In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 24 maart 2015 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van een moskee en islamitisch centrum in Groningen. De vergunninghoudster, de Stichting Moskee en Islamitisch Centrum Groningen, had op 6 maart 2014 een omgevingsvergunning aangevraagd, die door het college van burgemeester en wethouders was verleend. Eisers, bewoners van de omgeving, hebben hiertegen beroep ingesteld, stellende dat de vergunning in strijd is met het bestemmingsplan en dat er onvoldoende rekening is gehouden met de parkeerdruk in de omgeving.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, omdat de hoogte van het gebouw de maximaal toegestane hoogte overschrijdt. De rechtbank oordeelt dat de ruimtelijke onderbouwing van het project onvoldoende is, omdat niet is aangetoond dat de afwijking van het bestemmingsplan gerechtvaardigd is. De rechtbank wijst erop dat de bouw van een moskee met drie bouwlagen een aanzienlijke toename van het aantal bezoekers met zich meebrengt, wat leidt tot een verhoogde parkeerdruk in de omgeving. De rechtbank concludeert dat de ontheffing van de parkeernorm niet goed is onderbouwd en dat de vergunning niet in redelijkheid kon worden verleend.
De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond, maar het beroep van eisers wordt gegrond verklaard. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht vergoedt. Tevens worden de proceskosten van eisers vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.