Op 1 juli 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, een vonnis gewezen in een civiele procedure waarin [eiser], verblijvende in de penitentiaire inrichting te Zwolle, een incidentele vordering tot voeging heeft ingediend. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.F. Muller, vorderde dat zijn hoofdzaak zou worden gevoegd met een andere aanhangige zaak, die betrekking heeft op een schadevergoeding die [gedaagde] stelt te hebben geleden als gevolg van een misdrijf waarvoor de eiser is veroordeeld. De eiser stelde dat er een minnelijke regeling was getroffen tussen partijen, en dat de gezamenlijke behandeling van beide zaken noodzakelijk was voor een goede en doelmatige rechtspleging.
De gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. Y. Moszkowicz, voerde verweer en stelde dat de vordering tot voeging te laat was ingediend en dat de procedure al in een vergevorderd stadium verkeerde. De rechtbank overwoog dat de vordering tot voeging tijdig was ingediend en dat er voldoende connexiteit bestond tussen de zaken om de voeging toe te staan. De rechtbank oordeelde dat de gezamenlijke behandeling van de zaken wenselijk was, ondanks de mogelijke vertraging die dit met zich mee zou brengen.
De rechtbank heeft de incidentele vordering tot voeging toegewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak zal op 12 augustus 2015 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 1 juli 2015 door mr. J.E. Biesma, in tegenwoordigheid van griffier mr. A. Hut.