ECLI:NL:RBNNE:2015:208

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 januari 2015
Publicatiedatum
20 januari 2015
Zaaknummer
589368 CV EXPL 13-6453
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van declaraties door Notariskantoor Veendam in het kader van de afwikkeling van een nalatenschap

In deze zaak vordert Notariskantoor Veendam betaling van declaraties die zijn vastgesteld in een bestuursrechtelijke procedure. De declaraties zijn gerelateerd aan de afwikkeling van de nalatenschap van de vader van de gedaagde partij, die op 8 augustus 2010 is overleden. De vorderingen van Notariskantoor Veendam betreffen twee declaraties van respectievelijk € 20.283,54 en € 8.125,68, die zijn vastgesteld door de voorzitter van de ring Groningen. De gedaagde partij heeft geen beroep ingesteld tegen deze beslissingen, waardoor de hoogte van de declaraties formele rechtskracht heeft gekregen.

De rechtbank oordeelt dat de gedaagde partij niet kan terugkomen op de vastgestelde bedragen, omdat deze al in een bestuursrechtelijke procedure zijn beoordeeld. De gedaagde heeft wel verweer gevoerd tegen de hoogte van de declaraties, maar de rechtbank wijst erop dat de gedaagde partij de mogelijkheid om beroep in te stellen heeft laten liggen. De rechtbank concludeert dat de gedaagde partij hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag, ook al zou zijn moeder als medeopdrachtgever kunnen worden aangemerkt.

De rechtbank wijst de vordering van Notariskantoor Veendam toe, inclusief de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten. De reconventionele vordering van de gedaagde partij tot schadevergoeding wordt afgewezen, omdat hij niet heeft aangetoond op welke grond hij Notariskantoor Veendam aansprakelijk houdt. De gedaagde partij wordt veroordeeld in de proceskosten, zowel in conventie als in reconventie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-GRONINGEN

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 589368 CV EXPL 13-6453
Vonnis d.d. 20 januari 2015
inzake

de maatschap naar burgerlijk recht Brakel Journée & Wouters Netwerk Notarissen,

mede handelende onder de naam Notariskantoor Veendam,
gevestigd en kantoorhoudende te (9641 GJ) Veendam, Prins Hendrikplein 21,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
gemachtigde J. Haringa, gerechtsdeurwaarder te Zuidbroek,
tegen

[gedaagde partij],

wonende te [plaats]
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
gemachtigde mr. R.I.A. Paul, advocaat te Groningen.
Partijen worden hierna aangeduid als Notariskantoor Veendam en [gedaagde partij].

PROCESGANG

De kantonrechter heeft op 5 november 2013 in het incident tot onbevoegdheid vonnis gewezen.
Daarop heeft [gedaagde partij] een conclusie van antwoord in conventie, tevens van eis in reconventie genomen. Notariskantoor Veendam heeft in conventie gerepliceerd en in reconventie geantwoord. Daarop heeft [gedaagde partij] in conventie gedupliceerd en in reconventie gerepliceerd. Ten slotte heeft Notariskantoor Veendam een conclusie van dupliek in reconventie genomen.

OVERWEGINGEN

in conventie en in reconventie
De feiten
1.1.
Blijkens een op schrift gestelde opdrachtbevestiging d.d. 5 november 2010 hebben partijen een overeenkomst gesloten betreffende de afwikkeling van de nalatenschap van de vader van [gedaagde partij], de heer [naam], overleden op 8 augustus 2010. Tussen partijen is een geschil ontstaan over de declaraties van Notariskantoor Veendam d.d. 2 december 2011 van € 20.283,54 (inclusief btw) betreffende de periode vanaf 11 augustus 2010 tot en met 2 mei 2011 en van € 8.125,68 (inclusief btw), betreffende de periode 3 mei tot en met 10 november 2011.
1.2.
Beide declaraties zijn onderwerp geweest van een procedure op de voet van het bepaalde in artikel 55 tweede lid van de Wet op het notarisambt, zoals die wet destijds gold. Betreffende de eerste declaratie is namens de voorzitter van de ring Groningen op 17 februari 2012 (in de uitspraak staat kennelijk abusievelijk 2011) op bezwaar beslist dat de primaire beslissing dient te worden herroepen en is de declaratie van Notariskantoor Veendam vastgesteld op € 14.850,--, te vermeerderen met € 25,-- aan kosten en 19% btw.
Bij beslissing op bezwaar van 30 oktober 2012 is namens de voorzitter van de ring de tweede declaratie vastgesteld op € 5.548,50, te vermeerderen met 19 % omzetbelasting.
Tegen beide beslissingen op bezwaar is geen beroep ingesteld.
De vorderingen en de beoordeling
2.1.
Notariskantoor Veendam vordert thans in hoofdsom betaling van de op bezwaar vastgestelde bedragen, in totaal € 24.303,97, vermeerderd met rente en kosten, met dien verstande dat zij haar vordering heeft beperkt tot € 25.000,--.
2.2.
[gedaagde partij] heeft in conventie tegen de vordering in hoofdsom diverse inhoudelijke verweren gevoerd, kort gezegd, inhoudende dat Notariskantoor Veendam te hoge bedragen in rekening heeft gebracht en op meerdere punten wanprestatie heeft gepleegd.
2.3.
Notariskantoor Veendam heeft daarover primair aangevoerd dat nu [gedaagde partij] de mogelijkheid onbenut heeft gelaten om tegen de beslissingen van de ringvoorzitter beroep in te stellen, die beslissingen in deze procedure niet aangevochten kunnen worden.
2.4.
De rechtbank onderschrijft die stellingname. De ringvoorzitter is bij de uitoefening van zijn taak ingevolge artikel 55 van de Wet op het notarisambt een bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (zie ook: Raad van State 23 april 2003, AB 2003, 325). Tegen diens uitspraken stond beroep bij de bestuursrechter open. Partijen zijn daar in die uitspraken ook op gewezen. Dat betreft een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang. Omdat partijen van die rechtsgang geen gebruik hebben gemaakt brengt het beginsel van formele rechtskracht thans mee dat van de rechtmatigheid van bedoelde beslissingen moet worden uitgegaan. Dit betekent dat de hoogte van de declaraties in de onderhavige procedure niet meer ter discussie kan worden gesteld. De door [gedaagde partij] tegen die declaraties gevoerde verweren kunnen derhalve verder buiten bespreking blijven omdat daarover in het bestuursrechtelijk traject reeds is beslist, dan wel omdat [gedaagde partij] de gelegenheid onbenut heeft gelaten daarover in dat traject een beslissing uit te lokken.
[gedaagde partij] heeft weliswaar verwezen naar arresten waaraan hij, kort gezegd, ontleent dat in een civiele procedure beperkte betekenis dient te worden toegekend aan een uitspraak van een tuchtrechter over dezelfde kwestie, maar daarbij miskent hij dat het in de door hem aangehaalde zaken niet ging om beslissingen van een bestuursorgaan, zoals hier het geval is.
2.5.
[gedaagde partij] heeft verder aangevoerd dat niet alleen hij, maar ook zijn moeder als opdrachtgever voor de gedeclareerde werkzaamheden heeft te gelden en de vordering er ten onrechte van uitgaat dat hij hoofdelijk aansprakelijk is voor het hele gedeclareerde bedrag.
2.6.
[gedaagde partij] heeft niet gesteld dat de vordering van Notariskantoor Veendam (deels) betrekking heeft op werkzaamheden waarvoor niet hij, maar uitsluitend zijn moeder opdracht heeft gegeven. Niet in geschil is voorts dat in elk geval [gedaagde partij] opdrachtgever was voor de aan de vordering ten grondslag liggende werkzaamheden (zie ook de onder 1.1. bedoelde opdrachtbevestiging). Veronderstellenderwijs aannemende dat de moeder van [gedaagde partij] in dit verband als medeopdrachtgever moet worden aangemerkt, is sprake van een gezamenlijke opdracht door [gedaagde partij] en zijn moeder. Echter ook dan is [gedaagde partij] voor het gehele bedrag tegenover Notariskantoor Veendam verbonden, op grond van het bepaalde in artikel 7:407 eerste lid van het Burgerlijk Wetboek.
2.7.
Aangezien [gedaagde partij] overigens geen verweer heeft gevoerd tegen de hoogte van het in hoofdsom gevorderde bedrag van € 24.303,97 is dat voor toewijzing vatbaar.
2.8.
Notariskantoor Veendam heeft tevens een vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Daarbij heeft zij zich primair op haar algemene voorwaarden en subsidiair op artikel 6:96 tweede lid van het Burgerlijk Wetboek beroepen. In het midden kan blijven of die algemene voorwaarden tussen partijen van toepassing zijn, hetgeen [gedaagde partij] heeft betwist, aangezien [gedaagde partij] geen verweer heeft gevoerd tegen de vordering op dit punt op de subsidiaire grondslag en ook die grondslag tot toewijzing leidt. Dit onderdeel van de vordering is derhalve voor toewijzing vatbaar.
2.9.
[gedaagde partij] heeft tegen de gevorderde rente aangevoerd dat dat onderdeel van de vordering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Hij ontleent dat aan de gebrekkige wijze waarop Notariskantoor Veendam de opdracht heeft uitgevoerd. De vraag of en in hoeverre Notariskantoor Veendam de opdracht naar behoren heeft uitgevoerd is evenwel betantwoord in het bestuursrechtelijk traject, althans, voor zover dat niet het geval is, had in dat traject kunnen worden voorgelegd. Het beginsel van formele rechtskracht brengt mee dat uitgegaan moet worden van de onder 1.2. bedoelde uitspraken. Aangezien gesteld noch gebleken is dat de desbetreffende oordelen meebrengen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Notariskantoor Veendam tegenover [gedaagde partij] thans aanspraak maakt op rente, dient het verweer te worden verworpen, zodat ook dit onderdeel van de vordering dient te worden toegewezen.
3.1.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen heeft [gedaagde partij] geen belang meer bij zijn reconventionele vordering tot vernietiging dan wel ontbinding van de overeenkomst. Die onderdelen van zijn vordering zijn derhalve niet toewijsbaar.
3.2.
[gedaagde partij] heeft in reconventie tevens schadevergoeding gevorderd voor een bedrag van € 2.600,-- met rente.
Dat bedrag ziet op (reis- en verblijf)kosten. [gedaagde partij] heeft niet gesteld op grond waarvan hij Notariskantoor Veendam voor die kosten aansprakelijk houdt. Daarop strandt de vordering. Voor zover in de stellingen van [gedaagde partij] gelezen kan worden dat aansprakelijkheid volgt uit de gebrekkige nakoming zijdens Notariskantoor Veendam van de tussen partijen gesloten overeenkomst, is de vordering evenmin toewijsbaar, aangezien gesteld noch gebleken is dat de onder 1.2. bedoelde uitspraken van de ringvoorzitter meebrengen dat sprake zou zijn van zodanige wanprestatie van de zijde van Notariskantoor Veendam dat zij aansprakelijk is voor dientengevolge door [gedaagde partij] gestelde schade.
3.3.
Als de in het ongelijk gestelde partij, zal [gedaagde partij] zowel in conventie als in reconventie worden veroordeeld in de proceskosten.
Die kosten worden aan de zijde van Notariskantoor Veendam in conventie begroot op
€ 800,-- aan salaris en € 990,45 aan verschotten en in reconventie op € 400,-- aan salaris.

BESLISSING

De kantonrechter:
in conventie
- veroordeelt [gedaagde partij] om tegen kwijting aan Notariskantoor Veendam te betalen
€ 25.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente over € 24.303,97 vanaf 25 maart 2013 tot de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt [gedaagde partij] in de kosten van het geding, aan de zijde van Notariskantoor Veendam tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 896,-- aan griffierecht, € 94,45 aan explootkosten en € 800,-- aan salaris van de gemachtigde;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
- wijst de vordering af;
- veroordeelt [eisende partij in reconventie] in de kosten van het geding, aan de zijde van Notariskantoor Veendam tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 150,-- aan salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen op 20 januari 2015 door mr. P.J. Duinkerken, en op uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.