ECLI:NL:RBNNE:2015:2649

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 juni 2015
Publicatiedatum
3 juni 2015
Zaaknummer
LEE 15/1405 en LEE 15/1495
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarmaking van nalevingsrapporten door de Onderwijsinspectie en de juridische implicaties van de Wet op het onderwijstoezicht

In deze zaak hebben de verzoekers, Stichting Tjalling Koopmans College en Stichting Isaac Beeckman Academie, bezwaar gemaakt tegen de openbaarmaking van nalevingsrapporten door de Onderwijsinspectie. De inspectie had hen medegedeeld dat de rapporten openbaar gemaakt zouden worden, wat leidde tot de verzoeken om voorlopige voorzieningen. De voorzieningenrechter overweegt dat de wetgever heeft bepaald dat de inspectie verplicht is om haar rapporten openbaar te maken, ook als deze rapporten onwelgevallig zijn voor de betrokken scholen. De belangen van de scholen worden gewaarborgd doordat zij de mogelijkheid hebben om te reageren op het conceptrapport en hun zienswijze tegelijkertijd met het rapport openbaar wordt gemaakt.

De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder niet getoetst heeft aan de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), omdat deze wet betrekking heeft op informatie die niet reeds openbaar is. De voorzieningenrechter concludeert dat de verzoekers voldoende gelegenheid hebben gekregen om hun zienswijzen in te dienen en dat de aard van het onderzoek zich niet verzet tegen openbare rapportage. De kans van slagen van de bezwaren tegen de openbaarmaking wordt als gering ingeschat. Uiteindelijk wijst de voorzieningenrechter de verzoeken om voorlopige voorzieningen af, zonder dat er aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 15/1405
LEE 15/1495
uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 juni 2015 op de verzoeken om een voorlopige voorziening in de zaak tussen
Stichting Tjalling Koopmans College, te Tytjerksteradiel, verzoekster 1,
Stichting Isaac Beeckman Academie, te Kapelle, verzoekster 2
(gemachtigde: mr. W.E. Pors),
en

de inspecteur-generaal van het onderwijs, verweerder

(gemachtigde: mr. A.K. van den Berg).

Procesverloop

Bij besluit van 20 maart 2015 (het primaire besluit 1) heeft verweerder verzoekster 1 medegedeeld dat het rapport van een nalevingsonderzoek openbaar zal worden gemaakt.
Bij besluit van 23 maart 2015 (het primaire besluit 2) heeft verweerder verzoekster 2 medegedeeld dat het rapport van een nalevingsonderzoek openbaar zal worden gemaakt.
Verzoekers hebben tegen de primaire besluiten bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om voorlopige voorzieningen te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 mei 2015. Namens verzoekers zijn hun gemachtigde en M. van Denderen verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, door mr. M.Y. van Hattum en door W. Kraaijvanger.

Overwegingen

Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet
Op 13 november 2014 heeft de Inspectie van het Onderwijs (inspectie) een nalevingsonderzoek gedaan bij verzoekster 1. Op 17 december 2014 heeft verweerder het conceptrapport aan verzoekster 1 toegezonden. Bij brief van 18 januari 2015 heeft verzoekster 1 haar zienswijze op het rapport gegeven. Op 20 maart 2015 heeft verweerder het definitieve rapport aan verzoekster 1 toegezonden. In de begeleidende aanbiedingsbrief, het primaire besluit 1, heeft verweerder medegedeeld dat het definitieve rapport in de vijfde week na vaststelling daarvan openbaar zal worden gemaakt.
Op 5 december 2014 heeft de inspectie een nalevingsonderzoek gedaan bij verzoekster 2. Op 17 december 2014 heeft verweerder het conceptrapport aan verzoekster 2 toegezonden. Bij brief van 18 januari 2015 heeft verzoekster 2 haar zienswijze op het rapport gegeven. Op 23 maart 2015 heeft verweerder het definitieve rapport aan verzoekster 2 toegezonden. In de begeleidende aanbiedingsbrief, het primaire besluit 1, heeft verweerder medegedeeld dat het definitieve rapport in de vijfde week na vaststelling daarvan openbaar zal worden gemaakt.
4.1.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op het onderwijstoezicht (Wot) onderzoekt de inspectie ter uitvoering van de in artikel 3, tweede lid, onderdelen a, b en d, bedoelde taken jaarlijks met inachtneming van artikel 4 het onderwijs aan elke instelling. Naar aanleiding van het onderzoek geeft de inspectie een oordeel over de kwaliteit van het onderwijs aan de instelling en over de naleving van wettelijke voorschriften door de instelling.
4.2.
Artikel 15 van de Wot luidt als volgt:
1. Naast het onderzoek, bedoeld in artikel 11, kan de inspectie ter uitvoering van haar taken, bedoeld in artikel 3, uit eigen beweging dan wel op aanwijzing van Onze Minister specifiek onderzoek verrichten.
2. Artikel 11, vijfde en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing. De artikelen 20 en 21 zijn van overeenkomstige toepassing, tenzij de aard of omvang van het onderzoek zich tegen openbare rapportage verzet.
4.3.
Artikel 20 van de Wot luidt als volgt:
1. De inspectie legt haar oordeel naar aanleiding van een onderzoek als bedoeld in artikel 11, dan wel artikel 12a, vast in een inspectierapport.
2. Indien de inspectie oordeelt dat een bij of krachtens een onderwijswet gegeven voorschrift niet is nageleefd, vermeldt zij dit in het rapport.
3. Alvorens een rapport vast te stellen, stelt de inspectie het bestuur in de gelegenheid van het ontwerp-rapport kennis te nemen en daarover overleg te voeren.
4. Indien in het overleg geen overeenstemming is bereikt over door het bestuur gewenste wijzigingen van het ontwerp-rapport, wordt de zienswijze van het bestuur in een bijlage bij het inspectierapport opgenomen.
5. De inspectie zendt het inspectierapport na vaststelling daarvan onverwijld aan het bestuur.
4.4.
Artikel 21 van de Wot luidt als volgt:
1. De inspectie maakt een inspectierapport in de vijfde week na vaststelling daarvan openbaar.
2. Tevens verstrekt de inspectie een inspectierapport op verzoek. De inspectie kan een vergoeding van kosten vragen overeenkomstig een door haar vast te stellen tarief voor de afgifte van een inspectierapport.
3. De inspectie verstrekt een inspectierapport niet eerder dan nadat het op grond van het eerste lid openbaar is gemaakt.
5.1.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verstrekt een bestuursorgaan bij de uitvoering van zijn taak, onverminderd het elders bij wet bepaalde, informatie overeenkomstig deze wet en gaat daarbij uit van het algemeen belang van openbaarheid van informatie.
5.2.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
5.3.
Ingevolge artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g van de Wob blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
6.1.
Verzoekers stellen dat verweerder ten onrechte geen belangenafweging op grond van de Wob heeft gemaakt, in het bijzonder door toetsing aan artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g van die wet. Verzoekers wijzen hierbij op de wetsgeschiedenis van de Wot.
6.2.
De voorzieningenrechter deelt deze opvatting niet. De wetgever heeft in artikel 21, eerste lid, van de Wot uitdrukkelijk de keuze gemaakt dat de inspectie haar rapporten openbaar maakt. De inspectie is hiertoe dus gehouden, tenzij, gezien artikel 15, tweede lid van de Wot, de aard of omvang van het onderzoek zich tegen openbare rapportage verzet.
Het wettelijk stelsel brengt met zich dat bevindingen van de inspectie openbaar worden gemaakt, ook als deze bevindingen een school onwelgevallig zijn. De belangen van de school worden gewaarborgd doordat de school voorafgaand aan de openbaarmaking kan reageren op het conceptrapport en doordat de inspectie gehouden is de zienswijze van de school tegelijkertijd met het rapport openbaar te maken.
6.3.
De voorzieningenrechter overweegt dat de Wob als uitgangspunt heeft dat informatie openbaar is. De Wob heeft voorts betrekking op informatie die niet reeds openbaar is en dus niet op een situatie waarin actieve openbaarmaking wettelijk is voorgeschreven. Verweerder heeft daarom terecht niet getoetst aan bepalingen van de Wob.
7.1.
De voorzieningenrechter stelt voorts vast dat verweerder aan verzoekers voldoende gelegenheid heeft gegeven, overeenkomstig artikel 20 van de Wot, om te reageren op de inhoud van de rapporten. Daarnaast heeft verweerder ter zitting bevestigd dat de zienswijzen van verzoekers als bijlagen bij de rapporten zullen worden gevoegd en dat verzoekers een termijn van een week ná dagtekening van deze uitspraak zullen krijgen om hun zienswijzen toe te sturen. Hiermee wordt, gezien de wettelijke regeling, voldoende rekening gehouden met de belangen van verzoekers.
7.2.
De situatie dat de aard of de omvang van het onderzoek zich tegen openbare rapportage verzet, doet zich niet voor. Hierbij betrekt de voorzieningenrechter dat tussen partijen geen verschil van mening bestaat over de feiten, maar dat zij een verschillende opvatting hebben over de juridische betekenis van deze feiten.
8. De kans van slagen van de bezwaren tegen de openbaarmaking van de rapporten acht de voorzieningenrechter gering. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. de Jonge, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2015.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.