Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.[eiser 1],
[eiser 2],
[eiser 4],
1.De procedure
primair: de gemeente beveelt om binnen veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis verdere uitvoering te geven aan de tussen partijen gesloten intentieovereenkomst in die zin dat een concept anterieure overeenkomst wordt toegezonden aan [eiser 3] teneinde in goed overleg tussen partijen tot een redelijke anterieure overeenkomst te komen en deze in harmonie met de intentieovereenkomst uit te voeren;
subsidiair: de gemeente beveelt om binnen veertien dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis voortvarend verder te onderhandelen over de uitwerking van de door de gemeente op zich genomen verplichting om het voor beide partijen bindende advies van het IMK staande in zijn rapport van 19 maart 2012, inhoudende dat het bij voortzetting van de onderneming van [eiser 3] noodzakelijk is dat de onderneming wordt verplaatst, op te volgen en mee te werken aan de verplaatsing van de onderneming naar de door de gemeente aangeboden locatie [adres 2] tegen een volledige schadeloosstelling op basis van bedrijfsverplaatsing conform de regels van de Onteigeningswet;
2.De feiten
Samenvatting en conclusie
Anterieure overeenkomst
Taxatieopdracht
Bestemmingswijziging [adres 2] te Assen
Regeling voor het geval de procedure van het bestemmingsplanprocedure vertraging oploopt
Regeling voor het geval, dat partijen gezamenlijk moeten vaststellen dat de voorgenomen bestemmingsplanwijziging voor [adres 2] te Assen niet haalbaar is
Duur overeenkomst
3.Het standpunt van [eisers]
primairevordering ten grondslag. Partijen zijn een intentieovereenkomst aangegaan om de te nemen stappen in het traject leidende tot verplaatsing van de onderneming van [eisers] vorm te geven. De gemeente dient deze intentieovereenkomst onverkort na te komen. Volgens [eisers] heeft de gemeente de uitvoering van de intentieovereenkomst in 2014 zodanig belemmerd dat zij het onmogelijk heeft gemaakt dat de in artikel 1 van de intentieovereenkomst voorziene anterieure overeenkomst tot stand is gekomen. Thans beroept de gemeente zich op de in artikel 7 lid 1 van de overeengekomen einddatum van de intentieovereenkomst, 1 juli 2014. Dat beroep dient gezien voornoemd handelen van de gemeente te falen in het licht van artikel 6:23 lid 2 BW. Redelijkheid en billijkheid verlangen dat deze (tijds)voorwaarde als niet vervuld wordt beschouwd, nu de gemeente - die bij deze vervulling kennelijk belang had - de vervulling teweeg heeft gebracht. Bovendien tast het door de gemeente gedane beroep op de tijdsbepaling in de intentieovereenkomst niet de uitgangspunten aan waarop de intentieovereenkomst is gebaseerd en dus óók niet de verplichting van de gemeente om de onderneming van [eisers], op kosten van de gemeente conform de daarvoor geldende regels van de Onteigeningswet, te verplaatsen naar de locatie [adres 2] te Assen.
subsidiairevordering stellen [eisers] het volgende. Indien de intentieovereenkomst onverhoopt geëindigd zou zijn, blijven de uitgangspunten waarop deze was gebaseerd tussen partijen gelden. Krachtens deze uitgangspunten blijft de gemeente verplicht om de verplaatsing naar de locatie [adres 2] te Assen samen met [eisers] te regelen en de verplaatsingskosten voor haar rekening te nemen. Aangezien genoemde verplaatsing hoe dan ook geregeld moet worden, is de gemeente gehouden om terstond weer met [eisers] in onderhandeling te treden over het bereiken van een daarop betrekking hebbende regeling.
4.Het standpunt van de gemeente
5.De beoordeling van het geschil
als gevolg van het thans geldende bestemmingsplan. Voorts volgt uit de considerans dat de gemeente en [eisers] zijn overeengekomen dat de eigendomsoverdracht van het perceel [adres 1] en de verplaatsing van de onderneming van [eisers] zullen plaatsvinden tegen een volledige schadeloosstelling op basis van reconstructie (bedrijfsverplaatsing) conform de regels van de Onteigeningswet. Ten slotte volgt - voor zover van belang - uit de considerans dat de locatie [adres 2] te Assen, eigendom van de gemeente, als verplaatsingslocatie wordt aangemerkt. Uit punt 9 van de considerans kan worden afgeleid dat partijen tegen de achtergrond van hetgeen in de considerans is bepaald de afspraken als neergelegd in de intentieovereenkomst hebben gemaakt.
naar de locatie [adres 2]:
anterieure overeenkomstsluiten, die de kooptransactie inhoudt betreffende de locaties [adres 1] en [adres 2] te Assen, met de daarvoor geldende voorwaarden (artikel 1.1. en 1.2.);
redelijkeanterieure overeenkomst vervolgens in overeenstemming met de intentieovereenkomst uit te voeren. Deze vordering is om meerdere redenen niet toewijsbaar. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
niet haalbaaris, voorshands niet voldoende overtuigt. De gemeente heeft zich in de intentieovereenkomst, in beginsel, gecommitteerd om mee te werken aan een dergelijke bedrijfsverplaatsing en om daartoe een planologische procedure te starten (na indiening van de vereiste stukken). Aan die verplichting kan de gemeente zich niet zomaar onttrekken. Blijkens de sub 2.11. geciteerde antwoorden op raadsvragen realiseert de gemeente zich dat de planologische procedure niet zonder slag op stoot zal gaan, maar acht zij zich jegens [eisers] evenwel gebonden om aan een planologische procedure mee te werken. In dit kort geding heeft de gemeente niet voldoende, aan de hand van onderliggende bescheiden, onderbouwd dat dit geen haalbare kaart (meer) is. Bedacht dient ook te worden dat de gemeente zich in de intentieovereenkomst verbonden heeft om een
maximale inspanning te verrichtenom de vestiging van het tuincentrum van [eisers] op de locatie [adres 2] mogelijk te maken. Anderzijds, zo lang [eisers] geen omgevingsvergunning aanvragen voor de locatie [adres 2] en zij geen haalbaarheidsplan bij de gemeente indienen, is verplaatsing naar de locatie [adres 2] sowieso niet mogelijk. [eisers] zullen ter zake dus eerst zelf in beweging moeten komen, om de gemeente in staat te stellen om de overeengekomen planologische procedure te starten.