Uitspraak
Tenlastelegging
Geldigheid van de dagvaarding
Ontvankelijkheid officier van justitie
Bewijsvraag
equality of arms. Wat daarvan zij, ter zitting heeft de politierechter de verdediging in staat gesteld kennis te nemen van dezelfde kleuren kopieën van de foto’s als die de politierechter onder ogen heeft gehad. Raadsvrouw en verdachte hebben daadwerkelijk kennis genomen van die kleuren kopieën. Over die foto’s stelt de politierechter vast dat deze voldoende duidelijk en (daardoor) identificeerbaar zijn met betrekking tot de afgebeelde dieren en situaties in stallen. De politierechter heeft geen aanleiding om te vermoeden dat de foto’s elders dan bij verdachte zijn genomen, noch dat er sprake is van enige manipulatie van de digitaal gemaakte foto’s. Daarover heeft de verdediging overigens niets aangevoerd. De verdachte heeft ter zitting de op de betreffende foto’s afgebeelde dieren en stallen herkend als zijn dieren, geplaatst in zijn stallen. De politierechter is derhalve van oordeel dat de foto’s voldoende betrouwbare informatie verschaffen om datgene wat in de proces-verbalen met de nummers 68648M en 77463 door de medewerkers van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit is gerelateerd, te ondersteunen. Dat bij veel foto’s nagelaten is het oormerknummer of chipnummer te vermelden, zoals de raadsvrouw heeft aangevoerd, doet daar in het licht van de onderhavige verdenkingen, niet aan af.
In kas 2 zagen wij 6 schapen lopen. Deze schapen konden zich door de hele kas bewegen. Wij hebben geen voer of water voor deze schapen gezien. IN deze kas lag overal puin en voorwerpen met schuine en uitstekende delen als ook grote hoeveelheden glasscherven. Er lagen 2 runderkadavers, een schapenkadaver en een kadaver van een paard. Er was een kadaver van een pony in een blauwe ton aanwezig.
Op de locatie [pleegplaats 2] zagen wij in stal 2 dat deze bestond uit 2 hokken met schapen en 2 hokken met runderen. In één van de runderhokken zagen wij een dood rund liggen. Ik zag dat de runderen een groeiachterstand vertoonden door de relatief grote koppen van de runderen in verhouding tot het lichaam en de doffe vacht.
In kas 1 stond een kort aangeboden paard en 2 vleesvarkens. Deze beschikten niet over drinkwater.
De schapen waren ondanks de hoge temperatuur niet geschoren. Bij veel van deze schapen liet de vacht los en zagen wel veel schapen schuren en zich krabben als gevolg van jeuk, vermoedelijk vanwege een schurftinfectie.
Er liep een schaap ernstig kreupel en deze belastte de linkervoorpoot niet. Deze linkervoorpoot was omwikkeld met grijs "duck-tape". Wij zagen net boven de tape een gezwollen rood omrande ontsteking. Deze ontsteking voelde warm aan wat duidt op een acute ontsteking.
Er lagen op meerder plekken kadaver in de dierenverblijven.
Op 20 januari 2014 zijn door ons 2 kadavers van runderen aangetroffen die in ieder geval veel langer dan 3 werkdagen geleden waren gestorven.
Van 8 runderen is de afvoer op 20-01-2014 pas gemeld op 12-02-2014.
Van 2 runderen is de afvoer op 20-01-2014 pas gemeld op 15-02-2014.
Van 1 rund is de afvoer op 20-01-2014 pas gemeld op 21-02-2014.
Van 2 runderen is de afvoer op 20-01-2014 pas gemeld op 03-03-2014.
Ingevolge artikel 20 lid 1 van de Regeling identificatie en registratie van dieren is de termijn waarbinnen de afvoer van runderen gemeld moet worden 3 werkdagen na de dag van geboorte. Kort weergegeven heeft weergegeven verdachte [verdachte] op 2 april 2014 de afvoer van op 20 januari 2014 afgevoerde runderen nog niet gemeld en is de afvoer van 15 runderen niet binnen 3 werkdagen na de dag van afvoer gemeld.
In de gebouwen op deze locatie worden door verdachte [verdachte] al langere tijd runderen, schapen en geiten gehuisvest. Ik heb het I&R-systeem geraadpleegd en zag dat het enige aan dit adres ([adres 1] te [pleegplaats 2]) toegekende UBN op 12 februari 1994 is beëindigd voor runderen en op 28 juli 2010 is beëindigd voor schapen. Ingevolge artikel 2, lid 3d, van de Regeling identificatie en registratie van dieren moet de houder het adres waar de dieren worden gehouden doorgeven. ingevolge artikel 4, lid 1, van de Regeling identificatie en registratie van dieren moet de houder binnen 30 dagen doorgeven wanneer hij op een ander adres dieren gaat houden.