ECLI:NL:RBNNE:2015:1854

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 april 2015
Publicatiedatum
16 april 2015
Zaaknummer
C-17-136418 - HA ZA 14-337
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vorm van verdeling en de totstandkoming daarvan in een familierelatie

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, stond de vraag centraal of er een verdeling tot stand was gekomen tussen de deelgenoten [A], [B] en [C]. De rechtbank heeft op 15 april 2015 uitspraak gedaan in een civiele procedure, waarin [A] als eiseres optrad tegen [B] en [C]. De procedure volgde op een eerder incidenteel vonnis van de rechtbank Noord-Holland, waarin de zaak was verwezen naar de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank heeft de vorderingen van [A] afgewezen, omdat er volgens de rechtbank geen overeenstemming was bereikt over de essentiële punten van de verdeling, zoals de waarden van de boedelbestanddelen en de fiscale implicaties.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de e-mails tussen de partijen, waarin een voorstel tot verdeling werd gedaan, niet meer inhielden dan een intentie om tot een verdeling te komen, maar niet de daadwerkelijke verdeling zelf. De rechtbank verwees naar artikel 3:182 BW, dat stelt dat een verdeling pas tot stand komt als er overeenstemming is over de wijze en de vorm van de verdeling. De rechtbank concludeerde dat de partijen niet overeen waren gekomen over de noodzakelijke stappen om de verdeling te effectueren, en dat er geen uitvoering was gegeven aan het voorstel van [A].

De rechtbank heeft ook de overige vorderingen van [A] afgewezen, aangezien deze allen gebaseerd waren op de onjuiste stelling dat er een verdeling tot stand was gekomen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg, gezien de nauwe familierechtelijke relatie tussen de betrokken partijen. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke overeenstemming en de juiste juridische vorm bij het tot stand komen van een verdeling in familiezaken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/136418 / HA ZA 14-337
Vonnis van 15 april 2015
in de procedure tussen:
[A],
wonende te [woonplaats],
hierna ook te noemen: [A],
eiseres,
advocaat: mr. B. Breederveld, kantoorhoudende te [woonplaats],
tegen

1.[B],

wonende te [woonplaats],
hierna ook te noemen: [B],
gedaagde,
advocaat: mr. M.J.P. Schipper, kantoorhoudende te Heerhugowaard,

2.[C],

wonende te [woonplaats],
hierna ook te noemen: [C],
gedaagde,
niet in rechte verschenen.
Partijen zullen hierna [A], [B] respectievelijk [C] worden genoemd.
De procedure
1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het incidenteel vonnis van de rechtbank Noord-Holland d.d. 28 mei 2014, waarbij de zaak in de stand waarin deze zich bevindt is verwezen naar de rechtbank Noord-Nederland;
- de dagvaarding van 5 augustus 2014;
- het tussenvonnis van 3 september 2014;
- de brief met bijlagen d.d. 24 december 2014 en de akte uitlating producties d.d. 15 januari 2015 zijdens [A];
- de brieven met bijlagen d.d. 31 december 2014 en 7 januari 2015 zijdens [B];
- het proces-verbaal van de behandeling ter zitting van 15 januari 2015;
- een brief d.d. 17 februari 2015 van mr. Schipper houdende opmerkingen betreffende een aantal in het proces-verbaal opgenomen onjuistheden en een brief d.d. 27 februari 2015 van mr. Breederveld, inhoudende dat hij geen commentaar heeft op voormelde brief van
17 februari 2015.
1.1.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.2.
Daarbij stemt de rechtbank in met de in voormelde brief van 17 februari 2015 vervatte opmerkingen, in die zin dat het proces-verbaal aldus gecorrigeerd wordt gelezen.
Motivering
Het geschil
2. Voor de aard van de vorderingen en de gronden waarop [A] deze laat rusten zij verwezen naar hetgeen daaromtrent door de rechtbank Noord-Holland in haar vonnis in het incident d.d. 28 mei 2014 onder 2.1 en 2.2 reeds is overwogen.
3. [B] voert verweer tegen het gevorderde. Haar primaire verweer spitst zich toe op haar stelling dat tussen de deelgenoten geen verdeling tot stand is gekomen, aangezien er geen overeenstemming was op de essentiële punten, namelijk de waarden van de verschillende onderdelen van de diverse boedelbestanddelen en de fiscale implicaties.
3.1.
Voor zover niettemin wordt aangenomen dat een verdeling tot stand is gekomen, geldt subsidiair, zo stelt [B], dat de verdelingsovereenkomst is ontbonden in verband met het verstrijken van de termijn die liep tot 1 juli 2012, dan wel dat de vermeende verdeling in elk geval met instemming van alle partijen/wederzijds goedvinden als niet meer bestaand wordt beschouwd, zoals dit ook volgt uit het overgelegde mailverkeer en het gegeven dat door partijen hiernaar ook is gehandeld.
4. De rechtbank zal hierna de standpunten van partijen, voor zover van betekenis voor de beoordeling van het gevorderde, nader voor het voetlicht brengen.
Met betrekking tot de vordering te verklaren voor recht dat tussen [A], [B] en [C] een verdeling tot stand is gekomen van de tussen hen bestaande gemeenschappen
5. [A] baseert haar stelling dat tussen de deelgenoten een verdeling tot stand is gekomen op de omstandigheid dat [B] en [C] haar bij emailbericht d.d. 21 mei 2012 onder B gedane voorstel bij emailbericht van 30 mei 2012 hebben aanvaard en dat zij daar vervolgens in haar emailbericht van 6 juni 2012 in bevestigende zin heeft gereageerd. De inhoud van genoemde berichten luidt -voor zover hier van belang- als volgt:
(Mail 21 mei 2012, voorstel [A]:)
"(…) B. Uitkoop van mij met een bedrag van € 650.000,00. D.w.z. nu uitbetaling van een bedrag groot € 250.000,00 en € 400.000,00 op 26 januari 2013 en volledige medewerking mijnerzijds aan tenaamstelling etc. ten behoeve van jullie beiden. Dan kunnen we toch nog voor juli afwikkelen.(…)"
(Mail 30 mei 2012, reactie [B]:)
"(…) Teneinde de verdeling van onze gemeenschap zo spoedig mogelijk te kunnen afwikkelen en om verdere potentiele verschilpunten te vermijden en met de gedachte dat Papa het graag zo gewild zou hebben, hebben wij besloten om volledig akkoord te gaan met het voorstel onder B.
De notaris zal een akte van verdeling moeten opmaken waarin de onroerende zaken worden toebedeeld aan ons tegen betaling van € 250.000,00, terwijl je een onherroepelijke volmacht geeft aan de notaris, tot overdracht van de aandelen in de beide BV’s per 26 januari 2013 tegen betaling van € 400.000,00.
Het lijkt mij dat de notaris die de akte opmaakt [X] wordt. Die is al bij de boedel betrokken. Als dat akkoord is zal ik een offerte opvragen.
Ik stel voor dat we de kosten van de notaris door 3 delen en gezamenlijk dragen.
Ik concludeer dat wij een overeenkomst hebben en daarmee mogen wij elkaar feliciteren.(…)"
(Mail 6 juni 2012, reactie [A]:)
"(…) Hierbij stem ik er mee in, laat notaris [X] maar de akte maken.(…)"
5.1.
De in voormelde emailberichten besloten liggende overeenkomst houdt naar het oordeel van de rechtbank niet meer in dan de overeenkomst tussen de deelgenoten om te komen tot een verdeling conform het voorstel van [A], maar niet de verdeling zelf (artikel 3:182 BW).
5.1.1.
Daartoe overweegt de rechtbank dat het ten deze toepasselijke artikel 3:183 lid 1 BW bepaalt -voor zover hier van belang- dat een verdeling kan geschieden op de wijze en in de vorm die partijen goeddunkt, hetgeen meebrengt dat over de wijze en de vorm onderlinge overeenstemming dient te bestaan. Gelet hierop komt betekenis toe aan de opmerking in voormelde reactie van [B] dat de notaris een akte van verdeling zal moeten opmaken. Daarmee heeft zij wat betreft de vorm waarin de verdeling dient te geschieden uitdrukkelijk aangegeven dat het haar en [C] niet goeddunkt dat de verdeling enkel door de aanvaarding van het voorstel van [A] plaatsvindt. Met deze vorm heeft [A] vervolgens blijkens haar email van 6 juni 2012 ingestemd.
5.1.2.
Aan genoemde overeenkomst is -dit is niet in geschil- geen uitvoering gegeven. Verder heeft evenmin een van het voorstel van [A] afwijkende verdeling plaatsgevonden.
5.1.3.
De vordering te verklaren voor recht dat een verdeling tot stand is gekomen strandt op het voorgaande.
5.1.4.
Een inhoudelijke bespreking van hetgeen partijen (verder) hebben aangevoerd op dit punt acht de rechtbank niet zinvol, zodat dit achterwege zal worden gelaten.
Met betrekking tot de overige vorderingen
6. De overige vorderingen van [A] zijn alle gebaseerd op haar stelling dat een verdeling tot stand is gekomen. Nu deze stelling, zoals hiervoor overwogen, niet juist is leidt dit reeds tot afwijzing van die vorderingen, zodat de rechtbank een inhoudelijke bespreking daarvan, alsmede van hetgeen partijen daaromtrent hebben aangevoerd, achterwege laat.
De proceskosten
7. De rechtbank vindt aanleiding de proceskosten aldus te compenseren dat iedere partij de eigen kosten draagt, gelet op de nauwe familierechtelijke relatie waarin partijen tot elkaar staan.
Beslissing
De rechtbank:
wijst de vorderingen af;
compenseert de proceskosten aldus, dat elk der partijen de eigen kosten draagt.
Aldus gewezen door mr. M. Sanna, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 april 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 18