer], waardoor aan die [slachtoffer] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificatie

Het bewezen geachte levert op:
Overtreding van artikel 6 WVW 1994,
strafbaar gesteld bij artikel 175 van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van het gepleegde feit; de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsvrouw van de verdachte, de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 21 januari 2015, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van misdrijven is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft, als verkeersdeelnemer, een aan zijn schuld te wijten ernstig verkeersongeval veroorzaakt. Door het handelen van verdachte is [slachtoffer] ernstig gewond geraakt. Blijkens de schriftelijke slachtofferverklaring heeft zij nog steeds last van de gevolgen van het ongeval. Uit het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat verdachte zich realiseert wat het door hem veroorzaakte ongeval heeft veroorzaakt. De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor de straftoemeting. De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke werkstraf van na te noemen duur, passend en geboden is.

Motivering ontzegging van de rijbevoegdheid

De rechtbank is voorts van oordeel dat aan de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen in beginsel moet worden ontzegd omdat de verdachte, als verkeersdeelnemer, een aan zijn schuld te wijten ernstig verkeersongeval heeft veroorzaakt.
Nu de zaak pas na een jaar op de zitting is behandeld, terwijl het niet in de invloedssfeer van de verdachte ligt wanneer deze zaak op zitting zou komen, dient een onvoorwaardelijke rijontzegging geen redelijk doel meer. De rechtbank overweegt dat zij gelet hierop zal volstaan met het opleggen van een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart bewezen dat het primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
- een
taakstrafbestaande uit 80 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
De rechtbank ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijdsduur van 6 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter,
en mr. B.I. Klaassens en mr. C. Krijger, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lübbers, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 6 maart 2015,
zijnde mr. C. Krijger buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.p. 4 van het proces-verbaal van de politie eenheid Noord-Nederland, district Noord, basiseenheid Assen, met proces-verbaalnummer PL031V-2014011125-1;
2.p. 11 van het proces-verbaal van de politie eenheid Noord-Nederland, district Noord, basiseenheid Assen, met proces-verbaalnummer PL031V-2014011125-1;
3.p. 15 e.v. van het proces-verbaal van de politie eenheid Noord-Nederland, district Noord, basiseenheid Assen, met proces-verbaalnummer PL031V-2014011125-4;
4.p. 18 e.v. van het proces -verbaal van de politie eenheid Noord-Nederland, district Noord, basiseenheid Assen, met proces-verbaalnummer PL031V-2014011125-7;
5.p. 25 e.v. van het proces-verbaal van de politie eenheid Noord-Nederland, district Noord, basiseenheid Assen, met proces-verbaalnummer PL031V-2014011125;
6.p. 4 e.v. van het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse van divisie R.E.T. cluster verkeer en milieu, met proces-verbaalnummer 10022014.1230.2393;
7.p. 4 e.v. van het proces-verbaal Analyse Verkeersregelinstallatie van de Politie Noord-Nederland, Verkeers Ongevallen Analyse, met proces-verbaalnummer 10.02.14.1201.1112;