ECLI:NL:RBNNE:2015:2054

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 april 2015
Publicatiedatum
28 april 2015
Zaaknummer
18.720300-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot diefstal met geweld en overtredingen van de Opiumwet, Wegenverkeerswet en Wet wapens en munitie

De Rechtbank Noord-Nederland heeft op 23 april 2015 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot diefstal met geweld, diefstal en overtredingen van de Opiumwet, de Wegenverkeerswet en de Wet wapens en munitie. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. H.W. Knottenbelt, verscheen op de terechtzitting van 9 april 2015. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

De tenlastelegging omvatte onder andere het maken van slaande bewegingen naar een slachtoffer, het vernielen van een trui van dat slachtoffer, en bedreigingen met de dood. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 3 en 4 december 2014 in Tytsjerksteradiel een poging deed om met geweld een diefstal te plegen op een bedrijfsterrein. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van het in bezit hebben van een lasapparaat, kentekenplaten, een vuurwapen en amfetamine.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van de diefstal van kentekenplaten, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij deze had weggenomen. De rechtbank achtte de overige feiten wel bewezen en legde een taakstraf op van 120 uur en een gevangenisstraf van 142 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De rechtbank besloot ook tot verbeurdverklaring van de in beslag genomen betonschaar en legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht en een behandelverplichting bij Verslavingszorg Noord Nederland.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720300-14
ter berechting gevoegde parketnummers 18/241989-14 en 18/239520-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 april 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 april 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.W. Knottenbelt, advocaat te Assen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door
mr. S.M. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 3 december 2014 en 4 december 2014 te of bij [pleegplaats 1], in elk geval in de gemeente Tytsjerksteradiel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit/van een omheind bedrijfsterrein (tuincentrum) weg te nemen enig(e) goed(eren) van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [tuincentrum], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot dat
bedrijfsterrein te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) van zijn gading onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, (met medeneming van een betonijzerschaar en/of een beitel) dat bedrijfsterrein is ingeklommen/opgegaan en/of (vervolgens) een op dat terrein bevindende loods en/of een aldaar aanwezige vrachtwagen is in/binnengegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging hierin bestond(en), dat verdachte (na door die [slachtoffer 1] te zijn aangesproken en/of vastgepakt)
- een of meer slaande bewegingen naar/in de richting van (het hoofd van) die [slachtoffer 1] heeft gemaakt, en/of
- een trui van die [slachtoffer 1] heeft vernield/verscheurd, door aan die trui en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] te rukken en/of te trekken en/of
- die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: 'Ik steek jou dood!' en/of 'Laat me los of ik steek je neer!', althans woorden van gelijke aard of strekking;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat:
hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 3 december 2014 en 4 december 2014 te of bij [pleegplaats 1], in elk geval in de gemeente Tytsjerksteradiel,
A:
[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: 'Ik steek jou dood!' en/of 'Laat me los of ik steek je neer!', althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
B:
opzettelijk en wederrechtelijk een trui, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2.
(parketnummer 18/241989-14)
hij in of omstreeks de periode van 7 oktober 2014 tot en met 11 oktober 2014 te [pleegplaats 2], (althans) in de gemeente Tytsjerksteradiel, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een lasapparaat (Conti Weld), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat:
hij in of omstreeks de periode van 7 oktober 2014 tot en met 23 oktober 2014 te [pleegplaats 2] en/of [pleegplaats 3] en/of [pleegplaats 4], (althans) in de gemeente Tytsjerksteradiel en/of Dantumadiel, althans in Nederland, een lasapparaat (Conti Weld) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat lasapparaat wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.
(parketnummer 18/239520-14)
hij op of omstreeks 27 oktober 2014 te [pleegplaats 5] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen vanaf een personenauto (merk Peugeot) geparkeerd staande aan of nabij de [straat 1], twee kentekenplaten ([kenteken 1]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat:
hij op of omstreeks 27 oktober 2014 te [pleegplaats 5] als eigenaar of houder een motorrijtuig, (blauwe Volkswagen Golf), voorzien van het [kenteken 2], op de weg,
[straat 1], heeft laten staan of daarmede over die weg heeft laten rijden, terwijl hij wist of redelijkerwijze kon vermoeden dat op dat motorrijtuig (een) teken(s), te weten kentekenplaten met daarop vermeld [kenteken 1], was/waren aangebracht dat/die, niet zijnde (een) ingevolge artikel 36 van de Wegenverkeerswet 1994 aan de eigenaar of houder voor dat motorrijtuig opgegeven kenteken(s), door kon(den) gaan voor (een) zodanig(e) kenteken(s) dan wel met de kennelijke bedoeling dat/die teken(s) te doen doorgaan voor (een) overeenkomstig de daarvoor geldende voorschriften te doen doorgaan voor (een) overeenkomstig de daarvoor geldende voorschriften opgegeven buitenlands(e) kenteken(s) of (een) met toepassing van artikel 37, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 opgegeven kenteken(s);
4.
(parketnummer 18/239520-14)
hij op of omstreeks 27 oktober 2014 te [pleegplaats 5] (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een kunstof lucht- c.q. veerdrukpistool, merk onbekend, zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad;
5.
(parketnummer 18/239520-14)
hij op of omstreeks 27 oktober 2014 te [pleegplaats 5] opzettelijk aanwezig heeft gehad een plastic (Tictac)doosje ongeveer voor 1/3 gevuld met een materiaal/stof bevattende amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal/stof bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1. primair, 2. primair, 3. primair, 4. en 5. ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren;
- oplegging van de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering, een drugs- en alcoholverbod en een ambulante behandeling bij de Forensische Polikliniek van Verslavingszorg Noord Nederland, met daarbij een kortdurende klinische opname wanneer de reclassering dat noodzakelijk acht;
- onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen betonschaar;
- opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Vrijspraak

De rechtbank acht de onder 3. primair ten laste gelegde diefstal van de kentekenplaten niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Op 27 oktober 2014 is de auto van verdachte door de politie inbeslaggenomen. Verbalisanten hebben geconstateerd dat op de auto kentekenplaten waren bevestigd die niet bij de auto behoorden. Door de eigenaar van de betreffende kentekenplaten is aangifte gedaan van diefstal. Verdachte heeft kortgezegd verklaard dat hij zijn auto de betreffende nacht had uitgeleend en dat de kentekenplaten door een ander ontvreemd en op zijn auto geplaatst zijn.
De rechtbank stelt vast dat verdachte in de nacht van de diefstal in de buurt van zijn auto, met daarop de ontvreemde kentekenplaten, is aangetroffen. Zij is van oordeel dat deze omstandigheid op zichzelf onvoldoende wettig en overtuigend bewijs oplevert voor een door verdachte gepleegde wegnemingshandeling. Daarbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat er mogelijk enige uren zijn verstreken tussen de diefstal van de kentekenplaten en het tijdstip waarop de auto werd aangetroffen, waardoor de door verdachte afgelegde alternatieve verklaring niet buiten redelijke twijfel kan worden uitgesloten.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank past met betrekking tot de onder 2. primair 4. en 5. ten laste gelegde feiten de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering.
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 april 2015;
2. Het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL0100-2014131511-1,
d.d. 28 oktober 2014, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2];
3. Het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL0100-2014129388,
d.d. 28 oktober 2014, inhoudende de verklaring van verbalisant;
4. Het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL0100-2014129388-29,
d.d. 10 november 2014, inhoudende de verklaring van verbalisanten.
De rechtbank past bij de beoordeling van de onder 1. primair en 3. subsidiair ten laste gelegde feiten de volgende bewijsmiddelen toe.
feit 1:
1. De door verdachte op de terechtzitting van 9 april 2015 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de nacht van 3 op 4 december 2014 bevond ik mij in een loods van [tuincentrum] te [pleegplaats 1]. Ik was op het terrein gekomen door over het hekwerk heen te klimmen. Mijn bedoeling was om spullen van mijn gading weg te nemen. Ik had een betonijzerschaar en een beitel bij mij. Toen ik werd overlopen en vastgepakt door een manspersoon, probeerde ik mij los te rukken. Verder maakte ik slaande bewegingen. Ik heb de man toegeroepen: 'Laat me los of ik steek je neer';
2. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer PL0100-2014170519, gesloten op 15 december 2014, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2014170519-1, d.d. 4 december 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 1]:
Op 3 december 2014 ben ik het terrein van [tuincentrum] gevestigd te [pleegplaats 1] op gelopen. In de loods zag ik een manspersoon. Ik kon deze man vastpakken. De man begon om zich heen te slaan. Hij probeerde mij in het gezicht te slaan. De man probeerde zich los te maken. Ik hoorde hem roepen: 'Ik steek jou dood'. Ik heb de man losgelaten omdat ik mij zeer bedreigd voelde en vreesde voor mijn leven. Tijdens de worsteling is mijn trui gescheurd.
feit 3:
3. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer PL0100-2014129388/2014131411, gesloten op 28 november 2014, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
3.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2014129388-7, d.d. 27 oktober 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant:
Op 27 oktober 2014 omstreeks 04:50 uur trof ik in de [straat 2] te [pleegplaats 5] een geparkeerd staande blauwe Volkswagen Golf aan voorzien van het [kenteken 1]. Bij navraag bleek dit kenteken te behoren bij een Peugeot 106.
3.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0100-2014129388-15, d.d. 27 oktober 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
V = verbalisant, A = verdachte.
V: Jouw auto, een blauwe VW Golf, is door ons inbeslaggenomen. Wij troffen de auto aan met andere kentekenplaten dan voor deze auto zijn afgegeven.
A: Ik wilde de kentekenplaten er, voordat ik ging rijden, afhalen. Ik wist dat die kentekenplaten gestolen waren.

Redengeving bewezenverklaring

De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen hierna bewezen zal worden verklaard. De rechtbank heeft op grond daarvan de overtuiging bekomen dat verdachte het hierna bewezen verklaarde heeft begaan. Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. primair, 2. primair, 3. subsidiair, 4. en 5. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
primair:
hij in de periode omvattende de dagen 3 december 2014 en 4 december 2014 te [pleegplaats 1], in de gemeente Tytsjerksteradiel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van een omheind bedrijfsterrein weg te nemen goederen van zijn gading, toebehorende aan [tuincentrum], en zich daarbij de toegang tot dat bedrijfsterrein te verschaffen door middel van inklimming, met medeneming van een betonijzerschaar en een beitel dat bedrijfsterrein is opgegaan en vervolgens een op dat terrein bevindende loods is binnengegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen
[slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld en bedreiging hieruit bestonden, dat verdachte, na door die [slachtoffer 1] te zijn vastgepakt
- slaande bewegingen in de richting van het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft gemaakt, en
- een trui van die [slachtoffer 1] heeft vernield door aan die trui van die [slachtoffer 1] te rukken en
- die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: 'Laat me los of ik steek je neer!';
2.
(parketnummer 18/241989-14)
primair:
hij in de periode van 7 oktober 2014 tot en met 11 oktober 2014 te [pleegplaats 2], in de gemeente Tytsjerksteradiel, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een lasapparaat, merk Conti-Weld, toebehorende aan [slachtoffer 2];
3.
(parketnummer 18/239520-14)
subsidiair:
hij op 27 oktober 2014 te [pleegplaats 5] als eigenaar een motorrijtuig, te weten een blauwe Volkswagen Golf, voorzien van het [kenteken 2], op de weg heeft laten staan, terwijl hij wist dat op dat motorrijtuig tekens, te weten kentekenplaten met daarop vermeld [kenteken 1], waren aangebracht die, niet zijnde een ingevolge artikel 36 van de Wegenverkeerswet 1994 aan de eigenaar of houder voor dat motorrijtuig opgegeven kenteken, door konden gaan voor een zodanig kenteken;
4.
(parketnummer 18/239520-14)
hij op 27 oktober 2014 te [pleegplaats 5] een wapen van categorie I onder 7°, te weten een kunststof lucht- c.q. veerdrukpistool, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad;
5.
(parketnummer 18/239520-14)
hij op 27 oktober 2014 te [pleegplaats 5] opzettelijk aanwezig heeft gehad een plastic Tictac-doosje ongeveer voor een derde gevuld met een stof bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair: poging tot diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
2. primair: diefstal;
3. subsidiair: overtreding van artikel 41, eerste lid en onder d van de
Wegenverkeerswet 1994;
4. handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie;
5. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de bewezen en strafbaar verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de over hem door Verslavingszorg Noord Nederland opgemaakte rapportages d.d. 10 februari 2015 en 31 maart 2015, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 16 maart 2015 alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal en een poging tot diefstal gevolgd door geweld en bedreiging met geweld. Daarnaast heeft verdachte drugs en een vuurwapen voorhanden gehad en heeft hij een verkeersmisdrijf gepleegd. De vermogensdelicten zijn door verdachte gepleegd om zijn drugsverslaving te bekostigen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij, onder meer ter bevrediging van zijn behoefte aan verdovende middelen, moedwillig schade, overlast en gevoelens van angst teweeg heeft gebracht bij derden.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte een groot aantal malen eerder is veroordeeld, met name ter zake van vermogensdelicten. De rechtbank constateert echter dat de meest recente veroordeling van bijna vijf jaar geleden dateert. In haar rapportage van 31 maart 2015 heeft de reclassering de rechtbank onder meer geïnformeerd over het verloop van de behandeling die in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis is opgestart door Verslavingszorg Noord Nederland (VNN). Uit het rapport blijkt dat de intakefase inmiddels is afgerond en dat nu wordt ingezet op een ambulant behandeltraject. De reclassering geeft te kennen dat verdachte zich tot op heden coöperatief heeft opgesteld. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou het ingezette behandeltraject naar het oordeel van de reclassering kunnen doorkruisen.
De rechtbank overweegt dat de bewezenverklaarde feiten, gelet op de ernst daarvan en het strafblad van verdachte in aanmerking genomen, in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. De gevangenisstraf die door de officier van justitie is gevorderd staat naar het oordeel van de rechtbank echter niet in verhouding tot de gepleegde feiten. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het oriëntatiepunt voor een bedrijfsinbraak met recidive een gevangenisstraf van tien weken is. Voorts houdt de rechtbank rekening met het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Het belang van beperking van de kans op recidive is naar het oordeel van de rechtbank het meest gebaat met een voortzetting van het reeds door VNN ingezette traject. De rechtbank zal daarom, mede gelet op hetgeen de reclassering adviseert, naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, volstaan met oplegging van een taakstraf en een forse voorwaardelijke gevangenisstraf. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf worden, conform het reclasseringsadvies, de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een ambulante behandelverplichting en een drugs- en alcoholverbod verbonden. De door de reclassering geadviseerde en door de officier van justitie gevorderde mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname binnen het ambulante traject zal de rechtbank niet opleggen, nu uit het gesloten wettelijke sanctiestelsel volgt dat de vrijheidsbeneming die een dergelijke maatregel met zich meebrengt niet aan de discretionaire vrijheid van de reclassering mag worden overgelaten.
Inbeslaggenomen goederen
De rechtbank acht het inbeslaggenomen voorwerp, te weten de betonschaar, vatbaar voor verbeurdverklaring nu het een voorwerp is dat tot het begaan van het misdrijf is bestemd en dit voorwerp toebehoort aan verdachte.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 33, 33a, 45, 57, 63, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, 41 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994,
2 en 10 van de Opiumwet en 13 en 55 van de Wet wapens en munitie zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3. primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. primair, 2. primair, 3. subsidiair, 4. en 5. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 120 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Een gevangenisstraf voor de duur van 142 dagen.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte groot 120 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij de Stichting Verslavingsreclassering GGZ op het adres Oostergoweg 6 in Leeuwarden;
2. dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd van drie jaren onder behandeling zal stellen van de Forensische Polikliniek van Verslavingszorg Noord Nederland op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn middelenafhankelijkheid;
3. dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd van drie jaren, of zoveel korter als de reclassering dit wenselijk acht, zal onthouden van het gebruik van drugs en alcohol en hij zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen betonschaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.G. Wijma, voorzitter, mr. J.Y.B. Jansen en mr. J.N.M. Blom, rechters, bijgestaan door mr. J.C. Huizenga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 april 2015.
Mr. Blom is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Wijma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Jansen
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Huizenga
locatie Leeuwarden,