ECLI:NL:RBNNE:2015:3173

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 juli 2015
Publicatiedatum
3 juli 2015
Zaaknummer
84.267857-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in vervolging van eenmanszaak wegens dubbele vervolging en overtredingen van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

In deze zaak heeft de politierechter op 6 juli 2015 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van een eenmanszaak, die gelijktijdig met de natuurlijke persoon van de verdachte werd gedagvaard voor dezelfde feiten. De verdachte, die een eenmansbedrijf runt, werd beschuldigd van overtredingen van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, waaronder het veroorzaken van pijn en letsel bij dieren door onvoldoende verzorging en het niet registreren van dieren conform de geldende regelgeving. De politierechter oordeelde dat de dagvaardingen tegen zowel de eenmanszaak als de natuurlijke persoon nietig waren, omdat dit zou leiden tot een dubbele vervolging voor dezelfde feiten, wat in strijd is met het beginsel van ne bis in idem. De politierechter heeft de tenlasteleggingen beoordeeld en vastgesteld dat de feiten voldoende concreet waren, maar dat de vervolging van de eenmanszaak niet kon doorgaan. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken en een taakstraf van tachtig uren, met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige registratie en verzorging van dieren door houders en de gevolgen van het niet naleven van de wetgeving op dit gebied.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 84/267857-14, 84/267858-14 (ttz.gev.) en 84/041916-13 (ttz.gev.)
Vonnis van de politierechter d.d. 6 juli 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats] aan de [woonadres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
19 maart 2015, 18 juni 2015 en 23 juni 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.J. de Vries, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. W.H. Frank.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
onder parketnummer 84/267857-14:
1
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 10 maart 2014
te [pleegplaats 1] en/of [pleegplaats 2], althans (elders) in Nederland,
meermalen, telkens opzettelijk,
zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van
zodanig doel toelaatbaar was, bij meerdere runderen, schapen, varkens,
paarden, geiten en kippen, pijn en letsel heeft veroorzaakt en de
gezondheid van die runderen, schapen, varkens, paarden, geiten en kippen
heeft benadeeld,
immers heeft zij aldaar die runderen, schapen, varkens, paarden, geiten en
kippen
- te weinig voedsel en/of water verstrekt en/of doen verstrekken en/of
- geen, althans onvoldoende schone en/of droge ligplaatsen verstrekt en/of
- laten verblijven in ruimtes waar kadavers lagen en/of
- geen, althans onvoldoende (diergeneeskundige) verzorging verstrekt en/of
doen verstrekken;
( art 36 lid 1 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren )
2
zij op of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 2 april 2014 te
[pleegplaats 1] en [pleegplaats 2], althans in Nederland, meermalen, telkens
opzettelijk, runderen, schapen en geiten, heeft gehouden, verhandeld,
vervoerd, aangevoerd en/of afgevoerd,
terwijl die runderen en/of schapen niet overeenkomstig de Regeling
identificatie en registratie van dieren waren geïdentificeerd en/of
geregistreerd,
onder meer
- Was vanaf begin 2013 tot en met 20 januari 2014 te [pleegplaats 1] van een
aantal runderen, schapen en geiten niet overeenkomstig het gestelde in
artikel 15 eerste lid van genoemde regeling binnen 3 werkdagen vanaf de
dag van de geboorte, de geboorte gemeld bij de bevoegde autoriteit,
- zijn op 20 januari 2014 te [pleegplaats 1] bij een aantal runderen, schapen
en geiten niet overeenkomstig het gestelde in artikel 15 eerste lid van
genoemde regeling binnen 3 werkdagen vanaf de dag van de geboorte, een
door de bevoegde autoriteit goedgekeurd merk in elk oor aangebracht,
- is op 20 januari 2014 te [pleegplaats 1] van een aantal runderen en
schapen de sterfte niet gemeld binnen 3 werkdagen vanaf de dag van
sterfte,
- werden op 20 januari 2014 te [pleegplaats 2] runderen en schapen gehouden
op het [adres 1], zonder dat dit adres doorgegeven was aan de
bevoegde autoriteit;
- werden op 10 maart 2014 te [pleegplaats 1] runderen gehouden, zonder
dat de afvoer en aanvoer hiervan gemeld was aan de bevoegde autoriteit.
( art 15 lid 1 Regeling identificatie en registratie van dieren )
onder parketnummer 84/267858-14:
1
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 10 maart 2014
te [pleegplaats 1] en/of [pleegplaats 2], althans (elders) in Nederland,
meermalen, telkens opzettelijk,
zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van
zodanig doel toelaatbaar was, bij meerdere runderen, schapen, varkens,
paarden, geiten en kippen, pijn en letsel heeft veroorzaakt en de
gezondheid van die runderen, schapen, varkens, paarden, geiten en kippen
heeft benadeeld,
immers heeft hij aldaar die runderen, schapen, varkens, paarden, geiten en
kippen
- te weinig voedsel en/of water verstrekt en/of doen verstrekken en/of
- geen, althans onvoldoende schone en/of droge ligplaatsen verstrekt en/of
- laten verblijven in ruimtes waar kadavers lagen en/of
- geen, althans onvoldoende (diergeneeskundige) verzorging verstrekt en/of
doen verstrekken;
( art 36 lid 1 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren )
2
hij op of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 2 april 2014 te
[pleegplaats 1] en [pleegplaats 2], althans in Nederland, meermalen, telkens
opzettelijk, runderen, schapen en geiten, heeft gehouden, verhandeld,
vervoerd, aangevoerd en/of afgevoerd,
terwijl die runderen en/of schapen niet overeenkomstig de Regeling
identificatie en registratie van dieren waren geïdentificeerd en/of
geregistreerd,
onder meer
- was vanaf begin 2013 tot en met 20 januari 2014 te [pleegplaats 1] van een
aantal runderen, schapen en geiten niet overeenkomstig het gestelde in
artikel 15 eerste lid van genoemde regeling binnen 3 werkdagen vanaf de
dag van de geboorte, de geboorte gemeld bij de bevoegde autoriteit,
- zijn op 20 januari 2014 te [pleegplaats 1] bij een aantal runderen, schapen
en geiten niet overeenkomstig het gestelde in artikel 15 eerste lid van
genoemde regeling binnen 3 werkdagen vanaf de dag van de geboorte, een
door de bevoegde autoriteit goedgekeurd merk in elk oor aangebracht,
- is op 20 januari 2014 te [pleegplaats 1] van een aantal runderen en
schapen de sterfte niet gemeld binnen 3 werkdagen vanaf de dag van
sterfte,
- werden op 20 januari 2014 te [pleegplaats 2] runderen en schapen gehouden
op het [adres 1], zonder dat dit adres doorgegeven was aan de
bevoegde autoriteit,
- werden op 10 maart 2014 te [pleegplaats 1] runderen gehouden, zonder
dat de afvoer en aanvoer hiervan gemeld was aan de bevoegde autoriteit;
( art 15 lid 1 Regeling identificatie en registratie van dieren )
Onder parketnummer 84/041916-13:
1
hij in of omstreeks de periode van 3 april 2012 tot en met 2 juli 2012 te
[pleegplaats 1] en/of te [pleegplaats 2], althans in de gemeente De Marne,
althans (elders) in Nederland,
zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van
zodanig doel toelaatbaar was, bij meerdere schapen/lammeren en/of
paarden en/of pony's, pijn en letsel heeft veroorzaakt en de gezondheid van
die schapen/lammeren en/of paarden en/of pony's heeft benadeeld,
immers heeft hij aldaar die schapen/lammeren en/of paarden en/of pony's
welke in een slechte/matige conditie verkeerden
- te weinig voedsel en/of water verstrekt en/of doen verstrekken en/of
- geen, althans onvoldoende schone en/of droge ligplaatsen verstrekt en/of
- te [pleegplaats 2] geen, althans onvoldoende eigen ligboxen verstrekt (voor drie, althans een
of meer dusdanig verzwakte pony's die op de grond lagen tussen andere,
staande en/of lopende pony's en niet meer overeind konden komen) en/of
- geen, althans onvoldoende (diergeneeskundige) verzorging verstrekt en/of
doen verstrekken;
( art 36 lid 1 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren )
althans, indien het feit genoemd onder nummer 1 niet tot een veroordeling kan leiden, dat
hij in of omstreeks de periode van 3 april 2012 tot en met 2 juli 2012 te
[pleegplaats 1], althans in de gemeente De Marne, althans (elders) in
Nederland,
als houder van meerdere schapen/lammeren en/of paarden en/of pony's,
aan die schapen/lammeren en/of paarden en/of pony's de nodige
verzorging heeft onthouden,
immers heeft hij toen aldaar die schapen/lammeren en/of paarden en/of
pony's welke in slechte/matige conditie verkeerden
- te weinig voedsel en/of water verstrekt en/of doen verstrekken en/of
- geen, althans onvoldoende schone en/of droge ligplaatsen verstrekt en/of
- geen, althans onvoldoende eigen ligboxen verstrekt (voor drie, althans een
of meer dusdanig verzwakte pony's die op de grond lagen tussen andere,
staande en/of lopende pony's en niet meer overeind konden komen) en/of
- geen, althans onvoldoende (diergeneeskundige) verzorging verstrekt en/of
doen verstrekken;
( art 37 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren )

Geldigheid van de dagvaarding

Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de tenlasteleggingen in alle aangebrachte zaken niet voldoende concreet zijn geformuleerd. De tenlasteleggingen bevatten namelijk geen concrete vermelding van de betrokken dieren die onvoldoende verzorgd zouden worden. De verdediging kan uit de feiten dagvaarding niet koppelen aan de feiten in de processen-verbaal, hetgeen versterkt wordt doordat de foto’s van zeer slechte kwaliteit zijn. Verdachte is hierdoor ernstig in zijn verdedigingsbelang geschaad. Gelet hierop dienen de dagvaardingen nietig te worden verklaard.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de tenlasteleggingen voldoende concreet zijn aangezien deze zien op het algemene welzijn van de dieren en de omstandigheden waaronder zij leven. Het gaat dus om een algemeen beeld van de stal, de hoeveelheid voer en water en het feit of de dieren konden beschikken over een droge ligplaats. Dat het hierom gaat blijkt voldoende uit de tenlasteleggingen en het proces-verbaal en verdachte weet heel goed waar hij zich tegen dient te verdedigen. De officier vordert dat de politierechter beslist dat de dagvaardingen geldig zijn.
Oordeel van de politierechter
Met betrekking tot het verweer van de raadsvrouw omtrent de nietigheid van de dagvaardingen in de zaken onder parketnummer 84/041916-13, 84/267857-14 en 84/267858-14, overweegt de politierechter het volgende.
In de kern komt het betoog van de raadsvrouw erop neer dat de tenlasteleggingen in voormelde dagvaardingen nietig dienen te worden verklaard, aangezien deze in strijd met het bepaalde in artikel 261 lid 1 Sv zijn opgesteld, in het bijzonder nu de feiten onvoldoende duidelijk zijn opgegeven, aangezien de betreffende dieren daarin niet nauwkeurig zijn omschreven, waardoor de omschrijving niet te herleiden is tot een concrete gebeurtenis.
De politierechter is van oordeel dat de omschrijving van de feiten in de tenlasteleggingen onder vermelde parketnummers telkens als voldoende concreet kan worden beschouwd. Weliswaar kan niet zonder meer uit de tenlasteleggingen rechtstreeks worden afgeleid met betrekking tot welke concrete dieren de tenlastegelegde feiten zouden zijn begaan, doch niet gezegd kan worden dat door de wijze waarop de feiten in de tenlasteleggingen zijn omschreven, verdachte is geschaad in diens verdedigingsbelang. De politierechter heeft ter zitting kunnen vaststellen dat verdachte, blijkens diens verhoor door de politierechter, in voldoende mate op de hoogte was van de aard en de reden van de verwijten die het Openbaar Ministerie hem maakte, waardoor gezegd kan worden dat aan het vereiste is voldaan dat de tenlastelegging voldoende informatie bevat, op grond waarvan verdachte heeft kunnen begrijpen, en ook heeft begrepen, waartegen hij zich diende te verdedigen.
De politierechter verwerpt het verweer tot nietigheid van de dagvaardingen onder parketnummer 84/041916-13, 84/267857-14 en 84/267858-14.

Ontvankelijkheid officier van justitie

Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie bepleit ten aanzien van parketnummer 84/267858-14.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat hij ten aanzien van parketnummer 84/267858-14 niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vervolging.
Oordeel van de politierechter
Met betrekking tot zaak onder parketnummer 84/267858-14 overweegt de politierechter als volgt.
De officier van justitie heeft het eenmansbedrijf van verdachte, welk bedrijf dezelfde naam draagt, onder bovenvermeld parketnummer gedagvaard ter zake van verdenkingen die overeenkomen met die, vermeld in de dagvaarding tegen verdachte als natuurlijk persoon onder parketnummer 84/267857-14, met dien verstande dat in de dagvaarding onder parketnummer 84/267858-14, aan het [eenmansbedrijf] naast het misdrijf van artikel 36 Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren en de opzettelijke overtreding van artikel 15 lid 1 Regeling identificatie en registratie van dieren, het misdrijf van artikel 37 Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren, is tenlastegelegd.
De politierechter stelt vast dat het [eenmansbedrijf] geen rechtspersoon is in de zin van artikel 3 Boek 2 BW en artikel 51 Sr. In de regel wordt een eenmansbedrijf geheel gelijk gesteld met de natuurlijke persoon wiens eenmansbedrijf het betreft. Dit doet zich in de onderhavige zaak ook voor. Gedragingen van het [eenmansbedrijf] kunnen daardoor zonder meer worden toegerekend aan de natuurlijke persoon [verdachte]. Nu de mogelijk strafrechtelijk relevante gedragingen van het [eenmansbedrijf] vereenzelvigd kunnen worden met de mogelijk strafrechtelijk relevante gedragingen van de natuurlijke persoon [verdachte], komt vervolging van zowel het eenmansbedrijf als van de natuurlijke persoon neer op een dubbele vervolging van verdachte ter zake van dezelfde feiten, hetgeen strijdig is met het beginsel dat niemand twee keer voor dezelfde feiten mag worden vervolgd. Naar het oordeel van de politierechter dient de beslissing van de officier van justitie om naast de natuurlijke persoon [verdachte], tevens het eenmansbedrijf te vervolgen ter zake van dezelfde feiten, dan ook te leiden tot de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in zijn vervolging van het [eenmansbedrijf] (parketnummer 84/267858-14).

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder parketnummer 84/267857-14 onder 1 en 2 en het onder parketnummer onder 84/041916-13 primair ten laste gelegde kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van al hetgeen hem ten laste is gelegd. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verbalisanten een eenzijdig beeld van het bedrijf hebben laten zien in de proces-verbalen en dat de omstandigheden waaronder de dieren leefden vele malen beter waren dan uit de proces-verbalen blijkt. Bovendien heeft verdachte regelmatig de dieren, die hij al in een slechte conditie aankocht, laten controleren door de dierenarts.
Beoordeling van het bewijs
Met betrekking tot de verschillende bewijsverweren, overweegt de politierechter het volgende.
In de eerste plaats heeft de raadsvrouw ter zitting aangevoerd dat de foto’s die van verschillende situaties van de dieren en de stallen bij verdachte zijn genomen, van zeer slechte kwaliteit zijn, waardoor het voor verdachte onduidelijk is of de foto’s zijn dieren betreffen. De politierechter verstaat dit verweer van de raadsvrouw als een verweer dat strekt ten betoge dat de foto’s als onbetrouwbaar dienen te worden beschouwd, waardoor deze, zo begrijpt de politierechter de raadsvrouw, ter zijde dienen te worden geschoven.
De politierechter stelt vast dat de foto’s die deel uit maken van het exemplaar van het dossier dat aan de raadsvrouw is verstrekt, in zwart-wit zijn weergegeven. Terecht geeft de raadsvrouw daarover aan dat die foto’s van evident mindere kwaliteit zijn de kleuren kopieën van de digitale foto’s waarover zowel de politierechter als de officier van justitie beschikt. De vraag kan gesteld worden of deze – in de dagelijkse vervolgingspraktijk veel voorkomende handelwijze van het verstrekken aan de verdediging van zwart-wit kopieën van foto’s – strookt met het beginsel van
equality of arms. Wat daarvan zij, ter zitting heeft de politierechter de verdediging in staat gesteld kennis te nemen van dezelfde kleuren kopieën van de foto’s als die de politierechter onder ogen heeft gehad. Raadsvrouw en verdachte hebben daadwerkelijk kennis genomen van die kleuren kopieën. Over die foto’s stelt de politierechter vast dat deze voldoende duidelijk en (daardoor) identificeerbaar zijn met betrekking tot de afgebeelde dieren en situaties in stallen. De politierechter heeft geen aanleiding om te vermoeden dat de foto’s elders dan bij verdachte zijn genomen, noch dat er sprake is van enige manipulatie van de digitaal gemaakte foto’s. Daarover heeft de verdediging overigens niets aangevoerd. De verdachte heeft ter zitting de op de betreffende foto’s afgebeelde dieren en stallen herkend als zijn dieren, geplaatst in zijn stallen. De politierechter is derhalve van oordeel dat de foto’s voldoende betrouwbare informatie verschaffen om datgene wat in de proces-verbalen met de nummers 68648M en 77463 door de medewerkers van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit is gerelateerd, te ondersteunen. Dat bij veel foto’s nagelaten is het oormerknummer of chipnummer te vermelden, zoals de raadsvrouw heeft aangevoerd, doet daar in het licht van de onderhavige verdenkingen, niet aan af.
Namens verdachte is een aantal bewijsverweren gevoerd, dat op het volgende neerkomt.
Verdachte zou een aantal van de dieren in een niet optimale conditie hebben aangekocht. Deze, en andere dieren, waaronder de zieke dieren, zijn door hem goed verzorgd. Om een en ander te staven is door de verdediging een groot aantal, door hem gemaakte, foto’s overgelegd waarop te zien is dat de daarop getoonde dieren in een goede conditie zijn. Die foto’s zijn kennelijk gedurende de jaren 2012-2014 gemaakt. Tevens bevat het overgelegde dossier een aantal rekeningen van dierenartsen waaruit zou blijken dat verdachte de dieren op verantwoorde wijze heeft verzorgd. Daarnaast is aangevoerd dat de dieren van verdachte ook elders dan in een stal of kas konden staan en dat zij over voldoende ruimte beschikken. Ook is namens verdachte betoogd dat bepaalde omstandigheden die zouden kunnen leiden tot een nadelige situatie voor de dieren, buiten verdachte lagen en dat hij daarvoor niet aansprakelijk kan worden gesteld.
De politierechter overweeg hieromtrent en naar aanleiding ervan als volgt.
Op grond van de aan de politierechter overgelegde processen-verbaal in de zaken met parketnummers 84/041916-13 en 84/267857-14, is de politierechter van oordeel dat beide verbalen elk voor zich voldoende wettige bewijsmiddelen in de betekenis van artikel 344 lid 1 sub 2 Sv (hieronder weergegeven) bevatten, waaruit in voldoende mate kan volgen dat verdachte de aan hem tenlastegelegde feiten heeft begaan. Dat, zoals verdachte heeft aangevoerd, de dieren dan wel veel dieren goed verzorgd waren en dat de verblijfplaatsen goed waren, doet naar het oordeel van de politierechter niet af aan de constatering van de verbalisanten, ondersteund door de verschillende foto’s en door diergeneeskundige verklaringen (deel uitmakend van de processen-verbaal met de nummers 68648M en 77463), dat andere dieren in beduidend slechtere conditie verkeerden dan de dieren die staan afgebeeld op foto’s die namens verdachte zijn overgelegd. Evenmin doet het feit dat een aantal dieren ook elders dan in een stal kunnen verblijven, af aan de door de verbalisanten waargenomen slechte tot zeer slechte omstandigheden waarin andere dieren moesten verblijven, hetgeen – in sommige gevallen zichtbaar – ten koste ging van de gezondheid en het welzijn van deze dieren. Ook volgt naar het oordeel van de politierechter uit de weergegeven bewijsmiddelen in voldoende mate dat er een verband bestaat tussen de slechte leefsituatie en de (gezondheids- en welzijns-)toestand van de dieren. Uit de wettige bewijsmiddelen vloeit naar het oordeel van de politierechter in voldoende mate voort dat door het handelen en het nalaten van verdachte, de gezondheid en het welzijn van de in beide tenlasteleggingen bedoelde dieren telkens zonder redelijk doel is benadeeld (parketnummer 84/267857-14) en dat daardoor telkens zonder redelijk doel ook aan de dieren pijn en letsel is veroorzaakt (parketnummer 84/041916-13). Laatstgenoemd oordeel steunt tevens op de deskundigen rapporten die aan voormelde processen-verbaal zijn toegevoegd.
Met betrekking tot het tweede tenlastegelegde feit onder parketnummer 84/267857-14, overweegt de politierechter als volgt.
In die telastlegging wordt verdachte verweten dat hij – kort gezegd – naast een aantal runderen, tevens een aantal schapen en geiten heeft gehouden, verhandeld, vervoerd en/of afgevoerd, terwijl die runderen, schapen en geiten niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren waren geregistreerd en/of geïdentificeerd (artikel 15 lid 1 Regeling identificatie en registratie). De politierechter stelt vast dat artikel 15 lid 1 van voormelde Regeling niet ziet op de identificatie en registratie van schapen en geiten, doch dat voor deze dieren een eigen, afwijkend regime geldt, zoals neergelegd in paragraaf 7, de artikelen 34 e.v., van bedoelde Regeling. Nu artikel 15 lid 1 van de Regeling alleen op runderen ziet (paragraaf 5 Regeling), kan het deel van de tenlastelegging dat ziet op schapen en geiten wel worden bewezen, maar niet gekwalificeerd. Ten aanzien van dat deel zal verdachte ontslagen worden van alle rechtsvervolging.
Uit de in het dossier weergegeven administratie kan naar het oordeel van de politieregister genoegzaam blijken dat er sprake is geweest van hiaten in de administratie van verdachte met betrekking tot de in de tenlastelegging gemelde runderen. Verdachte is blijkens het proces-verbaal door de vertegenwoordigers van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit een- en andermaal gewezen op het feit dat hij de in de tenlastelegging vermelde runderen diende te registreren en te bewerkstelligen dat gemelde runderen, ook ter gelegenheid van de afvoer, afdoende konden worden geïdentificeerd. Hieruit leidt de politierechter af dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij handelingen heeft verricht met betrekking tot de daarin vermelde runderen, terwijl deze niet waren geregistreerd of geïdentificeerd.
Op grond van de hierna te melden wettige bewijsmiddelen heeft de politierechter de overtuiging bekomen dat verdachte het onder parketnummer 84/041916-13, primair tenlastegelegde en het onder parketnummer 84/267857-14 tenlastegelegde heeft begaan.
Daarnaast bevat het dossier naar het oordeel van de politierechter voldoende wettige bewijsmiddelen, op grond waarvan de politierechter de overtuiging heeft bekomen, dat verdachte in de genoemde periode opzettelijk een aantal runderen heeft gehouden, verhandeld, vervoerd, aangevoerd en/of afgevoerd, terwijl die runderen niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren waren geïdentificeerd en/of geregistreerd.
De politierechter heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven.
t.a.v. feit 1 en 2 van 84/267857-14 en feit 1 primair van 84/041916-13:
De op de terechtzitting van 23 juni 2015 door verdachte afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Ik koop pony's en die zijn soms in een slechte conditie. Daarom zijn ze ook goedkoper. Ik heb ze ontwormd. Een pony met wormen zal niet dikker worden, hoeveel voer je ze ook geeft. De pony's worden goed verzorgd en krijgen de tijd om te herstellen. Dat duurt soms langer dan twee maanden. Ik ontken niet dat er slechte pony's tussen zaten. Als hun conditie beter wordt verliezen ze hun haren, want dan krijgen ze een nieuw vel.
Het kan zijn dat de dieren hun stro opeten als voer. Ik wil best meer stro gebruiken, maar de dieren kunnen altijd binnen en buiten verblijven, dus wat mij betreft ligt er genoeg.
Het klopt dat ik heb gezegd dat ik stop met de dierenverzorging. Het kost me meer dan het oplevert.
Er worden regelmatig kadavers in de sloot gedeponeerd. Ik zorg dan altijd dat de [bedrijfsnaam] ze komt ophalen.
Ik ben zelf heel goed in staat om te constateren dat dieren kreupel zijn. Ik heb daar geen dierenarts voor nodig.
De dieren konden komen in een ruimte waar kadavers lagen. Dat kan ik niet ontkennen.
Het klopt ook dat er dieren bij waren die niet geregistreerd waren en niet geoormerkt en niet afgemeld. Een schaap hoeft niet binnen 3 dagen gemerkt te worden. Daar ben ik het dus niet mee eens.
Door de bedrijfsblokkade mocht ik sommige dieren niet afvoeren naar de slachterij en moesten die dus dood gaan op het bedrijf. Ik had geen keuze.
Meestal worden de overtallige dieren afgevoerd voordat ze zes maanden oud zijn. Dat is de grens dat dieren geregistreerd moeten worden. Dan voert mijn vrouw ze op, maar ook gelijk weer af. Op dat moment worden de dieren door mij geblikt.
Als ik een stuk land huur hoef ik niet te melden dat mijn vee daar loopt. Ik heb een schuur gehuurd en ben er vanuit gegaan dat ik dat dan ook niet hoefde te melden. Dat blijkt wel zo te zijn. Ik wist dat niet.
t.a.v. feit 1 en 2 van 84/267857-14:
Een proces-verbaal d.d. 8 april 2014 , opgenomen op pagina 1 e.v. van dossier nummer d.d. 77463, van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, inhoudende de verklaring van [verbalisant 1] en [verbalisant 2], zakelijk weergegeven:
Naar aanleiding van bevindingen tijdens controles uit 2013, het toegenomen aantal meldingen en het mogelijk ontbreken van geschikte huisvesting voor de dieren in de winterperiode hebben wij van januari t/m maart 2014 onderzoek uitgevoerd op de locaties waar door [verdachte] dieren worden gehouden. Tijdens dit onderzoek zijn meerdere strafbare feiten geconstateerd.
Op 20 januari 2014 zagen wij te [pleegplaats 1] in kas 1 46 runderen, 2 paarden, 4 varkens en 2 geiten. In deze kas waren hokken gemaakt door provisorisch aan elkaar bevestigde hekken die te laag en onvoldoende sterk waren. Veel hokafscheidingen waren kapot met als gevolg dat er veel uitstekende delen zoals metalen buizen, afgebroken houten planken en veel andere rommel in de hokken lagen. Op diverse plekken, ook op de voergang, lagen glasscherven. De bodem van de hokken met dieren was bedekt met een laag mest van 20 t/m 50 cm. Op diverse plekken was deze mest erg nat. Wij zagen dat met name de jonge kalveren tot de buik in de mest zakten en zich nauwelijks konden voortbewegen. Wij zagen dat er vrijwel geen mogelijkheid voor de dieren was om droog te kunnen liggen. Achterin de kas lag een afgedekt kadaver. De 2 varkens in een afgezet hok konden niet over water beschikken.
In kas 2 zagen wij 6 schapen lopen. Deze schapen konden zich door de hele kas bewegen. Wij hebben geen voer of water voor deze schapen gezien. IN deze kas lag overal puin en voorwerpen met schuine en uitstekende delen als ook grote hoeveelheden glasscherven. Er lagen 2 runderkadavers, een schapenkadaver en een kadaver van een paard. Er was een kadaver van een pony in een blauwe ton aanwezig.
Op de locatie [pleegplaats 2] zagen wij in stal 2 dat deze bestond uit 2 hokken met schapen en 2 hokken met runderen. In één van de runderhokken zagen wij een dood rund liggen. Ik zag dat de runderen een groeiachterstand vertoonden door de relatief grote koppen van de runderen in verhouding tot het lichaam en de doffe vacht.
Op 10 maart 2014 zagen wij te [pleegplaats 1] dat in het kassencomplex 11 runderen, 3 paarden, 4 varkens, 3 geiten en 55 schapen met lammeren aanwezig waren. Geen van deze dieren beschikten over toegang tot voer. Vergeleken met ons vorige bezoek was de voedingsconditie van met name de varkens sterk achteruit gegaan. Er waren ook een aantal sterk vermagerde schapen aanwezig.
In kas 1 stond een kort aangeboden paard en 2 vleesvarkens. Deze beschikten niet over drinkwater.
De schapen waren ondanks de hoge temperatuur niet geschoren. Bij veel van deze schapen liet de vacht los en zagen wel veel schapen schuren en zich krabben als gevolg van jeuk, vermoedelijk vanwege een schurftinfectie.
Er liep een schaap ernstig kreupel en deze belastte de linkervoorpoot niet. Deze linkervoorpoot was omwikkeld met grijs "duck-tape". Wij zagen net boven de tape een gezwollen rood omrande ontsteking. Deze ontsteking voelde warm aan wat duidt op een acute ontsteking.
Er lagen op meerder plekken kadaver in de dierenverblijven.
In 2013 bleek bij controle dat 4 runderen niet waren gemerkt. In het systeem I & R rund was de leeftijd van deze 4 runderen nog steeds niet aangepast. Bovendien zagen wij op 20 januari 2014 3 jonge runderen met een leeftijd ouder dan 3 werkdagen die niet waren voorzien van merkt. Deze runderen zijn op foto vastgelegd. Wij raadpleegden het I&R-systeem en zagen dat er sinds eind 2012 geen geboorte waren gemeld door verdachte.
Op 20 januari 2014 zijn door ons 2 kadavers van runderen aangetroffen die in ieder geval veel langer dan 3 werkdagen geleden waren gestorven.
Ik zag het bedrijfsregister I&R rund dat 19 runderen nog als aanwezig op UBN [nummer] stonden in de kolom opmerkingen staat vermeld: "overlap in verblijfsperiode". Deze opmerking verschijnt wanneer dieren op een ander bedrijf zijn aangemeld.
Van 2 runderen is de afvoer op 20-01-2014 pas gemeld op 10-02-2014.
Van 8 runderen is de afvoer op 20-01-2014 pas gemeld op 12-02-2014.
Van 2 runderen is de afvoer op 20-01-2014 pas gemeld op 15-02-2014.
Van 1 rund is de afvoer op 20-01-2014 pas gemeld op 21-02-2014.
Van 2 runderen is de afvoer op 20-01-2014 pas gemeld op 03-03-2014.
Ingevolge artikel 20 lid 1 van de Regeling identificatie en registratie van dieren is de termijn waarbinnen de afvoer van runderen gemeld moet worden 3 werkdagen na de dag van geboorte. Kort weergegeven heeft weergegeven verdachte [verdachte] op 2 april 2014 de afvoer van op 20 januari 2014 afgevoerde runderen nog niet gemeld en is de afvoer van 15 runderen niet binnen 3 werkdagen na de dag van afvoer gemeld.
Locatie [pleegplaats 2]:
In de gebouwen op deze locatie worden door verdachte [verdachte] al langere tijd runderen, schapen en geiten gehuisvest. Ik heb het I&R-systeem geraadpleegd en zag dat het enige aan dit adres ([adres 1] te [pleegplaats 2]) toegekende UBN op 12 februari 1994 is beëindigd voor runderen en op 28 juli 2010 is beëindigd voor schapen. Ingevolge artikel 2, lid 3d, van de Regeling identificatie en registratie van dieren moet de houder het adres waar de dieren worden gehouden doorgeven. ingevolge artikel 4, lid 1, van de Regeling identificatie en registratie van dieren moet de houder binnen 30 dagen doorgeven wanneer hij op een ander adres dieren gaat houden.
Tijdens het door ons uitgevoerde onderzoek zagen wij dat de gezondheid en het welzijn van vrijwel alle dieren op het bedrijf van verdachte ernstig wordt benadeeld en de nodige verzorging wordt onthouden omdat de huisvesting niet voldoet. Gelet op de hoeveelheid dieren beschikt verdachte niet over voldoende en geschikte huisvesting voor zijn dieren.
Een schriftelijk stuk d.d. 21 januari 2014 , opgenomen in bijlage 12 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [dierenarts 1], dierenarts, zakelijk weergegeven:
Op 20 januari 2014 werden door mij circa 150 runderen, paarden, schapen, geiten, varkens en kippen onderzocht van verschillende leeftijden.
Op de locatie [woonadres] te [pleegplaats 1] zag ik dat de bodem van de dierenverblijven was bedekt met een ca. 20 tot 50 cm dikke laag mest. Er was geen mogelijkheid voor de dieren om ergens droog en schoon te kunnen liggen. De dieren zakten tot aan de buik in de mestmodder tijdens het lopen en staan. De voedingstoestand van de runderen was matig tot goed. Het jongvee had een groeiachterstand. Het paard dat los liep was mager. In het hok was aan de linkerkant geen voer aanwezig. Aan de rechterkant was kleivoer aanwezig. Ik zag geen ruwvoer.
In 1 van de twee varkenshokken was geen drinkwater voor de dieren beschikbaar.
In de aangrenzende tweede kas liepen 6 schapen en daar was geen voer of water voor de dieren aanwezig. Er lag over al puin en glasscherven.
Op de locatie [adres 1] te [pleegplaats 2] zag ik 20 tot 30 paarden, runderen en schapen.
De voedingstoestand van de paarden was matig tot goed. In een schapenhok was op het moment van controle geen water aanwezig. Het jongvee vertoonde een groeiachterstand. De koppen waren groot in verhouding met het lichaam en de vachten van de dieren waren dof.
Gezien de hoeveelheid mest in de dierenverblijven kan gesteld worden dat deze over een langere periode, minimaal enkele weken, niet uitgemest zijn.
Over een langere periode is er onvoldoende verzorging verleend aan de dieren, zoals uitmesten, verstrekking van drinkwater, ruwvoer en beschikbaarstelling van een veilige huisvesting.
De houder voert zogenoemde restkalveren aan, maar alvorens daartoe over te gaan, moet de houder zich op de hoogte stellen van de manier waarop in de behoefte van het dier kan worden voorzien. Dat doet deze dierhouder al geruime tijd onvoldoende.
De gezondheid van de dieren is benadeeld. Er zijn gebreken bij de dieren zoals vervuilde poten, achterstand in groei en ontwikkeling en bij enkele dieren een magere of matige conditie. Het welzijn is benadeeld door dorst en onjuiste voeding en geen comfortabele droge en schone rustplaats te bieden.
Er is van pijn en vermijdbaar lijden als dieren geen toegang hebben tot drinkwater, niet de benodigde hoeveelheid passend voer krijgen aangeboden en geen veilige, schone en passende huisvesting hebben.
Vanuit mijn ervaring als veterinair deskundige kan ik stellen, dat de huisvesting in de voormalige rozenkassen, zoals aangetroffen tijdens de controle (ongeschikte hokafscheidingen, veel puin, glas en uitstekende delen etc), niet aan de minimumeisen voldoet en daarom ongeschikt is voor het houden van dieren. Gezien de historie (structureel karakter, recidive) van soortgelijke overtredingen gedurende de laatste jaren, het gedrag van de veehouder (geen proactieve houding) en aangetroffen situatie ben ik vanuit mijn ervaring als veterinair deskundige van mening dat de veehouder niet beschikt over voldoende kennis/vaardigheden en vakbekwaamheid om voor de dieren te zorgen.
Een schriftelijk stuk d.d. 14 maart 2014 , opgenomen in bijlage 19 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [dierenarts 1], dierenarts, zakelijk weergegeven:
Op 10 maart 2014 is een hercontrole uitgevoerd. Op 20 januari 2014 zijn de runderen, schapen, geiten en paarden die toen in de voormalig rozenkassen werden gehouden met behulp van bestuursdwang verplaatst (grotendeels verkocht) naar andere locaties, omdat de huisvesting in deze kassen niet aan de wettelijke eisen voldeed.
Ten opzichte van de vorige controle zijn de dieren achteruit gegaan in voedingsconditie. Over een langere periode is er onvoldoende verzorging verleend aan de dieren.
De gezondheid van de dieren is benadeeld, omdat er klinische afwijkingen bij enkele dieren aanwezig zijn zoals ernstige kreupelheid, huidaandoeningen (schurft), oogontsteking en ernstige vermagering. De ontoereikende verzorging van de dieren (geen water, voer en medische zorg) verlaagt het natuurlijke afweersysteem (immuunsysteem) van de dieren. Ook de slechte hygiënische leefomstandigheden (veel mest, puin en kadavers) benadelen de gezondheid van de dieren. De infectiedruk is verhoogd, het risico om ziektes of infecties op te lopen stijgt voor de dieren.
Verwondingen werden niet voorkomen, omdat de dieren zich aan scherpe en uitstekende delen kunnen verwonden. Zieke dieren kregen niet op tijd de nodige medische verzorging (paard met oogontsteking, kreupel schaap, schurftbehandeling, etc). Er is sprake van vermijdbaar lijden.
feit 1 primair, 84/041916-13:
Een proces-verbaal d.d. 23 augustus 2012, opgenomen op pagina 3 e.v. van dossier nr. 68648M d.d. 23 augustus 2012 van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, inhoudende het relaas van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 3 april 2012 bevonden wij ons hop het bedrijf van verdachte aan de [adres 1] te [pleegplaats 2]. Ik zag dat in een stal twee afdelingen waren waarin schapen, paarden en pony's werden gehouden. Ik zag meerdere magere schapen. De wol liet los. Ik zag enkele pony's liggen die niet meer overeind konen komen. Hierop besloot ik de betreffende locatie te verlaten en een dierenarts in te schakelen.
Wij zagen in een schuur een hokje met twee paarden. Wij zagen dat de bodembedekking bestond uit mest en dat er geen strooisel als bodembedekking lag. Wij zagen dat de benen, hoeven en onderbuik van de paarden waren vervuild met natte en opgedroogde mest. De paarden hadden geen schone en droge sta danwel ligplek. Wij zagen in een ander verblijf ongeveer zestig pony's. Wij zagen dat de pony's niet waren voorzien van voer en geen schone en droge sta danwel ligplek hadden.
Wij zagen een pony in het midden van het bedrijf op zijn zij liggen. Ook na lichte drang kon deze niet meer overeind komen. De pony maakte fietsende bewegingen met zijn benen en had vermoedelijk pijn. Wij zagen dat de pony niet was afgeschermd van de andere pony's en te verzwakt was om zich de toegang te verschaffen tot water en voer. De conditie van deze pony was slecht. Wij zagen ook een zwarte pony die na lichte drang niet overeind kon komen en een slechte conditie had. Het haarkleed was vervuil met opgedroogde mest. Wij zagen een derde pony die sterk vermagerd was en een slechte conditie had. De pony's hadden vermoedelijk dringend diergeneeskundige zorg en intensieve verzorging nodig.
Op 20 juni 2012 zagen zij op de [straat] in [pleegplaats 2] op een perceel 400 schapen lopen. Wij zagen dat meerdere schapen kreupel waren. Wij zagen meerdere jonge lammeren waarvan de achterhand vervuild was met mest. Wij zagen een lam dat ernstig kreupel was. [dierenarts 2] constateerde een gebroken poot en dat het lam erg mager was. Het lam had direct diergeneeskundige hulp nodig. Wij hebben het lam meegenomen en in een apart hok gelegd.
Op 20 juni 2012 zagen wij aan de [adres 1] te [pleegplaats 2] een perceel met twaalf pony's en twee paarden. Wij zagen dat de pony's een slecht verzorgd haarkleed hadden. Wij zagen dat het haar in grote flarden aan de huid hing. Wij zagen op een ander perceel een schaap dat ernstig kreupel was. Wij zagen dat het schaap aan beide achterpoten lange klauwen had.
Op 27 juni 2012 waren wij te [pleegplaats 3] naar aanleiding van een melding van een schaap dat in slechte conditie zou verkeren. Wij zagen een liggend schaap. Wij zagen dat de anus/vagina uitpuilde. De algemene conditie van dit schaap ver onder de maat was. Wij zagen dat het schaap mager was. Het was niet in staat om op te staan. Na het oprichten van het schaap zagen wij dat het dier zich moeizaam bewoog en duidelijk hinder ondervond van het lopen, mogelijk zelf pijn ondervond.
Op 2 juli 2012 zagen wij te [pleegplaats 3] dat het schaap in een voormalige kas lag en geschoren was. Wij zagen dat er veel vliegen op en om het schaap zaten. Wij zagen dat het schaap geen vooruitgang toonde vergeleken met de situatie op 27 juni 2012.
Een proces-verbaal, opgenomen op pagina 9 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte], zakelijk weergegeven:
Het opstrooien van de stallen van de pony's en paarden doe ik zelf. De pony's vreten het stro dat ik strooi gewoon op. Ik zal in het vervolg meer stro gebruiken.
Wat betreft de 4 pony's die niet in de benen konden komen en op de grond lagen het volgende. Jij weet niet hoe lang ik deze pony's al heb. Ik koop pony's op die niet al te goed in conditie zijn. Deze knap ik op en probeer ik te verkopen. Ik stop met het opkopen van pony's. Dit levert niets meer op. Het kost meer dan het oplevert.
Ik heb het lam niet gezien met de gebroken poot op de [straat]. Het zieke schaap is van mij. Ik vind dat het schaap buiten beter af was dan binnen. Drie weken geleden heeft dit schaap gelammerd. Hierbij liet het de baarmoeder zien. Hierop heb ik besloten om het terug te drukken en dicht te maken met een touw. Dit heb ik zelf gedaan. Er is geen dierenarts bij geweest.
Een schriftelijk stuk d.d. 19 april 2012, opgenomen als bijlage 5 bij voornoemd proces-verbaal, inhoudende de verklaring van [dierenarts 3], zakelijk weergegeven:
Op 3 april 2012 zag ik te [pleegplaats 2] enkele schapen en lammeren met een slechte conditie in verblijf 1. De schapen hebben alleen voerresten ter beschikking van een zure natte kuil. Er zijn enkele schapen die de wol over grote delen van hun lijf loslaten, deze ooien zijn duidelijk ziek geweest.
In verblijf 3 hadden de paarden geen voer ter beschikking. De bodembedekking bestond uit mest en daardoor hadden ze geen schone en droge lig of staplek.
In verblijf 5 waren enkele lammeren in slechte conditie en 3 pony's in zeer slechte conditie. Eén pony staat, maar is duidelijk verzwakt. De andere twee pony's zijn in dusdanig vermagerd en verzwakt dat ze zelf niet overeind kunnen komen, ook niet met enige hulp. De liggende pony's hebben geen water en voer binnen hun bereik. De pony's hebben dringend diergeneeskundige zorg en intensieve verzorging nodig. Ze hebben een ernstig tekort aan voedingstoffen en water. In het verblijf zijn wel schone en droge ligplaatsen alleen kunnen de pony's die niet zelfstandig opzoeken. Ze zijn niet afgeschermd van de andere dieren in het verblijf.
In verblijf 6 zijn er veel lammeren, die ondanks een apart lammerhok met bijvoeding, een slechte conditie hebben. Er lopen enkele kreupele ooien, die volledig of gedeeltelijk zijn ontschoend, wat betekent dat de hoornschoen heeft losgelaten van het nagelbed. Dit is een zeer pijnlijke situatie die het gevolg kan zijn van hoefbevangenheid of rotkreupel. Deze ooien hebben behandeling nodig.
In verblijf 7 ligt een pony plat en die kan niet overeind, heeft duidelijk pijn. Maakt fietsende bewegingen met de benen. De pony is niet afgeschermd van de andere dieren en heeft geen water en voer binnen bereikt. De bodem van het gehele hok was vervuild met mest. De buiken, benen en staarten van de pony's zijn bevuild, wat er op wijst dat ze vaker geen schone ligplaats hebben. De pony's hebben geen ruwvoer ter beschikking.
Gezien voorgaande is de verzorging van ca 67 pony's, schapen en lammeren onthouden en is het welzijn van de pony's en een aantal schapen lammeren in het geding.
Een schriftelijk stuk d.d. 5 juli 2012, opgenomen als bijlage 9 bij voornoemd proces-verbaal, inhoudende de diergeneeskundige verklaring van [naam 1], zakelijk weergegeven:
Bij een lam is een totale fractuur van de radius en urina geconstateerd. Na het ontleden van de poot is er bindweefselvorming ontstaan ter plaatse van de breuk. Genoemde breuk is zeker 4-5 dagen gelden ontstaan. De aandoening had eerder ontdekt kunnen worden. Besloten is het lam te euthanaseren.
Een schriftelijk stuk d.d. 27 juni 2012, opgenomen als bijlage 13 bij voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [dierenarts 2], zakelijk weergegeven:
Op 27 juni 2012 troffen wij een ernstig verzwakt schaap aan dat al enige weken vermagert. De veehouder heeft naar eigen zeggen 3 weken geleden geprobeerd een op een Buhnerse hechting lijkend stuk strotouw in de vulva geplaatst even nadat het schaap had gelammerd. Er komt pussig materiaal uit deze wond. Toegang van schaap tot voer en water niet eenvoudig. Mits intensief verzorgd is er een redelijke kans op herstel.
Een schriftelijk stuk d.d. 2 juli 2012, opgenomen als bijlage 15 bij voornoemd dossier, inhoudende de diergeneeskundige verklaring van [naam 2], zakelijk weergegeven:
Ik zag een ernstig verzwakt schaap. Het dier was mager. Is een paar weken geleden gezien met ernstige prolaps van schede o.g.v. Buhnerse met strotouw. Toen weer behandeld door een dierenarts. Nu door VWA dierenarts erbij gehaald om dier alsnog te euthanaseren. Dier kan ook niet of moeilijk meer staan.
Het dier heeft behandeling gehad, maar knapte niet op. Verder "uitstel van executie" heeft geen zin.
De eigenaar heeft veel dieren en gaat op een ruige manier met vee om. De algemene indruk is een zeer slechte verzorging van de dieren. Ik ben al lang niet meer op het bedrijf geweest.
Een schriftelijk stuk d.d. 20 juni 2012, opgenomen als bijlage 16 bij voornoemd dossier, inhoudende de diergeneeskundige verklaring van [dierenarts 2], zakelijk weergegeven:
De gezondheid van een lam is benadeeld, omdat het lam ernstig vermagerd was door diarree en doordat het door de gebroken voorpoot te weinig voedsel kon opnemen. Het lam was ernstig verzwakt. Het lam had veel pijn, het was kreupel en de diarree lekte er steeds uit.
Bewezenverklaring
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 84/267857-14 onder 1 en 2 en onder parketnummer 84/041916-13 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
onder parketnummer 84/267857-14:
1
hij in de periode van 1 januari 2014 tot en met 10 maart 2014 te [pleegplaats 1] en [pleegplaats 2], meermalen, telkens opzettelijk, zonder redelijk doel, bij meerdere runderen, schapen, varkens, paarden, geiten en kippen, pijn en letsel heeft veroorzaakt en de
gezondheid van die runderen, schapen, varkens, paarden, geiten en kippen heeft benadeeld,
immers heeft hij aldaar die runderen, schapen, varkens, paarden, geiten en kippen
- te weinig voedsel en water verstrekt of doen verstrekken en
- onvoldoende schone en droge ligplaatsen verstrekt en
- laten verblijven in ruimtes waar kadavers lagen en
- onvoldoende (diergeneeskundige) verzorging verstrekt;
2
hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 2 april 2014 te [pleegplaats 1] en [pleegplaats 2], meermalen, telkens opzettelijk, runderen, schapen en geiten heeft gehouden, terwijl die runderen en schapen niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren waren geïdentificeerd en geregistreerd, onder meer
- was vanaf begin 2013 tot en met 20 januari 2014 te [pleegplaats 1] van een aantal runderen, schapen en geiten niet overeenkomstig het gestelde in artikel 15 eerste lid van genoemde regeling binnen 3 werkdagen vanaf de dag van de geboorte, de geboorte gemeld bij de bevoegde autoriteit,
- zijn op 20 januari 2014 te [pleegplaats 1] bij een aantal runderen, schapen en geiten niet overeenkomstig het gestelde in artikel 15 eerste lid van genoemde regeling binnen 3 werkdagen vanaf de dag van de geboorte, een door de bevoegde autoriteit goedgekeurd merk in elk oor aangebracht,
- is op 20 januari 2014 te [pleegplaats 1] van een aantal runderen en schapen de sterfte niet gemeld binnen 3 werkdagen vanaf de dag van sterfte,
- werden op 20 januari 2014 te [pleegplaats 2] runderen en schapen gehouden op het [adres 1], zonder dat dit adres doorgegeven was aan de bevoegde autoriteit,
- werden op 10 maart 2014 te [pleegplaats 1] runderen en schapen gehouden, zonder dat de afvoer en aanvoer hiervan gemeld was aan de bevoegde autoriteit.
Onder parketnummer 84/041916-13:
1. primair
hij in de periode van 3 april 2012 tot en met 2 juli 2012 te [pleegplaats 1] en te [pleegplaats 2],
zonder redelijk doel, bij meerdere schapen/lammeren en paarden en pony's, pijn en letsel heeft veroorzaakt en de gezondheid van die schapen/lammeren en paarden en pony's heeft benadeeld, immers heeft hij aldaar die schapen/lammeren en paarden en pony's welke in een slechte/matige conditie verkeerden
- te weinig voedsel en water verstrekt of doen verstrekken en
- onvoldoende schone en droge ligplaatsen verstrekt en
- te [pleegplaats 2] onvoldoende eigen ligboxen verstrekt (voor drie dusdanig verzwakte pony's die op de grond lagen tussen andere, staande en lopende pony's en niet meer overeind konden komen) en
- onvoldoende (diergeneeskundige) verzorging verstrekt.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de politierechter dat niet bewezen acht.
De politierechter heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid van het feit (de feiten)

Het bewezen verklaarde levert op:
Onder parketnummer 84/267857-14:

1 Als houder van dieren zonder redelijk doel bij die dieren pijn of letsel veroorzaken en de gezondheid benadelen

2 Overtreding van voorschriften gesteld krachtens artikel 96 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, opzettelijk begaan

Onder parketnummer 84/041916-13:
Primair Als houder van dieren zonder redelijk doel bij die dieren pijn of letsel veroorzaken en de gezondheid benadelen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Voor zover het betreft de onder parketnummer 84/267857-14 onder feit 2 genoemde schapen en geiten, is de politierechter van oordeel dat voormelde schapen en geiten niet vallen onder het regime van artikel 15 lid 1 Regeling identificatie en registratie van dieren, doch onder artikel 34 van die regeling. Daarin wordt als bestanddeel van die bepaling genoemd dat de registratie binnen een maand dient te hebben plaatsgevonden. Nu dat bestanddeel niet in de huidige tenlastelegging is opgenomen, dient verdachte van dat gedeelte te worden ontslagen van rechtsvervolging, aangezien het bewezenverklaarde feit met betrekking tot de schapen en geiten niet te kwalificeren valt als overtreding van artikel 15 lid 1 Regeling identificatie en registratie van dieren.

Strafbaarheid van verdachte

De politierechter acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van alle tenlastegelegde feiten een werkstraf op te leggen voor de duur van 240 uur, te vervangen door 120 hechtenis indien die werkstraf niet wordt ten uitvoer gelegd.
Daarnaast heeft de officier van justitie een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van drie jaren geëist, met als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd niet zal handelen in runderen, schapen, geiten, paarden en pony’s en kippen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, voor het geval de politierechter de feiten bewezen mocht achten, gepleit voor oplegging van een voorwaardelijke geldboete.
Oordeel van de politierechter
Met betrekking tot de op te leggen straf overweegt de politierechter het volgende.
De raadsvrouw van verdachte heeft ter zitting aangevoerd dat er sprake is van schending van het beginsel dat strafzaken binnen redelijke termijn dienen te worden berecht. Zij heeft daartoe een beroep gedaan op het bepaalde in artikel 6 EVRM. Met name, aldus de raadsvrouw, geldt dit voor de zaak onder parketnummer 84/041916-13, waarin feiten zijn tenlastegelegd die zich van 3 april 2012 en 2 juli 2012 hebben voltrokken.
De politierechter stelt vast dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit op 2 april 2012 de eerste meldingen met betrekking tot de onderhavige feiten kreeg. Op 23 augustus 2012 is ter zake het eindproces-verbaal opgemaakt. Naar het oordeel van de politierechter is het opmaken van dit proces-verbaal een vanwege de Nederlandse staat verrichte handeling jegens verdachte geweest, op grond waarvan verdachte in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem ter zake van een of meerdere strafbare feiten door het openbaar ministerie een strafvervolging zou worden ingesteld. De officier van justitie heeft verdachte ter zake van de feiten vermeld onder parketnummer 84/041916-13 in maart 2015 gedagvaard. Hoewel de politierechter vast stelt dat de zaak die nu onder parketnummer 84/041916-13 is aangebracht niet zonder meer eenvoudig is te noemen, is het aanduiden van die zaak als een complexe zaak evenmin juist. Daarnaast is het gedrag van verdachte naar aanleiding van deze zaak mogelijk als recalcitrant is te bestempelen, maar zeker niet als buitengemeen gecompliceerd (uit het proces-verbaal blijkt dat verdachte reeds op 2 juli 2012 is gehoord). Uit niets kan blijken, en de officier van justitie heeft ter zitting daarover niets aangevoerd, dat de autoriteiten niet toen al in staat waren om de nodige voortgang in deze zaak te betrachten. De politierechter is al met al, met de raadsvrouw, van oordeel dat de vervolging van de zaak onder parketnummer 84/041916-13 onvoldoende voortvarend ter hand is genomen, en wel in die mate dat er sprake is van een schending van de betreffende verdragsbepaling (artikel 6 EVRM). De politierechter zal een en ander in de op te leggen straf verrekenen.
Bij de bepaling van de straf heeft de politierechter rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De politierechter is in de eerste plaats van oordeel dat, nu vastgesteld is dat met betrekking tot de zaak onder parketnummer 84/041916-013, de berechting niet heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM, die overschrijding ten bate van verdachte gecompenseerd dient te worden. Die compensatie zal tot uitdrukking komen in de na te noemen op te leggen straffen.
De politierechter overweegt daarnaast dat op grond van de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, diens (financiële) draagkracht zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de navolgende straffen behoren te worden opgelegd, zoals hierna zullen worden bepaald.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het door verdachte erkende ad informandum gevoegde feit, zoals dit op de dagvaarding is vermeld en welk feit hiermee is afgedaan.
Aan verdachte zal een taakstraf worden opgelegd voor de duur van 80 (tachtig) uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis, indien verdachte deze taakstraf niet naar behoren zal uitvoeren. De politierechter overweegt hierbij dat, nu er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn, het passend is een lager aantal uren werkstraf op te leggen dan de 120 uren werkstraf voor de bewezenverklaarde misdrijven, die de politierechter in beginsel passend en geboden acht, nu een geldboete, mede gezien de financiële positie van verdachte en diens gezin, haalbaar noch wenselijk is.
De politierechter legt een aantal uren werkstraf minder op dan door de officier van justitie is gevorderd, aangezien, in de eerste plaats, verdachte geen recidive heeft op het gebied van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Daarnaast overweegt de politierechter dat verdachte ter zitting blijk heeft gegeven van enig inzicht in het gebrek aan verzorging van (een deel van) zijn dieren. Ook heeft de politierechter, op grond van datgene wat door en namens verdachte ter zitting is aangevoerd, sterk de indruk dat ten aanzien van verdachte eerder sprake is van onmacht dan van onwil om (een aantal van) zijn dieren naar behoren te verzorgen en te voorzien in zijn verplichtingen om (een deel van) de dieren in voldoende mate te registeren. Ook die omstandigheid dient naar het oordeel van de politierechter te leiden tot een lagere straf dan door de officier van justitie ter zitting gevorderd.
Om verdachte ervan te weerhouden dergelijke feiten ten koste van de gezondheid en het welzijn van dieren andermaal te plegen, alsmede om hem het belang van een goede registratie van zijn dieren duidelijk te maken, zal aan verdachte tevens een voorwaardelijke straf worden opgelegd, in de vorm van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier (4) weken, met een proeftijd van twee (2) jaren.
De politierechter volgt de officier van justitie niet in zijn vordering, als bijzondere voorwaarde op te leggen, dat verdachte gedurende de proeftijd niet in dieren zal handelen. Wat er zij van de vraag of een dergelijke voorwaarde te scharen is onder de bijzondere voorwaarde als genoemd in artikel 14c lid 2 sub 14 Sr, is een dergelijke voorwaarde naar het oordeel van de politierechter thans disproportioneel. Ook overweegt de politierechter hieromtrent dat de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarde in feite neerkomt op stillegging van de onderneming van verdachte in de betekenis van artikel 7 sub c WED. Deze bijkomende straf, die enkel als zodanig kan worden opgelegd bij veroordelingen ter zake van economische misdrijven en overtredingen, kan niet opgelegd worden in het geval van niet in de WED genoemde gestelde strafbare feiten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De politierechter heeft gelet op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 22c, 22 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 4 van de Verordening EG 1760/2000;
- 36, 96, 121, 122 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;
- 3 van het Besluit identificatie en registratie van dieren;
- 15, 19 en 39 van de Regeling identificatie en registratie van dieren;
- 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE POLITIERECHTER LUIDT:
Verklaart de officier van justitie ten aanzien van parketnummer 84/267858-14 niet ontvankelijk in de vervolging.
Ontslaat verdachte ten aanzien van het onder parketnummer 84/267857-14 onder 2 tenlastegelegde voor zover dit de schapen en geiten betreft, van alle rechtsvervolging.
Verklaart het onder parketnummer 84/267857-14 onder 1 en 2 en parketnummer 84/041916-13 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) weken,
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt, dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen algemene voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
 dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van tachtig (80) uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van veertig (40) dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.L.J.M.A. Janssens, politierechter, bijgestaan door
M. Smit-Colnot, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze politierechter op 6 juli 2015.