ECLI:NL:RBNNE:2015:3421

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 mei 2015
Publicatiedatum
14 juli 2015
Zaaknummer
18.720033-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor diefstal en diefstal met geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 12 mei 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd bijgestaan door mr. H.M. Terpstra. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra. De verdachte was beschuldigd van diefstal met geweld en mishandeling, gepleegd op 14 en 15 januari 2015 in Leeuwarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 januari 2015 in een winkel aan de [straat 1] een hoeveelheid aftershave en parfum heeft gestolen, waarbij hij geweld heeft gebruikt tegen twee slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de diefstal met geweld, ondanks het verweer van de raadsvrouw dat er geen opzet op geweld was. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf op van 130 dagen, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering werd gebracht. De rechtbank heeft ook de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht en klinische behandeling overwogen, maar besloot dat de eis van de officier van justitie niet gerechtvaardigd was. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 55, 57, 300, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720033-15
verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 mei 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in [verblijfpaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 april 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.M. Terpstra, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij
op of omstreeks 15 januari 2015
te [pleegplaats], (althans) in de gemeente Leeuwarden,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in/uit een
aldaar aan de [straat 1] gevestigde winkel genaamd [bedrijfsnaam 1], een hoeveelheid
verpakkingen aftershave en/of parfum, in elk geval enig(e) (verzorgings- en/of
cosmetische) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf
[bedrijfsnaam 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke
diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging (op de openbare weg(en) te weten de [straat 2] en/of [straat 3]
) tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte,
-een fiets tegen die [slachtoffer 1] heeft geduwd waardoor die [slachtoffer 1] ten val
kwam en/of (vervolgens) met kracht een fiets tegen de buik en/of benen,
althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft gegooid en/of
-met kracht een vuistslag in het gezicht, althans het hoofd, van die [slachtoffer 2]
heeft gegeven;
en/of
op of omstreeks 15 januari 2015
te [pleegplaats], (althans) in de gemeente Leeuwarden,
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door een fiets tegen die [slachtoffer 1] te duwen,
waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam en/of (vervolgens) met kracht een fiets
tegen de buik en/of benen, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] te gooien
en/of
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] met kracht een
vuistslag in het gezicht, althans tegen het hoofd, te geven;
2.
hij op of omstreeks 14 januari 2015
te [pleegplaats], (althans) in de gemeente Leeuwarden,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in/uit een
aldaar aan de [straat 1] gevestigde winkel genaamd [bedrijfsnaam 2], parfum en/of
deodorant, in elk geval enig(e) (verzorgings- en/of cosmetische) goed(eren),
geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijfsnaam 2], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1. en 2. ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 214 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren;
- oplegging van de bijzondere voorwaarde van het ondergaan van een klinische behandeling bij het [instelling 1] en daarna bij de [instelling 2] of een soortgelijke instelling voor maximaal 12 maanden;
- oplegging van de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht;
- dadelijke uitvoerbaarheid van dit vonnis.

Beoordeling van het bewijs

De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 1. tenlastegelegde feit gemotiveerd betoogd dat de diefstal en het geweld onvoldoende met elkaar verbonden zijn. Verdachte had geen oogmerk op een diefstal met geweld en geen opzet op het toebrengen van pijn en/of letsel. Er is sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Bovendien zijn de verklaringen van beide aangevers tegenstrijdig. Voor zover een bewezenverklaring zou kunnen volgen, zou dat voor een diefstal en een eenvoudige mishandeling moeten zijn.
Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het duwen van een fiets op de [straat 4] door verdachte tegen [slachtoffer 1], niet bewezen verklaard kan worden. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal met geweld. Uit de verklaring van aangever [slachtoffer 1] blijkt dat verdachte na de valpartij op de [straat 4] naar [straat 3] is gelopen. Ter hoogte van de [straat 5] heeft verdachte een fiets gepakt en deze naar [slachtoffer 1] gegooid. Deze verklaring wordt bevestigd door de verklaringen van de getuige [getuige] en aangever [slachtoffer 2]. Aangever [slachtoffer 2] heeft voorts verklaard dat verdachte hem heeft geslagen. De getuige [getuige] heeft verklaard dat verdachte zijn rechterhand tot een vuist balde en een slaande beweging maakte en dat de man werd geraakt. Het verweer van de raadsvrouw wordt, gelet op het bovenstaande, verworpen.
Ten aanzien van het onder feit 2. tenlastegelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 15 januari 2015 te [pleegplaats], in de gemeente Leeuwarden, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een aldaar aan de [straat 1] gevestigde winkel genaamd [bedrijfsnaam 1], een hoeveelheid verpakkingen aftershave en parfum,
toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijfsnaam 1],
welke diefstal werd gevolgd van geweld op de openbare wegen te weten de [straat 2] en [straat 3] tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat verdachte,
-met kracht een fiets tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gegooid en
-met kracht een vuistslag in het gezicht van die [slachtoffer 2] heeft gegeven;
en
op 15 januari 2015 te [pleegplaats], in de gemeente Leeuwarden, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door met kracht een fiets tegen het lichaam, van die [slachtoffer 1] te gooien
en [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] met kracht een
vuistslag in het gezicht te geven;
2.
hij op 14 januari 2015 te [pleegplaats], in de gemeente Leeuwarden, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit een aldaar aan de [straat 1] gevestigde winkel genaamd [bedrijfsnaam 2], deodorant, toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijfsnaam 2].
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Diefstal gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en
Mishandeling.
2. Diefstal
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee diefstallen. Bij één van deze diefstallen heeft verdachte, na betrapping, geweld tegen twee personen gebruikt. Verdachte heeft hierdoor aangetoond geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander en het gebruiken van geweld jegens personen om die goederen in handen te houden daarbij niet te schuwen.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor diefstallen. De reclassering heeft over verdachte gerapporteerd en geadviseerd tot een opname in het [instelling 1], gevolgd door een opname in de [instelling 2]. Verdachte heeft ter zitting aangegeven open te staan voor een opname in het [instelling 1] waarna ambulante hulp voldoende is. Verdachte staat niet open voor een behandeling in de [instelling 2].
De rechtbank is van oordeel dat de feiten, hoewel ernstig, de eis van de officier van justitie niet rechtvaardigen. Nu verdachte heeft aangegeven niet open te staan voor een behandeling, zal de rechtbank aan verdachte, gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur opleggen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 55, 57, 300, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 130 dagen.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.A. Wiersma, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. M. Jansen, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 mei 2015.
w.g.
Wiersma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Brinksma
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Jansen
locatie Leeuwarden,
Postma-Westerhof