ECLI:NL:RBNNE:2015:2832

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 juni 2015
Publicatiedatum
15 juni 2015
Zaaknummer
C-17-136356 - HA ZA 14-332
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verdeling ex artikel 3:180 BW; afwijzing van de vordering tot verdeling van de maatschap en VOF

In deze zaak vordert eiseres [A] de verdeling van de gemeenschap van de maatschap en de vennootschap onder firma (VOF) waarin zij betrokken is. De rechtbank Noord-Nederland heeft op 10 juni 2015 uitspraak gedaan in deze civiele procedure. De vordering is gebaseerd op artikel 3:180 BW, dat een schuldeiser in staat stelt om verdeling van de gemeenschap te vorderen, maar alleen voor zover dat nodig is voor het verhaal van zijn vordering. Eiseres heeft een vordering op [C] van € 140.680,26 en op [E] van € 37.798,14, maar de rechtbank oordeelt dat de vordering op [E] momenteel niet opeisbaar is, omdat de uiterste betaaldatum in een eerder vonnis is vastgesteld op 23 januari 2016. De rechtbank stelt vast dat de vordering op [C] wel opeisbaar is, maar dat de vraag of de vennootschappen zijn ontbonden, nog niet is beantwoord. De rechtbank concludeert dat onvoldoende bewijs is geleverd voor de ontbinding van de vennootschappen, en wijst de vordering van [A] af. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/136356 / HA ZA 14-332
Vonnis van 10 juni 2015
in de zaak van
[A],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. P.E. van Dam te Capelle aan den IJssel,
tegen

1.[C],

wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. O.J. Klabou te Sneek,
2.
[E],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. P. Stehouwer te Groningen ,
3.
[D],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. P. Stehouwer te Groningen.
Partijen zullen hierna met hun achternamen worden aangeduid.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 7 januari 2015
  • het proces-verbaal van comparitie van 24 maart 2015
  • de brief van mr. Van Dam van 7 april 2015 met opmerkingen naar aanleiding van het proces-verbaal
  • de brief van mr. Stehouwer van 2 juni 2015 met opmerkingen naar aanleiding van de brief van mr. Van Dam van 7 april 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
De rechtbank hecht de brief van mr. Van Dam aan het proces-verbaal, nu hij hierin een nadere toelichting op het ter zitting besprokene geeft. Mr. Klabou heeft hierop, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, niet gereageerd. Mr. Stehouwer heeft bij brief van 2 juni 2015 een aantal inhoudelijke opmerkingen gemaakt, waarvan de strekking in het hierna volgende zal worden beoordeeld.

2.De feiten

2.1.
[A] is de moeder van [C] en [D] en de schoonmoeder van [E]. [A] was gehuwd met [B], die is overleden op
3 september 1990.
2.2.
[C] en [E] exploiteerden in maatschapsverband een melkveebedrijf te [vestigingsplaats] (hierna aan te duiden als: de maatschap). Daarnaast exploiteerden [C], [E] en [D] met ingang van 1 mei 2002 als vennootschap onder firma een varkenshouderij (hierna aan te duiden als: de VOF). Beide bedrijven zijn gevestigd aan het adres van [E] en [D] en worden als één bedrijf geëxploiteerd.
2.3.
De akte (wijziging) maatschap van mei 1993 bevat, voor zover in deze procedure van belang, onder artikel 11, einde der maatschap, het navolgende:
"De maatschap eindigt:
door een gezamenlijk door alle vennoten genomen besluit tot opheffing van de maatschap. Dit besluit moet schriftelijk worden vastgelegd en ondertekend, terwijl aan ieder der vennoten een afschrift moet worden verstrekt.
Door opzegging ingevolge het in artikel 2 bepaalde.
(…)
(…)
(…)
Door ontbinding door de rechter."
2.4.
De akte van vennootschap onder firma bevat, voor zover van belang, onder artikel 14, einde van de overeenkomst, het navolgende:
"Deze overeenkomst eindigt, met inachtneming van hetgeen overigens in deze akte omtrent het einde van de overeenkomst is opgenomen:
14.01
door een schriftelijk en door alle vennoten ondertekend gezamenlijk daartoe genomen
besluit (de overeenkomst eindigt op het daartoe in de overeenkomst vermelde tijdstip);
14.02
door opzegging als bedoeld in Artikel 15 van deze akte;
14.07
wegens ontbinding door de rechter om gewichtige redenen als bedoeld in artikel 1684
boek 7a Burgerlijk Wetboek."
2.5.
Op 15 september 1989 heeft [A], samen met haar echtgenoot, (afzonderlijke) overeenkomsten van geldlening gesloten met [C] en met [E]. Aan [C] is een bedrag groot fl. 435.000,--, tegen 5% rente per jaar, geleend en aan [E] een bedrag groot fl. 200.000,-- tegen eveneens 5% rente per jaar.
2.6.
Bij verstekvonnis van 10 oktober 2012 van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, zaaknummer 121874 / HA ZA 12-269, is [C] veroordeeld om aan [A] ter zake van de vorenbedoelde geldlening een bedrag groot € 137.629,79, vermeerderd met de contractuele rente te betalen.
2.7.
Bij vonnis van 23 juli 2014 van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, zaaknummer 121873 / HA ZA 12-268, is [E] veroordeeld om aan [A] ter zake van de vorenbedoelde geldlening een bedrag groot € 37.798,14, vermeerderd met de contractuele rente te betalen, waarbij is bepaald dat [E] uiterlijk 18 maanden na 23 juli 2014, zijnde 23 januari 2016, geheel aan zijn betalingsverplichting jegens [A] dient te hebben voldaan.
2.8.
Zowel [C] als [E] hebben berust in deze vonnissen. [E] heeft tot op heden voldaan aan zijn aflossings- en rentebetalingsverplichting jegens [A]. [C] heeft niet afgelost. De door [C] verschuldigde rentetermijnen zijn door [E] aan [A] voldaan.
2.9.
Nadat er problemen zijn ontstaan in de onderlinge samenwerking heeft [C] op enig moment te kennen gegeven uit de bedrijven te willen treden. Bij dagvaarding van
13 mei 2012 heeft [C] [E] gedagvaard en ontbinding van de maatschap op grond van gewichtige redenen en verdeling van het maatschapsvermogen gevorderd. Deze procedure is nog aanhangig bij de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, onder zaaknummer (thans) C/17/136550 / HAZA 14-346.
2.10.
[C] en [E] hebben samen notaris mr. K.M. Rientjes te Sneek ingeschakeld om tussen hen te bemiddelen. Op 14 juni 2013 heeft in dat kader op het kantoor van
mr. Rientjes een bemiddelingsgesprek plaatsgevonden. Door mr. Rientjes zijn handgeschreven aantekeningen van dit gesprek gemaakt die door [E] en [C] zijn getekend. Deze aantekeningen luiden als volgt:
Afspraken 14-6-2013 [C] + [E]
- Ontbindingsdatum 1/5/11
- Arbeidsvergoeding [C]:
- t.m. 31/12/2010 conform maatschapsakte
- van 1/1/11 tot 1/5/11: arbeidsvergoeding van [C] gaat naar [E]; [C] behoudt
zijn arbeidsbeloning.
- Alpha Beag maakt in beider opdracht de ontbindingsbalans (ieder toetst de stukken desgewenst door een eigen adviseur).
- De gebouwen en landerijen worden getaxeerd.
KR formuleert opdracht naar de taxateurs (tegen lonende exploitatiewaarde/agrarische waarde en verzoek aan taxateurs over fiscaliteiten contact op te nemen met [H]).
[E] en [C] wijzen ieder een eigen taxateur aan:
- [E] wijst [F] aan mits deze beëdigd taxateur is -› zo niet, dan verneemt KR volgende week de naam van de andere taxateur;
- [C] wijst [G] van kantoor [Kantoornaam] te [vestigingsplaats] aan
Beide taxateurs komen met 1 waarde naar buiten t.b.v. bepaling stille reserves.
Deze taxateurs zullen ook als zodanig fungeren voor de minnelijke fiscale waardering.
KR regelt
- Verrekenposten m.b.t. opnames [C] na 30 april 2011:
alle opnames worden verrekend met [C]'s kapitaal (incl. stille reserves + winstaandeel) per 1 mei 2011.
Rentes worden niet verrekend in verband met gekozen ontbindings-en verrekeningsdatum.
- De ontbindingsbalans wordt hier bij KR a. tafel besproken samen met [C], [E] + [H].
De ontbindingsbalans zal gereed gemaakt worden zodra de taxaties bekend zijn, binnen 14 dagen.
- Inventaris c.s. gaat tegen boekwaarden. Idem levende have, werktuigen.
Quota -› waarderen op basis lonende exploitatie volgens taxateurs per 1/5/2011.
Taxateurs dienen hiertoe contact op te nemen met [H]
- Schadepost kwijtraken 13 ha grondhuur: € 20.405 volgens berekening Alpha:
60% voor rekening [C]
40% voor rekening [E]
- Anti-speculatiebeding -› 10 jaar met afbouw 1/10 per jaar.
[E] mag wel doorschuiven naar zoon(s).
Resterende termijn anti-speculatie gaat dat over op de zoon(s).
- Met concept-akte naar de bank. Grote zorgvuldigheid betrachten -› [E] gaat met [H] naar de bank. Wil bank niet meewerken, dan weer om tafel bij KR.
- [E] zal bevorderen dat [D] met het vorenstaande haar akkoord geeft v.w.b. de VOF varkenshouderij.
2.11.
Naar aanleiding van dit gesprek zijn door mr. Rientjes taxateurs ingeschakeld om de waarde van de bedrijven te taxeren. De taxateurs hebben op 10 september 2013 rapport uitgebracht.
2.12.
Op 27 november 2013 heeft wederom een bemiddelingsgesprek op het kantoor van mr. Rientjes plaatsgevonden. Door mr. Rientjes is toen onder meer het volgende opgeschreven, hetgeen door zowel [E] als [C] is ondertekend, nadat dit punt voor punt door de notaris is voorgelezen en door [E] en [C] daarvoor hun akkoord is gegeven:
- Ontbindingsbalans o.g.v. getaxeerde waarden LEW/verpachte waarde
- Verrek.lijst stelt Alfa op + stuurt die n. [C + E] ter controle en aanvulling -› volg. week.
- Idem gecorrigeerde ontbind. balans.
- [C + E] streven er naar 2 wkn. na ontvangst verrek.lijst om deze aangevuld/gecorrigeerd te retourneren a. Alfa. cA: agenda v. accountant is bepalend, doch streeft die 2 wkn. na)
- Controle ontbindingsbalans door eigen acc. [C + E] ook streven n. binnen die 2 wkn (dus over 3 wkn na vandaag -› 27/11/13).
- [K] werkt ook de fiscaliteit uit -› wat zijn de fisc. gevolgen op basis v.d. minnelijke waardering voor beide pp. [K] streeft er naar om dit ook in beeld te krijgen volgend. week (is afh. ok fiscaliteit v. Alfa).
- De ontbind. balans moet […] financierb.h. ondersteund worden door de begroting. maw.-›
n.a.w. de ont.bind.balans wordt de begroting opgesteld.
- Geheimhouding: wat hier is besproken blijft vertrouwelijk/geheim.
- KR: over 3 wkn. pogen hier weer aan tafel om ontbind. balans vast te stellen en daarna begroting bespreken om financierb.h. te […]
[…]
- [C] neemt bij volgende bijeenkomst [I] (acc) mee. [E] denkt nog na wie hij mee neemt.
- Overige verrekenpunten e.d. door partijen in de loop v.h. traject a. te leveren a. [K]. met c.c. naar KR.
- volgende bijeenkomst [L]. niet aanwezig. desk. wel bereikbaar voor vragen tussentijds.
2.13.
Kort na 27 november 2013 heeft [C] te kennen gegeven dat hij niet meer wenste deel te nemen aan verdere bemiddeling. Vervolgens heeft [C] de bij mr. Rientjes gemaakte afspraken vernietigd wegens dwaling.
2.14.
Alfa Accountants heeft vervolgens een voorstel verdeling/ontbindingsbalans van zowel de maatschap als de VOF opgesteld. Hieruit volgt dat aan [C] een bedrag van
€ 253.163 toekomt, welk bedrag deels bestemd is voor de aflossing van een schuld aan de moeder van [D] en [C]. In dit bedrag is geen rekening gehouden met verrekenposten. In de begeleidende brief van 24 december 2013 is onder meer vermeld:
[…]
Wij realiseren ons dat er ten aanzien van het voorstel "verdeling/ontbindingsbalans" verschillen van inzicht zijn. Wij hebben echter getracht op basis van de hierna genoemde afspraken, taxaties en aannames, een objectief beeld te schetsen van de onderlinge vermogensposities.
Op 14 juni 2013 zijn bij mevrouw K. Rientjes afspraken gemaakt ten aanzien van waarderingen op grond, gebouwen, vee, inventaris, werktuigen en quota. Op basis van het Haviltex-criterium […] hebben wij getracht invulling te geven aan de in de gemaakte afspraken gehanteerde begrippen.
[…]
2.15.
In maart 2015 heeft [E] [C] gedagvaard in kort geding en daarbij, in essentie weergegeven, gevorderd dat [C] zal meewerken aan verdeling van de maatschap en VOF op basis van naar aanleiding van de besprekingen van 14 juni 2013 en 27 november 2013 gemaakte berekeningen. De rechtbank is er ambtshalve mee bekend dat deze vordering in kort geding bij vonnis van de voorzieningenrechter van 6 mei 2015 is afgewezen.

3.Het geschil

3.1.
[A] vordert samengevat - veroordeling van [C] en [E] tot verdeling van de gemeenschap van de maatschap en veroordeling van [C], [E] en [D] tot verdeling van de gemeenschap van de VOF, alles conform het bepaalde in artikel 3:180 lid 1 BW tot het bedrag van de schuld van [C] en [E] aan [A], met benoeming van een notaris ten overstaan van wie de verdeling zal plaatsvinden en met benoeming van onzijdige personen voor elk der gedaagden om hen, voor zover zij onwillig zijn, bij de verdeling te vertegenwoordigen, alles op kosten van de gemeenschappen, en indien partijen niet slagen in een verdeling vaststelling van de (wijze van) verdeling van de gemeenschappen, met nevenvorderingen.
De aanvankelijk in de nog door [C] en [E] verschuldigde bedragen begrepen bedragen betreffende vervallen rente, proceskosten ten laste van [E] en nasalaris ten aanzien van alle gedaagden, heeft [A] ter comparitie laten vervallen.
3.2.
[C], [E] en [D] voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vordering van [A] is gebaseerd op het bepaalde in artikel 3:180 BW. Volgens het eerste lid van deze bepaling kan een schuldeiser die een opeisbare vordering heeft op een deelgenoot, verdeling van de gemeenschap vorderen, doch niet verder dan nodig is voor het verhaal van zijn vordering.
4.2.
Als onbetwist staat vast dat [A] op [C] een vordering heeft van
€ 140.680,26 en op [E] van € 37.798,14, beide bedragen afgezien van de lopende rente daarover. [E] heeft tot op heden voldaan aan zijn afbetalingsverplichting jegens [C]-[E] en heeft gesteld dat hij de restant schuld aan haar zal voldoen op uiterlijk de daartoe in het vonnis van 23 juli 2014 vastgestelde datum. [C] heeft gesteld dat hij het aan [A] verschuldigde bedrag niet kan voldoen anders dan uit zijn aandeel in het vermogen in de maatschap en de VOF. De vordering op [C] is thans opeisbaar. De vordering van [A] op [E] is momenteel niet opeisbaar, gelet op de uiterste betaaldatum die in het vonnis van 23 juli 2014 is vastgesteld. Aangezien artikel 3:180, lid 1 BW betrekking heeft op een opeisbare vordering is de rechtbank van oordeel dat slechts de vordering op [C] bij de verdere beoordeling in aanmerking dient te worden genomen.
4.3.
Artikel 3:180 BW is opgenomen in Titel 7 van Boek 3 BW. Volgens het bepaalde in artikel 3:189, lid 1, BW gelden de bepalingen van deze titel niet voor onder meer een maatschap en vennootschap onder firma, zolang zij niet zijn ontbonden.
4.4.
[A] vordert verdeling van de ontbonden maatschap tussen [C] en [E]. Met verwijzing naar de door mr. Rientjes op schrift gestelde afspraken gaat zij er van uit dat de maatschap is ontbonden als gevolg van een gezamenlijk besluit van de vennoten, zoals is bedoeld in het hiervoor onder 2.3. weergegeven artikel 11, onder 1, van de maatschapsakte. Ook [E] is in het kader van zijn verweer tegen de vordering uitgebreid ingegaan op de gesprekken die samen met mr. Rientjes zijn gevoerd en de daarbij al dan niet gemaakte afspraken.
4.5
De rechtbank stelt voorop dat [A] buiten het geschil staat dat is ontstaan tussen [E] (en [D]) enerzijds en [C] anderzijds over de vraag of de vennootschappen al dan niet zijn ontbonden. Dit zal naar valt aan te nemen ook onderdeel zijn van de beoordeling in de onder zaaknummer C/17/136550 / HAZA 14-346 aanhangige procedure, althans voor zover het betreft de maatschap. Omdat artikel 3:180 BW blijkens het bepaalde in artikel 3:189, lid 1 BW slechts van toepassing is ingeval de vennootschappen zijn ontbonden, zal de rechtbank daarover in de onderhavige procedure toch een oordeel moeten geven. In het kader van de onderhavige procedure kan de rechtbank daaromtrent gelet op het onderwerp van geschil slechts terughoudend oordelen.
4.6.
Met inachtneming van de hiervoor bedoelde terughoudendheid is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende vast staat dat met de ten overstaan van mr. Rientjes gemaakte afspraken ontbinding van de vennootschappen is bewerkstelligd. [C] heeft dit ook gemotiveerd weersproken. Naar het oordeel van de rechtbank lijken de gemaakte afspraken veeleer te zijn gemaakt als procedure-afspraken (een "marsroute"), waarbij ontbinding van de vennootschappen per 1 mei 2011 als vertrekpunt is genomen, teneinde een impasse te doorbreken en teneinde meer inzicht te krijgen in onder meer de waarde van de diverse bestanddelen, zonder dat daaruit de (wijze van) verdeling zonder meer (bindend) voortvloeit. Daarbij geldt dat tussen partijen discussie is ontstaan over de vraag naar de door de taxateurs te hanteren waarderingsmaatstaven, waarbij [C] zich onder meer op dwaling heeft beroepen. Ook blijkt uit de brief van Alfa Accountants van 24 december 2013 dat er ten tijde van het opstellen van de concept verdeling/ontbindingsbalans nog diverse "losse eindjes" aanwezig waren en dat de gemaakte afspraken kennelijk zo onduidelijk/onvolledig waren dat Alfa Accountants naar eigen zeggen op basis van het Haviltex-criterium getracht heeft invulling te geven aan de in de gemaakte afspraken gehanteerde begrippen. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling ter comparitie is voorts gebleken dat tussen partijen grote verschillen van inzicht bestaan omtrent de omvang van de verrekenposten en de aan [C] te betalen uittreedsom. Voorts zijn er door [C] vraagtekens gezet bij de mogelijkheid van voortzetting van het bedrijf door [E], terwijl dat blijkens de bij mr. Rientjes gemaakte afspraken wel het uitgangspunt was.
4.7.
Uit het bepaalde in artikel 150 Rv volgt dat op [A] de stelplicht en de bewijslast rust van de aan haar vordering ten grondslag gelegde ontbinding van de vennootschappen. Met de verwijzing naar de door mr. Rientjes opgestelde notities heeft zij, zoals uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt, haar stelling dat de vennootschappen ontbonden zijn onvoldoende onderbouwd. Zij zal daarom niet tot nader bewijs van haar stelling worden toegelaten.
4.8.
Gelet op het voorgaande oordeelt de rechtbank dat het bepaalde in artikel 3:180 BW momenteel nog niet van toepassing is en derhalve niet aan de vordering van [A] tot verdeling van de vennootschappen ten grondslag kan worden gelegd. Dit brengt met zich dat deze vordering als zijnde ongegrond zal worden afgewezen. De hierop gebaseerde nevenvorderingen zullen eveneens worden afgewezen.
4.9.
Gelet op de tussen partijen bestaande familierelatie ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten aldus te compenseren dat ieder der partijen de eigen kosten zal dragen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten zal dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Sanna en in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2015 in het bijzijn van de griffier. [1]

Voetnoten

1.type: 439