ECLI:NL:RBNNE:2015:2055

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 april 2015
Publicatiedatum
28 april 2015
Zaaknummer
18.730241-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met lichamelijk letsel door aanmerkelijke onvoorzichtigheid

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 23 april 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die verantwoordelijk werd gehouden voor een verkeersongeval op 15 december 2013 op de Afsluitdijk. De verdachte, bestuurder van een Hyundai, raakte de vangrail, waardoor zijn voertuig dwars op de weg kwam te staan. Dit leidde tot meerdere aanrijdingen met andere voertuigen, waarbij inzittenden zwaar lichamelijk letsel opliepen. De officier van justitie had vrijspraak geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig had gedragen door tijdens het rijden op een mobiele telefoon te kijken. De rechtbank legde een geldboete van € 500 en een rijontzegging van vier maanden op. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat er geen rechtstreeks schade was veroorzaakt door het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730241-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 april 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 9 april 2015.
De verdachte is verschenen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.F. Hoekstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 december 2013, te [pleegplaats], althans in de gemeente Súdwest-Fryslân, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een personenauto, merk Hyundai, daarmede rijdende over de weg Rijksweg A7 (Afsluitdijk)
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of terwijl verdachte vermoeid was, (door/in een schrikreactie) en/of (zonder noodzaak) met het door hem bestuurde motorrijtuig abrupt uit te wijken naar de linkerrijstrook, waarna het door verdachte bestuurde motorrijtuig (vervolgens) in aanraking is gekomen met de zich in de middenberm bevindende vangrail en/of het door verdachte bestuurde motorrijtuig in een
slip is geraakt en op op de linkerrijstrook en/of in de middenberm tot stilstand is gekomen,
waarna (achtereenvolgens) een aanrijding is ontstaan met een personenauto (merk: VW Lupo), bestuurd door [slachtoffer 1] en/of een personenauto (merk: Peugeot), bestuurd door [slachtoffer 2], tengevolge waarvan aan [slachtoffer 3], inzittende van de personenauto, merk VW Lupo, zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken rib, werd toegebracht
en/of aan [slachtoffer 2], bestuurder van de personenauto, merk Peugeot, zwaar lichamelijk letsel, te weten (een) gebroken rib(ben), werd toegebracht, in elk geval (telkens) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat:
hij op of omstreeks 15 december 2013, te [pleegplaats], althans in de gemeente Súdwest-Fryslân, als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Hyundai), daarmee rijdende op de weg Rijksweg A7/Afsluitdijk (zonder noodzaak) met het door hem bestuurde voertuig abrupt is uitgeweken naar de linkerrijstrook, waarna het door verdachte bestuurde voertuig (vervolgens) in aanraking is gekomen met de zich in de middenberm bevindende vangrail en/of het door verdachte bestuurde voertuig in een slip is geraakt en op op de linkerrijstrook en/of in de middenberm tot stilstand is gekomen, waarna (achtereenvolgens) een aanrijding is ontstaan met een personenauto (merk: VW Lupo), bestuurd door [slachtoffer 1] en/of een personenauto (merk: Peugeot), bestuurd door [slachtoffer 2], door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
- veroordeling voor het subsidiair ten laste gelegde;
- oplegging van een geldboete van € 300,00 subsidiair zes dagen vervangende hechtenis.

Beoordeling van het bewijs

Door de officier van justitie is gerekwireerd tot vrijspraak voor het primaire feit, nu zij niet bewezen acht dat er sprake is geweest van een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Voor schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 is, blijkens vaste rechtspraak van de Hoge Raad, een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onachtzaamheid vereist. De rechtbank noemt in dit verband bijvoorbeeld het arrest van de Hoge Raad d.d. 1 juni 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AO5822). Het moet - kort gezegd - gaan om een min of meer grove of aanmerkelijke schuld. Een tijdelijke onoplettendheid in het verkeer is onvoldoende. De schuld moet blijken uit het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
Op grond van de hierna gebezigde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op
15 december 2013 in zijn auto op de Afsluitdijk reed richting Friesland. Op enig moment is de auto in aanraking gekomen met de zich in de middenberm bevindende vangrail, waarna het voertuig dwars op de linkerrijstrook tot stilstand is gekomen. De rechtbank concludeert dat het niet anders kan dan dat verdachte de auto naar links heeft gestuurd, waardoor de botsing met de vangrail heeft plaatsgevonden. Niet gebleken is dat er enige noodzaak bestond voor de manoeuvre die verdachte heeft gemaakt dan wel dat technische mankementen of weersomstandigheden hierop van invloed zijn geweest. Na de aanrijding hebben verdachte en de passagier de auto verlaten, waarop meerdere auto's in botsing kwamen met - respectievelijk - de auto van verdachte, de vangrail en elkaar.
Verdachte en de passagier zijn kort na het ongeval ter plekke door de politie gehoord. Zij hebben toen beiden eensluidend verklaard dat verdachte naar de mobiele telefoon van de passagier keek en vervolgens, toen hij weer opkeek, tegen de vangrail is gereden. Anders dan de officier van justitie hecht de rechtbank veel waarde aan deze verklaringen, nu deze gedetailleerd zijn, goeddeels met elkaar overeenkomen en ze direct na het incident zijn afgelegd. Bovendien komt in deze verklaringen, in tegenstelling tot in de later door verdachte afgelegde verklaring, een aannemelijke oorzaak naar voren voor de stuurbeweging naar links, namelijk dat verdachte werd afgeleid door naar het scherm van een mobiele telefoon te kijken.
Het voorgaande in onderling verband en samenhang genomen, is de rechtbank - anders dan de officier van justitie - van oordeel dat verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gedragen door met zijn auto tegen de vangrail te rijden. Gelet op het hiervoor aangehaalde criterium acht de rechtbank reeds daarmee het wettig en overtuigend bewijs voor schuld van verdachte aan het verkeersongeval geleverd. Van voornoemde aanmerkelijke onvoorzichtigheid is te meer sprake, nu verdachte zijn aandacht tijdens het besturen van de auto richtte op het scherm van een mobiele telefoon en niet op de weg.
De rechtbank past bij de beoordeling van het ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer PL02KB-2013142012-1, gesloten op 14 april 2014, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
1.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL10HW-2013131721-2, d.d. 16 december 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant:
Op zondag 15 december 2013 kwam ik op de Afsluitdijk ter plaatse van een ongeval. De bestuurder van een Hyundai bleek te zijn [verdachte]. Hij verklaarde:
'Ik reed samen met mijn vriendin over de Afsluitdijk. Mijn vriendin liet mij iets zien op haar telefoon, waar ik naar keek. Toen ik mijn ogen weer op de weg had, reden we tegen de vangrail aan in de middenberm. Uiteindelijk kwamen we dwars op de snelweg tot stilstand. Wij zijn uit de auto gevlucht. Andere auto's botsten op onze auto.'
De passagier van de Hyundai bleek te zijn [persoon]. Zij verklaarde:
'Ik reed met mijn vriend over de Afsluitdijk. Ik liet mijn vriend, die de auto bestuurde, iets zien op mijn telefoon. Hij keek naar mijn telefoon. We raakten met de auto de vangrail in de middenberm, zijn rondgedraaid en kwamen midden op de rijbaan tot stilstand.'
De bestuurder van de Peugeot bleek te zijn [slachtoffer 2]. Hij verklaarde:
'Ik reed over de Afsluitdijk. Plotseling zag ik in het midden van de rijbaan twee auto's die dwars over de weg stonden. Ze waren op elkaar gebotst. Ik kon de auto's niet meer ontwijken en ben hier ook op gebotst.'
1.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02KB-2013142012-11, d.d. 20 december 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 1]:
Ik reed op 15 december 2013 als bestuurster van een Volkswagen Lupo over de Rijksweg A7. Ik ging op de linkerbaan rijden. Opeens zag ik recht voor me een auto dwars op de weg stilstaan. Ik botste met behoorlijke snelheid tegen die auto aan. Mijn ouders, die bij mij in de auto zaten, zijn gewond geraakt.
1.3.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02KB-2013142012-9, d.d. 19 december 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 3]:
Op 15 december 2013 zat ik met mijn man en dochter in de auto. Mijn dochter zat achter het stuur, ik zat er naast.
1.4
een geneeskundige verklaring, op 22 januari 2014 opgemaakt en ondertekend door
dr. E.F.M. Veldhuis, chirurg, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Medische informatie betreffende [slachtoffer 3]; onderzocht op 15 december 2013. Waargenomen letsel: ribfractuur links.
1.5.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02KB-2013142012-1, d.d. 14 april 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant:
Op 19 december 2013 heb ik contact gehad met [slachtoffer 3]. Zij had veel pijn en last van de verwondingen die ze aan de aanrijding te [pleegplaats], Súdwest-Fryslân heeft overgehouden.
1.6.
Bewijsoverweging
Ten aanzien van de gevolgen van het verkeersongeval overweegt de rechtbank het volgende. Uit de onder 1.5 opgenomen letselverklaring maakt de rechtbank op dat [slachtoffer 3]als gevolg van de aanrijding een ribfractuur heeft opgelopen. Een gebroken rib is naar het oordeel van de rechtbank niet als zwaar lichamelijk letsel aan te merken. Op grond van algemene ervaringsregels overweegt de rechtbank dat dergelijk letsel doorgaans hevige pijn veroorzaakt die geruime tijd kan aanhouden. Navraag bij het slachtoffer wees uit dat zij vier dagen na het ongeval nog veel last had van het opgelopen letsel. De rechtbank is daarom van oordeel dat het bij [slachtoffer 3] ontstane letsel als een tijdelijke ziekte in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet moet worden beschouwd. De rechtbank overweegt voorts nog dat, gelet op de letselverklaring d.d. 19 februari 2014, niet kan worden bewezen dat
[slachtoffer 2] enig lichamelijk letsel heeft bekomen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 15 december 2013, te [pleegplaats], in de gemeente Súdwest-Fryslân, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een personenauto, merk Hyundai, daarmede rijdende over de weg Rijksweg A7 (Afsluitdijk) zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig zonder noodzaak met het door hem bestuurde motorrijtuig uit te wijken naar de linkerrijstrook, waarna het door verdachte bestuurde motorrijtuig in aanraking is gekomen met de zich in de middenberm bevindende vangrail en het door verdachte bestuurde motorrijtuig op de linkerrijstrook tot stilstand is gekomen, waarna achtereenvolgens een aanrijding is ontstaan met een personenauto, merk: VW Lupo, bestuurd door [slachtoffer 1] en een personenauto, merk: Peugeot, bestuurd door [slachtoffer 2], ten gevolge waarvan aan [slachtoffer 3], inzittende van de VW Lupo, zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte is ontstaan, te weten een gebroken rib.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt, waarbij lichamelijk letsel is toegebracht. Dit ongeval heeft plaatsgevonden als gevolg van aanmerkelijk onvoorzichtig handelen van verdachte. Door het ongeval is er, naast materiële schade, bij meerdere personen letsel ontstaan. Uit het dossier blijkt dat het verkeersongeval behoorlijke impact op de daarbij betrokken personen heeft gehad. Dit alles rekent de rechtbank verdachte aan.
De rechtbank neemt voor de strafmaat de landelijke oriëntatiepunten, in zaken als de onderhavige een geldboete van € 1000,00 en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie maanden, als uitgangspunt. Het feit dat verdachte zich tijdens het besturen van een auto bezighield met activiteiten waarvan algemeen bekend is dat zij de rijvaardigheid nadelig kunnen beïnvloeden, wordt door de rechtbank meegewogen bij het bepalen van de straf. Ook betrekt de rechtbank in de strafmaat de omstandigheid dat meerdere personen letsel hebben opgelopen. Dat er sinds het feit inmiddels geruime tijd is verstreken, wordt in het voordeel van verdachte meegewogen. Verder houdt de rechtbank rekening met de beperkte financiële draagkracht van verdachte. Alles overziend is naar het oordeel van de rechtbank een geldboete van € 500,00, alsmede een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vier maanden, passend en geboden.

Benadeelde partij

[benadeelde partij] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde niet rechtstreeks schade toegebracht. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Betaling van een geldboete ten bedrage van € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis.
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen - bromfietsen daaronder
begrepen - voor de tijd van vier maanden.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] niet ontvankelijk is.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.G. Wijma, voorzitter, mr. J.Y.B. Jansen en
mr. J.N.M. Blom, rechters, bijgestaan door mr. J.C. Huizenga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 april 2015.
Mr. Blom is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Wijma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Jansen
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Huizenga
locatie Leeuwarden,