ECLI:NL:RBNNE:2015:2686

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 juni 2015
Publicatiedatum
4 juni 2015
Zaaknummer
18.830030-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van openlijke geweldpleging en eenvoudige mishandeling na onvoldoende bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 4 juni 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging en eenvoudige mishandeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat niet bewezen is dat de verdachte een bijdrage heeft geleverd aan het geweld dat door meerdere personen tegen het slachtoffer is gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de betrokkenen onvoldoende bewijs bieden voor de betrokkenheid van de verdachte bij de openlijke geweldpleging.

Ten aanzien van de beschuldiging van eenvoudige mishandeling heeft de rechtbank geconcludeerd dat er geen bewijs is dat de verdachte opzet had om pijn of letsel toe te brengen aan het slachtoffer. De verklaring van het slachtoffer dat hij een klap heeft gekregen van de verdachte werd niet ondersteund door andere getuigen of bewijsstukken. Bovendien bleek uit de aangifte niet dat het slachtoffer daadwerkelijk pijn of letsel had ondervonden door de klap.

De rechtbank heeft, in overeenstemming met de standpunten van zowel de officier van justitie als de verdediging, geoordeeld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van zowel de primair als subsidiair ten laste gelegde feiten. De uitspraak van de rechtbank luidde dan ook dat de verdachte niet schuldig is aan de ten laste gelegde feiten en werd vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830030-15
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 juni 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [woonadres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
21 mei 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Elderhuis, advocaat te Winschoten.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 februari 2015 te [pleegplaats]
openlijk, te weten op of aan de openbare weg, op/nabij de [straat], in elk
geval op of aan een openbare weg
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer],
welk geweld bestond uit
-het meermalen, althans eenmaal, slaan en/of stompen in het gezicht en/of
tegen de rug en/of tegen een of meer andere lichaamsde(e)l(en) van die [slachtoffer]
en/of
-het geven van een kopstoot aan die [slachtoffer] en/of
-het om de nek springen en/of vastpakken en/of in de houdgreep nemen van die
[slachtoffer] en/of
-het tegen de grond werken van die [slachtoffer] en/of het op die [slachtoffer] liggen en/of
-het schoppen tegen de rug en/of een of meer andere lichaamsde(e)l(en) van
die [slachtoffer];
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 7 februari 2015 te [pleegplaats],
[slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] een klap in het gezicht te
geven.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, omdat uit de verklaringen onvoldoende is gebleken dat verdachte betrokken is geweest bij de openlijke geweldpleging. Het subsidiair ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen op basis van de verklaring van aangever dat hij een klap heeft gekregen van verdachte, terwijl het een feit van algemene bekendheid is dat daardoor pijn wordt veroorzaakt.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte heeft ontkend dat hij verdachte een klap heeft gegeven en dat de verklaring van aangever niet wordt ondersteund door andere verklaringen. Bovendien ontbreekt het (voorwaardelijk) opzet. De intentie van verdachte was om aangever rustig te houden. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw bovendien nog aangevoerd dat niet uit het dossier is gebleken dat verdachte letsel of pijn heeft ondervonden.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, nu niet is bewezen dat ook verdachte een bijdrage heeft geleverd aan het geweld dat door meerdere personen en op een later moment tegen aangever is gebruikt.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat verdachte heeft verklaard dat hij een vermanende tik heeft uitgedeeld om aangever rustig te krijgen. Daaruit volgt dat het opzet van verdachte niet was gericht op het toebrengen van pijn of letsel. Nu evenmin uit de aangifte blijkt dat [slachtoffer] daadwerkelijk pijn of letsel heeft ondervonden ten gevolge van de klap, moet verdachte ook van de subsidiair ten laste gelegde eenvoudige mishandeling worden vrijgesproken.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.M. Schuiling, voorzitter, mr. F. de Jong en
mr. A. Heidekamp, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 juni 2015.
Mr. Heidekamp is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.