ECLI:NL:RBNNE:2015:2051

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 april 2015
Publicatiedatum
24 april 2015
Zaaknummer
2306350 \ CV EXPL 13-10633
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • R.Tj. Terpstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van commissie en beëindigingsvergoeding in agentuurovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Nederland is behandeld, heeft de kantonrechter op 21 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en de vennootschap naar buitenlands recht BVBA MARNICO. De zaak betreft een vordering van [eiser] tot betaling van commissie en een beëindigingsvergoeding in het kader van een agentuurovereenkomst. Na een tussenvonnis van 4 november 2014 heeft Marnico een akte met producties ingediend, waarop [eiser] heeft gereageerd met een akte uitlating. De kantonrechter heeft de inhoud van deze stukken als herhaald en ingelast beschouwd.

De kantonrechter heeft in zijn motivering vastgesteld dat Marnico geen tegenvordering heeft ingesteld en dat de door Marnico beweerde vordering op [eiser] niet eenvoudig vast te stellen is. De kantonrechter heeft verder geoordeeld dat Marnico niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de door haar gestelde provisie en dat de vordering van [eiser] tot een bedrag van € 4.148,21 wordt toegewezen. Daarnaast heeft de kantonrechter de totale commissievordering van [eiser] vastgesteld op € 8.216,63, waarbij het meerdere boven dit bedrag is afgewezen.

De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat er geen plaats is voor toewijzing van buitengerechtelijke kosten, aangezien [eiser] procedeert op basis van een toevoeging van de Raad voor de Rechtsbijstand. Marnico is veroordeeld in de proceskosten, waarbij 75% van de zuivere explootkosten aan de griffier moet worden voldaan. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rolnummer: 2306350 \ CV EXPL 13-10633
vonnis van de kantonrechter van 21 april 2015
inzake

[eiser],

wonende te [adres],
eiser,
gemachtigde: mr. Y. Schippers, advocaat te Groningen (Oude Boteringestraat 75, 9712 GG),
tegen
De vennootschap naar buitenlands recht
BVBA MARNICO,
gevestigd te [adres],
gedaagde,
gemachtigde: mr. R. Timmermans, advocaat te Leuven, België (3010 Martelarenlaan 139 bus 19).
Partijen zullen hierna [eiser] en Marnico worden genoemd.

Procesverloop

1. Na het tussenvonnis van 4 november 2014 heeft Marnico een akte met producties genomen. Op die akte heeft [eiser] gereageerd met een akte uitlating, eveneens met producties. Vervolgens is (opnieuw) vonnis bepaald op grond van de stukken, van welke de inhoud als hier herhaald en ingelast geldt.

Motivering

De (verdere) beoordeling van het geschil
2.1.
De kantonrechter blijft bij wat hij heeft overwogen en beslist in het tussenvonnis.
2.2.
Marnico heeft geen tegenvordering ingesteld tegelijk met haar conclusie van antwoord. De eventueel verrekenbare tegenvordering die Marnico (opnieuw in haar laatste akte) beweert te hebben op [eiser], is niet op eenvoudige wijze vast te stellen en brengt de kantonrechter daarom niet in mindering (art. 6:136 BW). Marnico kan die door haar beweerde vordering op [eiser] in een afzonderlijke procedure aan de orde stellen.
2.3.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter partijen, Marnico eerst, gevraagd duidelijk te maken op welke provisie [eiser] (nog) recht heeft (gehad), op grond van verkopen door hem aan derden tot 16 juli 2012.
Marnico verwijst in haar akte naar een berekening van haar boekhouder die ontbreekt. Wel worden een aantal facturen, specificaties en onbenoemde stukken overgelegd. Het is niet het werk van de kantonrechter om aan de hand van die facturen, specificaties en onbenoemde stukken tot een opstelling te komen van door Marnico aan [eiser] verschuldigde commissie. Bij de stapel stukken zitten echter ook de facturen 15, 16, 17 en 19, over welke [eiser] commissie claimt van Marnico.
De kantonrechter zal daarom de vordering op dit punt, ten belope van € 4.148,21, toewijzen.
2.4.
In de dagvaarding onder 3 en 14 heeft [eiser] aangegeven dat hij geen commissiefacturen heeft kunnen opmaken voor wat betreft de verkopen aan Zijerveld en Jumbo, omdat Marnico daarvoor de gegevens niet verstrekt. In de conclusie van antwoord (door Marnico genoemd verweerschrift) wordt hier niet op in gegaan. Op grond van de in de conclusie van repliek onder 13 verstrekte gegevens kan een commissievordering van [eiser] worden berekend tot 16 juli 2012 van € 8.216,63, opgebouwd als volgt: € 4.148,21 tot en met mei 2012, € 2.712,28 voor juni 2012 en € 1.356,14 voor de periode 1 tot 16 juli 2012. In het totaalbedrag van € 8.216,63 zit dan begrepen het in rechtsoverweging 2.3. bedoelde deel. Bij de conclusie van dupliek en met haar laatste akte heeft Marnico deze gegevens waarop de berekening is gebaseerd niet gemotiveerd weersproken.
De kantonrechter zal ook het meerdere tot € 8.216,63 toewijzen, een bedrag van € 4.068,42.
2.5.
[eiser] becijfert in zijn laatste akte een commissievordering van totaal € 10.689,49. [eiser] vermeerdert zijn eis echter niet. De kantonrechter overweegt verder dat een eisvermeerdering zou zijn geweigerd in dit stadium van de procedure. Het meerdere boven € 8.216,63 zal daarom worden afgewezen.
2.6.
Gelet op wat de kantonrechter in het tussenvonnis al heeft overwogen en beslist - de korte duur van de samenwerking en het doel daarvan, namelijk het ontgaan van het concurrentiebeding - ziet de kantonrechter onvoldoende reden [eiser] meer vergoedingen toe te kennen vanwege de door beide partijen bedoelde reden voor, en mede daaruit voortvloeiende beëindiging van, de samenwerking.
2.7.
Voor toewijzing van de gevorderde buitengerechtelijke kosten is geen plaats nu [eiser] procedeert op basis van een door de Raad voor de Rechtsbijstand afgegeven toevoeging, welke toevoeging mede de in het incassotraject verrichte werkzaamheden omvat.
2.8
Marnico zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten. Omdat [eiser] met een toevoeging procedeert, zal de kantonrechter bepalen dat 75% van de zuivere explootkosten (artikel 40 Besluit vergoeding rechtsbijstand) aan de griffier moet worden voldaan. De overige kosten moeten aan [eiser] worden betaald.

Beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt Marnico tot betaling aan [eiser] van € 8.216,63 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 4.148,21 vanaf 1 juni 2012, over € 2.712,28 vanaf 1 juli 2012 en over € 1.356,14 vanaf 17 juli 2012, en steeds tot de volledige betaling van het verschuldigde;
veroordeelt Marnico in de kosten van deze procedure, die aan de zijde van [eiser] tot aan deze uitspraak worden vastgesteld op in totaal € 2.267,82, waarvan te voldoen aan de griffier van dit gerecht € 69,62 aan door de griffier betaalde explootkosten en te voldoen aan [eiser] € 75,00 aan griffierecht, € 23,20 aan resterende explootkosten en € 2.100,00 aan salaris van de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. R.Tj. Terpstra, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 april 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.
c RTjT