ECLI:NL:RBNNE:2015:2933

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 mei 2015
Publicatiedatum
18 juni 2015
Zaaknummer
18.730651-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en mishandeling in het uitgaansleven met geweld tegen meerdere slachtoffers

De Rechtbank Noord-Nederland heeft op 12 mei 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die op 13 oktober 2013 in het uitgaansleven van [pleegplaats] meerdere geweldsdelicten heeft gepleegd. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag op [slachtoffer 1], mishandeling van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], wederspannigheid tegen een politieagent en belediging van deze agent. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de nacht van het delict, na een confrontatie met meerdere personen, een kapot geslagen bierflesje heeft gebruikt om [slachtoffer 1] te steken, wat resulteerde in verwondingen. De rechtbank achtte de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen, evenals de mishandeling van de andere slachtoffers. De verdachte heeft zich ook verzet tegen zijn aanhouding en beledigde een politieagent. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 18 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] werden gedeeltelijk toegewezen, met een schadevergoeding van respectievelijk € 1938,75 en € 280,00. De rechtbank verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in de overige vorderingen van de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730651-13
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/046698-13
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 mei 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
niet als ingezetene ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens en zonder
bekende feitelijke woon- of verblijfplaats.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 april 2015.
Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
in de zaak met parketnummer 18/730651-13:
1.
hij op of omstreeks 13 oktober 2013, te [pleegplaats], (althans) in de gemeente Smallingerland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1], althans een persoon, van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans éénmaal,
die [slachtoffer 1], althans die persoon, met een kapot geslagen (bier)flesje, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp, in diens gezicht en/of elders in diens lichaam heeft gestoken en/of gesneden en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 13 oktober 2013 te [pleegplaats], (althans) in de gemeente Smallingerland,
aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een snijwond in het gezicht -welke gehecht moest worden en een litteken heeft achtergelaten- en/of een gebroken pink) heeft toegebracht, door die [slachtoffer 1] opzettelijk meermalen, althans eenmaal, met een kapot geslagen (bier)flesje, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het gezicht te steken en/of te snijden en/of te slaan en/of meermalen, althans eenmaal, met
een riem met gesp, althans een daarop gelijkend voorwerp, op/tegen het lichaam
te slaan;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 13 oktober 2013, te [pleegplaats], (althans) in de gemeente Smallingerland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, (te weten [slachtoffer 1]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde persoon, meermalen, althans éénmaal, met een kapot geslagen (bier)flesje, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in diens gezicht en/of elders in diens lichaam heeft gestoken en/of gesneden en/of geslagen, en/of meermalen, althans éénmaal, met een riem met gesp,
althans een daarop gelijkend voorwerp, op/tegen het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 13 oktober 2013 te [pleegplaats], (althans) in de gemeente Smallingerland,
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [straat 1], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit
-het achterna lopen en/of (vervolgens) aanvallen van en/of vechten met die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 1] en/of
-het stompen en/of slaan in het gezicht, althans op/tegen het hoofd, en/of het schoppen en/of trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of
-het stompen en/of slaan in het gezicht, althans op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 3] en/of
-het slaan met een riem met gesp, althans een daarop gelijkend voorwerp, tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1];
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 13 oktober 2013 te [pleegplaats], (althans) in de gemeente Smallingerland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] in het gezicht, althans op/tegen het hoofd, heeft gestompt en/of geslagen en/of tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of
[slachtoffer 3] in het gezicht, althans op/tegen het hoofd, heeft gestompt en/of geslagen en/of
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] met een riem met gesp, althans een daarop gelijkend voorwerp, tegen het lichaam heeft geslagen, (telkens) waardoor voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 13 oktober 2013 te [pleegplaats], (althans) in de gemeente Smallingerland,
toen een aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaar verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en), had aangehouden en had vastgegrepen, althans vast had, teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen eerstgenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn of haar bediening, heeft verzet door te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtenaar verdachte trachtte te geleiden;
4.
hij op of omstreeks 13 oktober 2013 te [pleegplaats], (althans) in de gemeente Smallingerland,
opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [brigadier van politie], gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "fuck you motherfucker", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en/of daarbij/vervolgens in de richting van het gezicht van die ambtenaar heeft gespuugd;
in de zaak met parketnummer 18/046698-13:
hij op of omstreeks 20 januari 2013, te [pleegplaats], in de gemeente Smallingerland, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd:
"I kill you. I will remember your face" en/of "Ik weet hoe jullie eruit zien. Jullie komen aan de beurt. Ik wacht jullie buiten het terrein op", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 18/730651-13 onder 2. primair ten laste gelegde;
- veroordeling voor het in de zaak met parketnummer 18/730651-13 onder 1. primair, 2. subsidiair, 3. en 4. en het in de zaak met parketnummer 18/046698-13 ten laste gelegde;
- oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaren;
- niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3].

Beoordeling van het bewijs

in de zaak met parketnummer 18/730651-13:
Feitelijke gang van zaken
Op grond van hetgeen uit de stukken blijkt, gaat de rechtbank uit van de volgende feitelijke gang van zaken in de nacht van 13 oktober 2013.
Rond 3.00 uur 's ochtends zijn verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] de bar [bedrijfsnaam] aan [straat 2] in [pleegplaats] uit gelopen. Op dat moment bevonden [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en
[slachtoffer 1] zich op de stoep voor de ingang van de bar. Tussen verdachte en [slachtoffer 2] ontstond ruzie. Verdachte en zijn metgezel en de groep van [slachtoffer 2] gingen vervolgens uiteen, maar korte tijd later kwam het op [straat 1] opnieuw tot een confrontatie. Hierbij is door verschillende personen geweld gebruikt. Nadat het vervolgens korte tijd relatief rustig was, is het op [straat 1] nogmaals tot geweld gekomen.
De rechtbank zal bij het bespreken van de feiten niet de volgorde aanhouden van de tenlastelegging, maar de volgorde waarin de incidenten zich hebben voorgedaan.
Overwegingen ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegdeAan verdachte is onder 2. primair ten laste gelegd dat hij, op [straat 1], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1]. Met de officier van justitie acht de rechtbank het op de dagvaarding met parketnummer 18/730651-13 onder 2. primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Voor een bewezenverklaring van openlijke geweldpleging is vereist dat er, ten aanzien van ten minste twee personen, een significante of wezenlijke bijdrage aan die geweldpleging wordt vastgesteld. De rechtbank heeft op grond van de stukken niet kunnen vaststellen dat er door de medeverdachte [medeverdachte] enige significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld is geleverd. Het enkele feit dat [medeverdachte] samen met verdachte in de richting van de latere slachtoffers is gelopen, is daarvoor niet voldoende. Om die reden kan er niet worden gesproken van in vereniging gepleegd geweld.
Onder 2. subsidiair is verdachte mishandeling van [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] ten laste gelegd. Dit feit acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat het medeplegen - gelet op hetgeen hiervoor ten aanzien van de medeverdachte [medeverdachte] is overwogen - niet bewezen zal worden verklaard. Verdachte heeft verklaard dat hij ruzie had met drie personen. Hij heeft erkend dat hij verschillende personen heeft geslagen. Ook heeft hij verklaard dat hij vervolgens meerdere personen met zijn broekriem heeft geslagen. Verder is door [slachtoffer 1] en de getuige [getuige 1] verklaard dat verdachte geschopt heeft.
Uit foto's en een letselverklaring blijkt dat er bij [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] verwondingen zijn geconstateerd die passen bij het gebruikte geweld.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij zich genoodzaakt zag om geweld te gebruiken om zichzelf te verdedigen. De rechtbank ziet in deze verklaring aanleiding om ambtshalve te beoordelen of verdachte uit noodweer heeft gehandeld. Hiertoe overweegt zij het volgende.
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat de feitelijke toedracht die door een verdachte wordt geschetst op grond van de bewijsmiddelen aannemelijk is geworden. Slechts indien dat het geval is, moet worden beoordeeld of aan de voorwaarden voor aanvaarding van een beroep op noodweer is voldaan. Deze voorwaarden houden in dat het door verdachte gepleegde feit geboden was ter noodzakelijke verdediging van lijf of goed tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
Verdachte heeft, kort gezegd, verklaard dat hij de bewuste nacht een halsketting droeg en dat deze, tijdens de confrontatie op [straat 2], door [slachtoffer 2] van hem is afgepakt. [slachtoffer 2] zou hem vervolgens hebben toegeroepen dat hij zijn ketting maar moest komen ophalen, waarop verdachte naar eigen zeggen [straat 1] in is gelopen om de ketting terug te halen. Daarna zou hij door [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] zijn aangevallen, waardoor hij genoodzaakt zou zijn geweest zich met geweld te verdedigen.
De rechtbank constateert dat geen van de getuigen of betrokkenen iets heeft verklaard over een halsketting die van verdachte zou zijn afgenomen. De rechtbank acht de verklaring van verdachte op dat punt daarom niet aannemelijk geworden. Op grond van de hierna gebezigde bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte, bij de ingang van [bedrijfsnaam], als eerste geweld heeft gebruikt door [slachtoffer 2] in het gezicht te slaan. Vervolgens is verdachte, nadat de groep van [slachtoffer 2] c.s. [straat 1] in is gelopen, van zijn fiets gestapt en is hij de groep achterna gelopen.
In HR 28 maart 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU8087 overwoog de Hoge Raad dat het zich willens en wetens in een situatie begeven waarin een agressieve reactie van het latere slachtoffer te verwachten is, op zichzelf niet uitsluit dat daarna sprake kan zijn van een geslaagd beroep op noodweer.
De rechtbank constateert dat verdachte zelf op [straat 2] als eerste geweld heeft gebruikt. Vervolgens heeft hij in [straat 1] opnieuw de confrontatie gezocht met de anderen waarbij hij, op verschillende manieren, hevig geweld heeft toegepast. De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door meerdere malen agressief en provocatief te handelen, voor een belangrijk deel zelf verantwoordelijk is voor de escalatie die volgde. Het handelen van verdachte merkt de rechtbank aan als zodanig provocatief en als zijnde doelbewust gericht op een confrontatie, dat niet kan worden gesproken van gebruik van geweld ter noodzakelijke verdediging. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte geen beroep op noodweer toekomt.
Overweging ten aanzien van het onder 1. primair ten laste gelegde
Onder 1. primair is aan verdachte poging tot doodslag op [slachtoffer 1] ten laste gelegd. Voor een bewezenverklaring van dit feit is vereist dat verdachtes opzet, ten minste in voorwaardelijke zin, gericht is geweest op het overlijden van het slachtoffer.
Op grond van de hierna vermelde bewijsmiddelen is vast komen te staan dat verdachte een leeg bierflesje van de grond heeft opgeraapt, dit kapot heeft geslagen en vervolgens met het kapotte flesje diverse malen op [slachtoffer 1] heeft ingestoken, waarbij hij [slachtoffer 1] in ieder geval in het gezicht en ter hoogte van de oksel heeft geraakt. Als gevolg hiervan heeft [slachtoffer 1] onder meer meerdere kleine snijwonden en een diepere in het gelaat opgelopen. De rechtbank overweegt als feit van algemene bekendheid dat met een gebroken stuk glas zeer ernstige steekwonden kunnen worden toegebracht. Het toebrengen van steekwonden op kwetsbare, vitale delen van het lichaam brengt een aanmerkelijke kans op het overlijden van het slachtoffer met zich. De steekwond in het wang is toegebracht op geringe afstand van de rechterhalsslagader. De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door op deze plek met kracht met een kapot bierflesje op het slachtoffer in te steken, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer hieraan zou overlijden. Verdachte heeft daarmee in voorwaardelijke zin opzet gehad op de dood van [slachtoffer 1]. De rechtbank acht de poging tot doodslag daarom wettig en overtuigend bewezen.
Ook ten aanzien van dit feit acht de rechtbank een ambtshalve bespreking van het door verdachte bij de politie aangevoerde zelfverdedigingsverweer geboden. Door het slachtoffer en diverse getuigen is verklaard dat het geweld tussen verdachte en de anderen op enig moment is beëindigd. Zowel door verdachte als door [slachtoffer 1] zijn daarbij kalmerende woorden gesproken. Het is juist op dat moment geweest dat verdachte onverhoeds het bierflesje oppakte, dit kapotsloeg en begon te steken. De lezing van verdachte dat hij, direct voorafgaand aan het steekincident, door meerdere anderen werd achtervolgd, wordt door geen enkele verklaring ondersteund. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte het slachtoffer was van een wederrechtelijke aanranding waartegen hij zich mocht verdedigen. Ook ten aanzien van dit feit komt verdachte daarom geen beroep op noodweer toe.
in de zaak met parketnummer 18/046698-13:
Vrijspraak
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op 20 januari 2013 [pleegplaats] [slachtoffer 4] heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling. Uit de stukken blijkt dat [slachtoffer 4] aangifte heeft gedaan van bedreiging door verdachte. Tegenover de politie heeft verdachte verklaard zich niet te kunnen herinneren dat hij iemand zou hebben bedreigd. [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte weliswaar een bedreiging heeft geuit, maar dat deze bedreiging voornamelijk gericht was tegen [naam].
De rechtbank overweegt dat de verklaring van aangever, inhoudende dat de bedreiging aan hem was gericht, in onvoldoende mate wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Voor een bedreiging van [slachtoffer 4] is derhalve naar het oordeel van de rechtbank geen wettig en overtuigend bewijs geleverd. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past bij de beoordeling van het in de zaak met parketnummer 18/730651-13 onder 1. primair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer PL02R2-2013115212, gesloten op 17 januari 2014, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
1.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02R2-2013115212-13, d.d. 13 oktober 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 1]:
Op 13 oktober 2013 te [pleegplaats] zag ik dat een donkere jongen een bierflesje oppakte en op de weg kapot sloeg en daarmee op mij kwam toelopen. Op dat moment zag en voelde ik dat de man mij met dit flesje sloeg. Eerst in mijn gezicht, op mijn rechterwang. Hij stak toen met het bierflesje onder mijn linkeroksel.
1.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02R2-2013115212-36, d.d. 22 oktober 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 1]:
Ik zag op 13 oktober 2013 te [pleegplaats] dat een negroïde man een bierflesje op de grond kapot sloeg. Ik zag dat hij met het flesje een stekende beweging maakte naar de [getuige 1] man, die hierbij op zijn rechterwang werd geraakt.
1.3.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02R2-2013115212-17, d.d. 14 oktober 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik heb op 13 oktober 2013 te [pleegplaats] een flesje kapot gemaakt. Ik heb de fles vastgehouden en voor mij uit gestoken.
1.4.
een geneeskundige verklaring, op 10 december 2013 opgemaakt en ondertekend door
[chirurg], voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer 1], onderzocht op 13 oktober 2013. Waargenomen letsel: snijwonden gelaat, meerdere kleine, één diepere op de rechterwang.
1.5.
een geschrift, als bijlage gevoegd bij een ambtsedig proces-verbaal nummer PL02R2-2013115212-20 d.d. 13 oktober 2013, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Foto slachtoffer [slachtoffer 1]; steekwond onder linkeroksel.
De rechtbank past bij de beoordeling van het op de dagvaarding met parketnummer 18/730651-13 onder 2. subsidiair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer PL02R2-2013115212, gesloten op 14 januari 2014, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
1.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02R2-2013115212-17, d.d. 14 oktober 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik was op 12 oktober 2013 net voor middernacht in de [bedrijfsnaam] te [pleegplaats]. Ik ben vervolgens naar buiten gegaan. Ik kreeg ruzie met drie mannen. Ik heb ze allemaal geslagen. Ik heb toen besloten mijn riem te pakken. Ik heb twee van hen geslagen met die riem.
1.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02R2-2013115212-19, d.d. 14 oktober 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 3]:
Ik was op 13 oktober 2013 met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op [straat 2] in [pleegplaats]. Er kwamen twee jongens uit de [bedrijfsnaam]-bar, de één was donker van kleur. Ik zag dat deze donkere man [slachtoffer 2] een klap gaf op zijn oog. Wij liepen richting [straat 1]. De donkere man kwam achter ons aan. Ik wilde de donkere man tegenhouden. Opeens sloeg hij mij toen ook op mijn gezicht. Ik voelde gelijk pijn en bloed boven mijn rechteroog. Ik zag dat de donkere man de hele tijd op [slachtoffer 1] insloeg met een riem.
1.3.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02R2-2013115212-40, d.d. 1 november 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 3]:
De negroïde man gaf me op 13 oktober 2013 te [pleegplaats] een harde vuistslag op mijn rechteroog.
1.4.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02R2-2013115212-13, d.d. 13 oktober 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 1]:
Ik zag dat een donkere jongen op 13 oktober 2013 te [pleegplaats] [slachtoffer 2] een trap op zijn lichaam gaf. De donkere jongen sloeg mij een aantal keren met de riem. Ik werd een aantal keren geraakt door het ijzer, de gesp, op mijn hoofd, gezicht, rug, handen en vingers. Later voelde ik de pijn van de klappen met de riem.
1.5.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02R2-2013115212-15, d.d. 13 oktober 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik kreeg op 13 oktober 2013 te [pleegplaats] een klap van een donkere jongen tegen mijn hoofd vanaf de zijkant. Ik voelde een pijnscheut in mijn gezicht.
1.6.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02R2-2013115212-33, d.d. 18 oktober 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 3]:
De donkere man sloeg op 13 oktober 2013 te [pleegplaats] in de rondte met zijn riem. Hij heeft de blanke jongens daar ook een paar keer mee geraakt.
1.7.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02R2-2013115212-36, d.d. 22 oktober 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 1]:
Drie blanke jongens en een negroïde jongen zijn op 13 oktober 2013 [straat 1] te [pleegplaats] in gelopen. Er werd door de negroïde man geschopt en geslagen.
1.8.
een geneeskundige verklaring, op 14 oktober 2013 opgemaakt en ondertekend door
[arts spoedeisende hulp], voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer 1], onderzocht op 13 oktober 2013. Waargenomen letsel: hematoom op de linkerhandrug; rechterpink: zwelling distaal, avulsie fractuur distale phalanx.
1.9.
een geschrift, als bijlage gevoegd bij een ambtsedig proces-verbaal nummer PL02R2-2013115212-15, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Fotoblad; letsel rechteroog [slachtoffer 2].
1.10.
een geschrift, als bijlage gevoegd bij een ambtsedig proces-verbaal nummer PL02R2-2013115212-19, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Fotoblad; oogletsel rechteroog [slachtoffer 3].
De rechtbank past bij de beoordeling van het in de zaak met parketnummer 18/730651-13 onder 3. en 4. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer PL02R2-2013115212, gesloten op 14 januari 2014, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
1.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02CD-2013115212-3, d.d. 13 oktober 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant:
Ik, [brigadier van politie] van Politie Fryslân, was, gekleed in uniform, op
13 oktober 2013 in [straat 1] te [pleegplaats]. Ik heb de verdachte [verdachte] naar de grond getrokken en medegedeeld dat hij aangehouden was. Ik voelde dat de verdachte zich in een tegengestelde richting bewoog dan waar ik hem trachtte heen te bewegen. Ik heb verdachte op de grond onder controle gebracht en voorzien van transportboeien en hem in het dienstvoertuig laten plaatsnemen. Ik voelde dat de verdachte zich wederom in een tegengestelde richting bewoog dan waar ik hem trachtte heen te bewegen. Hierbij hoorde ik verdachte zeggen: 'Fuck you, motherfucker'. Hierbij keek verdachte in mijn richting. Ik hoorde dat verdachte zijn keel schraapte en zag dat hij doelbewust in de richting van mijn gezicht spuugde. De uitgespuugde substantie heb ik kunnen afweren middels mijn hand.
1.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02CD-2013115212-2, d.d. 13 oktober 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant:
Op zondag 13 oktober 2013 hield ik, [brigadier van politie], te [pleegplaats] [verdachte] op heterdaad aan als verdachte van artikel 289 jo. 45, Wetboek van Strafrecht.
1.3.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02CD-2013116850-1, d.d. 17 oktober 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [brigadier van politie]:
Door de beschreven situatie voelde ik mij in mijn eer en goede naam aangetast.
1.4.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02R2-2013115212-17, d.d. 14 oktober 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik zag op 13 oktober 2013 te [pleegplaats] de politie. Ze hielden mij aan. Ik heb mij verzet. Ik heb toen gespuugd.

Redengeving bewezenverklaring

De rechtbank acht de in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden redengevend voor hetgeen hierna bewezen zal worden verklaard. Op grond daarvan heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat verdachte het hierna bewezen verklaarde heeft begaan. Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/730651-13 onder 1. primair, 2. subsidiair, 3. en 4. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. primair:
hij op 13 oktober 2013, te [pleegplaats], in de gemeente Smallingerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen die [slachtoffer 1] met een kapot geslagen bierflesje in diens gezicht en elders in diens lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. subsidiair:
hij op 13 oktober 2013 te [pleegplaats], in de gemeente Smallingerland, telkens opzettelijk mishandelend,
- [slachtoffer 2] tegen het hoofd heeft geslagen en tegen het lichaam heeft geschopt en
- [slachtoffer 3] tegen het hoofd heeft gestompt en
- [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met een riem met gesp tegen het lichaam heeft geslagen,
waardoor voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] letsel hebben bekomen en pijn hebben ondervonden;
3.
hij op 13 oktober 2013 te [pleegplaats], in de gemeente Smallingerland, toen een aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaar verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt strafbaar feit, had aangehouden en had vastgegrepen, teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen eerstgenoemde opsporingsambtenaar, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn of haar bediening, heeft verzet door te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtenaar verdachte trachtte te geleiden;
4.
hij op 13 oktober 2013 te [pleegplaats], in de gemeente Smallingerland, opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [brigadier van politie], gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden 'fuck you, motherfucker', en daarbij in de richting van het gezicht van die ambtenaar heeft gespuugd.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 18/730651-13:
1. primair : poging tot doodslag;
2. subsidiair : mishandeling, meermalen gepleegd;
3. wederspannigheid;
4. eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een
ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige oefening van zijn
bediening.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit de over hem door Reclassering Nederland d.d. 10 februari 2014 opgemaakte rapportage en het door psychiater T.S. van der Veer d.d. 28 november 2013 opgemaakte trajectconsult, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag en mishandeling van meerdere personen. Daarnaast heeft verdachte zich verzet tegen zijn aanhouding en heeft hij een politieagent beledigd.
Verdachte is op 13 oktober 2013 tot tweemaal toe bewust de confrontatie aangegaan met een groepje hem niet bekende personen. Daarbij heeft hij geslagen, geschopt en klappen gegeven met de gesp van zijn broekriem. De rechtbank merkt dit door verdachte toegepaste geweld aan als ernstig. Op het moment dat het handgemeen al was afgelopen, heeft verdachte onverhoeds een bierflesje kapotgeslagen en dit als steekwapen gebruikt. Hij heeft met het kapotte stuk glas doelgericht en meerdere malen op een ongewapend slachtoffer ingestoken. Dat er bij het insteken op het slachtoffer geen vitale delen geraakt zijn, is niet aan verdachte te danken. De rechtbank rekent verdachte de bewezenverklaarde feiten, in het bijzonder de poging tot doodslag, zwaar aan.
De psychiater heeft in zijn rapport, samengevat, geconcludeerd dat er geen indicaties zijn voor psychische of psychiatrische problematiek. Ook voor een sterk verband tussen het toestandsbeeld en de voorgeschiedenis van verdachte enerzijds en het ten laste gelegde anderzijds heeft de psychiater geen aanwijzingen gevonden. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om aan de conclusies van de psychiater ten voordele van verdachte gevolgen te verbinden voor de strafmaat. Het strafblad van verdachte werkt niet in zijn nadeel, nu daarop geen eerdere veroordelingen staan.
De reclassering beschrijft verdachte in haar rapportage als een man die emotioneel niet stabiel overkomt. Het dagelijkse gebruik van softdrugs en het alcoholgebruik van verdachte worden aangemerkt als risicofactoren. Ten tijde van het delict was verdachte onder invloed van zowel softdrugs als alcohol. De reclassering acht het risico op recidive aanwezig, maar ziet voor zichzelf geen rol weggelegd wat betreft toezicht of begeleiding. Ook bijzondere voorwaarden zijn niet geïndiceerd.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigt. Voor poging tot doodslag bestaan geen oriëntatiepunten. De rechtbank sluit bij het bepalen van de strafmaat daarom aan bij andere zaken waarin voor soortgelijke feiten straffen zijn opgelegd. Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden rechtdoet aan de bewezenverklaarde feiten.

Benadeelde partijen

[slachtoffer 1]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van de aan verdachte in de zaak met parketnummer 18/730651-13 onder 1. primair en 2. subsidiair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten, alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank constateert dat de vordering niet is weersproken. Zij acht het materiële deel van de vordering voor toewijzing vatbaar, nu deze in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat dit aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De kosten van het eigen risico van de zorgverzekering over 2014 zal de rechtbank niet toewijzen, nu ten aanzien van dat bedrag op grond van de bij vordering gevoegde stukken niet kan worden vastgesteld of er causaal verband met het bewezen verklaarde bestaat.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank het volgende. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht, die de rechtbank vaststelt op in ieder geval € 750,00. De rechtbank overweegt dat behandeling van de vordering voor het overige een onevenredige belasting van het strafgeding zou vormen. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de immateriële schade dan ook toewijzen tot een bedrag van € 750,00.
De rechtbank zal bepalen dat het bedrag, zoals gevorderd, wordt vermeerderd met de wettelijke rente. De benadeelde partij zal ten aanzien van het gedeelte dat de rechtbank niet toewijst niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
[slachtoffer 3]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2. subsidiair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank constateert dat bij de vordering geen bewijsstukken zijn bijgevoegd ter onderbouwing daarvan. De rechtbank is daarom ten aanzien van het grootste deel van de vordering van oordeel dat door de benadeelde partij niet aan zijn stelplicht is voldaan. Slechts ten aanzien van de kosten van de eigen bijdrage voor de zorgverzekering en de reiskosten is de rechtbank van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet is weersproken, derhalve gegrond tot een bedrag van € 280,00 euro en ten aanzien van dat deel voor toewijzing vatbaar. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
De rechtbank acht, ten aanzien van beide benadeelde partijen, oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 57, 180, 266, 267, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer
18/046698-13 noch hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/730651-13 onder 2. primair ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/730651-13 onder 1. primair, 2. subsidiair, 3. en 4. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot het na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1938,75 (zegge: negentienhonderd achtendertig euro en vijfenzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2013.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1], te betalen een bedrag van € 1938,75 (zegge: negentienhonderd achtendertig euro en vijfenzeventig eurocent euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2013, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van
29 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 1188,75 aan materiële schade en € 750,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 280,00 (zegge: tweehonderdtachtig euro).
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], te betalen een bedrag van € 280,00 (zegge: tweehonderdtachtig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van vijf dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. M. Jansen en mr. L.G. Wijma, rechters, bijgestaan door mr. J.C. Huizenga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 mei 2015.
Mr. Dölle is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Jansen
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Wijma
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Huizenga
locatie Leeuwarden,