ECLI:NL:RBNNE:2015:3468

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 juli 2015
Publicatiedatum
15 juli 2015
Zaaknummer
C/17/142105 / KG ZA 15-140
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van zorg- en dienstverleningsovereenkomst in kort geding

In deze zaak, die op 15 juli 2015 door de Rechtbank Noord-Nederland is behandeld, heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar moeder, een kort geding aangespannen tegen Stichting Maeykehiem. Eiseres, die meervoudig gehandicapt is en in een woongroep van Maeykehiem verblijft, vorderde dat Maeykehiem zou worden veroordeeld tot nakoming van de zorg- en dienstverleningsovereenkomst, zoals vastgelegd in het ondersteuningsplan. Eiseres stelde dat Maeykehiem niet voldeed aan de zorgovereenkomst door bepaalde activiteiten, zoals zwemmen en huifbedrijden, niet uit te voeren, wat zou leiden tot een verslechtering van haar gezondheid.

De procedure begon met een dagvaarding en een mondelinge behandeling op 8 juli 2015. Eiseres voerde aan dat de activiteiten niet plaatsvonden en dat dit haar lichamelijke en psychische toestand negatief beïnvloedde. Maeykehiem voerde echter verweer en stelde dat de activiteiten wel degelijk werden uitgevoerd, maar dat er soms van het programma moest worden afgeweken vanwege omstandigheden. De voorzieningenrechter oordeelde dat eiseres niet voldoende had aangetoond dat Maeykehiem tekortschiet in de nakoming van de zorgovereenkomst.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vordering van eiseres afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten. De rechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat Maeykehiem niet voldeed aan de zorgovereenkomst en dat de activiteiten die niet plaatsvonden, niet direct leidden tot een verslechtering van de gezondheid van eiseres. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/142105 / KG ZA 15-140
Vonnis in kort geding van 15 juli 2015
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. M.A. Jansen kantoorhoudende te Heerenveen,
tegen
de stichting
STICHTING MAEYKEHIEM,
gevestigd te Sint Nicolaasga,
gedaagde,
advocaat mr. C.S. Huizinga kantoorhoudende te Leeuwarden.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Maeykehiem genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure is als volgt:
  • de dagvaarding;
  • de overgelegde productie van de zijde van Maeykehiem;
  • de overgelegde productie van de zijde van [eiseres];
  • de mondelinge behandeling op 8 juli 2015;
  • de pleitnota van de zijde van [eiseres];
  • de pleitnota van de zijde Maeykehiem.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Maeykehiem is een AWBZ-gefinancierde instelling, die zorg en diensten verleent aan mensen met een verstandelijke handicap.
2.2.
[eiseres], geboren op [geboortedatum], is sinds [datum] woonachtig in een woongroep van Maeykehiem. [eiseres] is meervoudig gehandicapt.
2.3.
Aan [eiseres] is een zorgzwaartepakket 8 (ZZP 8) toegekend. ZZP 8 is bedoeld voor mensen die heel intensieve zorg nodig hebben.
2.4.
Tussen [eiseres], vertegenwoordigd door mevrouw [A], zijnde de moeder en wettelijk vertegenwoordiger van [eiseres] (hierna te noemen: [A]), en Maeykehiem is een zorgovereenkomst gesloten. In de zorgovereenkomst is bepaald dat een zorgplan dient te worden opgesteld, waarin onder meer de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van [eiseres], haar behoeften, de actuele doelstellingen van haar behandeling en de invulling van de verleende zorg is opgenomen.
2.5.
Eind 2012/begin 2013 heeft Maeykehiem [A] medegedeeld dat het zwemmen en huifbedrijden, waarvan [eiseres] op dat moment gebruik maakte, zou worden beëindigd en dat [eiseres] op basis van een door haar zelf betaald abonnement gebruik kan maken van genoemde faciliteiten.
2.6.
[eiseres] heeft Maeykehiem vervolgens in kort geding gedagvaard en gevorderd dat de activiteiten, te weten zwemmen en huifbedrijden, worden hervat en zullen blijven doorgaan.
2.7.
Bij vonnis van 6 juni 2013 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank, locatie Leeuwarden, [eiseres] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering vanwege het ontbreken van spoedeisend belang. De voorzieningenrechter heeft daartoe overwogen dat [eiseres] weliswaar heeft gesteld dat haar gezondheidstoestand is verslechterd en zal verslechteren, omdat Maeykehiem bedoelde activiteiten niet meer aan haar aanbiedt, maar dat zij - na de gemotiveerde betwisting daarvan door Maeykehiem - heeft nagelaten haar stelling nader te onderbouwen. Voorts heeft de voorzieningenrechter overwogen dat Maeykehiem op een andere wijze heeft voorzien in een op [eiseres] toegespitst bewegingsprogramma, dat zij met ingang van 1 juni 2013 aan [eiseres] therapeutisch zwemmen en sensobehandelactiviteiten op de dagbesteding aanbiedt en dat reeds gedurende een jaar ook voor (de moeder van) [eiseres] duidelijk moet zijn geweest dat Maeykehiem financieel in zwaar weer verkeerde, waardoor activiteiten, die voorheen wel door haar konden worden aangeboden zonder dat daarvoor een vergoeding werd gevraagd, sedert 1 maart 2013 niet meer door haar konden worden aangeboden.
2.8.
In januari 2014 is een ondersteuningsplan opgesteld. In Bijlage 9 bij het ondersteuningsplan is de invulling van de dagbesteding van Maeykehiem opgenomen. Daarin is onder meer vermeld dat zij op dinsdag- en woensdagochtend zwemt, op donderdagochtend een muziekactiviteit heeft, op donderdagmiddag een fysio-activiteit heeft en op vrijdagochtend (1 keer in de 14 dagen) huifbedrijden heeft.
2.9.
Op 16 januari 2015 heeft orthopedisch chirurg, prof. dr. [B] (hierna te noemen: [B]) in zijn specialistenbericht het volgende - voor zover van belang - geschreven:
"Zwemmen en bewegen is heel belangrijk ook gezien de obstipatie en het sec. spasme dat weg te krijgen is door te oefenen."
2.10.
In 2015 zijn partijen met elkaar in discussie geraakt over het al dan niet uitvoeren van de activiteiten die in het ondersteuningsplan ten behoeve van [eiseres] zijn gemaakt.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] heeft gevorderd dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Maeykehiem veroordeelt tot nakoming van de gesloten zorg- en dienstverleningsovereenkomst, zoals uitgewerkt in het ondertekende ondersteuningsplan en voor de dagbesteding nader uitgewerkt in bijlagen en tot blijvende nakoming, zolang het ondersteuningsplan niet met wederzijds goedvinden is gewijzigd, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per keer dat Maeykehiem nalatig blijft in de nakoming van de overeenkomst.
3.2.
Maeykehiem heeft verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De standpunten van partijen en de beoordeling daarvan

4.1.
[eiseres] is deze kort gedingprocedure gestart, omdat volgens haar geen volledige uitvoering wordt gegeven aan het ondersteuningsplan. Zij heeft daartoe - samengevat - aangevoerd dat uit de rapportages, die door Maeykehiem ter beschikking zijn gesteld, en uit mededelingen van mevrouw [C], medewerker dagbesteding (hierna te noemen: [C]), blijkt dat de fysio-activiteit en de muziekactiviteit op donderdag regelmatig niet plaatsvinden. Daarmee komt Maeykehiem, aldus [eiseres], de zorgovereenkomst, die zij met haar heeft gesloten niet na. Volgens [eiseres] leidt het niet plaatsvinden van bedoelde activiteiten tot een verslechtering van haar lichamelijke en psychische toestand. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van dit kort geding heeft [eiseres] aangevoerd dat tevens geen dan wel onvoldoende uitvoering wordt gegeven aan het afgesproken zwemmen en huifbedrijden. Omdat het gaat om "levering" van de noodzakelijk geachte therapie en omdat de huidige zorgovereenkomst geldig is tot augustus 2015 en derhalve eindigt voordat uitspraak in een bodemprocedure kan worden gedaan, bestaat er, aldus [eiseres], een spoedeisend belang.
4.2.
Maeykehiem heeft ten verwere - samengevat - aangevoerd dat - anders dan door [eiseres] wordt gesteld - de muziekactiviteit en de fysio-activiteit structureel worden uitgevoerd en dat daarvan in de dagrapportages niet altijd melding wordt gemaakt, omdat deze rapportages voor de medewerkers bedoeld zijn om bijzonderheden in te vermelden en deze niet dienen als "logboek" van al hetgeen op een dag gebeurt. Ten aanzien van hetgeen [C] omtrent deze activiteiten aan [A] heeft medegedeeld heeft Maeykehiem aangevoerd dat het bewuste gesprek niet ging over de muziekactiviteit in het kader van de dagbesteding, maar over de muziekles, die los staat van het dagbestedingsprogramma en die door haar op vrijdagmiddag (wanneer er geen dagbesteding is) aan cliënten wordt aangeboden en waarvoor een externe leraar wordt ingeschakeld. Voorts ging het betreffende gesprek niet over de fysio-activiteit, maar over de fysiotherapie, zijnde de individuele therapie die door de fysiotherapeut in de woning van [eiseres] op het terrein van Maeykehiem plaatsvindt en die los staat van het dagbestedingsprogramma. Ten aanzien van de fysio-activiteit heeft Maeykehiem nog opgemerkt dat deze tweemaal per week plaatsvindt, dat daarvoor eerst noodzakelijk was dat alle betrokken medewerkers werden opgeleid en dat dit opleidingstraject op 18 mei 2015 is afgerond. Met betrekking tot de uitvoering van het dagbestedingsprogramma heeft Maeykehiem aangevoerd dat het schema het uitgangspunt is, maar dat al naar gelang de omstandigheden van de dag in meer of mindere mate van het programma afgeweken moet worden, waardoor een bepaalde activiteit een keer noodgedwongen kan uitvallen. Ten aanzien van het zwemmen en het huifbedrijden heeft Maeykehiem aangevoerd dat deze activiteiten zijn uitgevoerd, dat deze in de zomerperiode zijn komen te vervallen vanwege de sluiting van de betreffende accommodaties, maar dat daarvoor vervangende activiteiten zijn geregeld en waarover de fysiotherapeut [A] heeft geïnformeerd. Voorts heeft Maeykehiem aangevoerd dat niet gebleken is dat het uitvallen van een activiteit direct tot een verslechtering van de medische toestand van [eiseres] leidt. Tot slot heeft Maeykehiem aangevoerd dat [eiseres] geen belang heeft bij toewijzing van haar vorderingen en dat dit belang bovendien niet dermate spoedeisend is dat een voorlopige voorziening moet worden getroffen. Volgens Maeykehiem eindigt de zorgovereenkomst niet en vindt in augustus 2015 enkel een herevaluatie van het zorgplan plaats.
4.3.
Ten aanzien van het spoedeisend belang overweegt de voorzieningenrechter dat deze gegeven is vanwege het feit dat het gaat om de levering van zorg aan [eiseres]. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat [eiseres] in zoverre in haar vordering kan worden ontvangen.
4.4.
De voorzieningenrechter overweegt vervolgens als volgt. Op [eiseres], als de partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten, rust in het kader van dit kort geding de last om de feiten waarop zij haar vordering baseert voldoende aannemelijk te maken wil op grond daarvan een voorziening als gevorderd kunnen worden toegewezen. [eiseres] heeft zich ter onderbouwing van haar stelling dat Maeykehiem geen volledige uitvoering aan het ondersteuningsplan heeft gegeven, beroepen op de dagrapportages op basis waarvan zij een matrix heeft opgesteld om inzichtelijk te maken wanneer de onderhavige activiteiten volgens haar geen doorgang hebben gevonden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan aan de dagrapportages echter niet de betekenis worden gehecht die [eiseres] daaraan wenst te geven. Maeykehiem heeft aangegeven - hetgeen door [eiseres] niet voldoende gemotiveerd is betwist - dat deze dagrapportages geen logboeken zijn, waarin van minuut tot minuut wordt vastgelegd welke activiteiten door en rondom [eiseres] zijn uitgevoerd, maar dat deze enkel dienen om bijzonderheden ten aanzien van [eiseres] op de betreffende dag aan te geven. Voorts heeft [eiseres] - na de gemotiveerde betwisting daarvan door Maeykehiem - nagelaten haar lezing van het gesprek met [C] nader te onderbouwen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eiseres], gelet op het voorgaande, met de enkele verwijzing naar de dagrapportages en het gesprek met [C] onvoldoende gemotiveerd gesteld dat Maeykehiem in de voorliggende periode geen volledige uitvoering heeft gegeven aan het ondersteuningsplan en het in dat verband afgesproken dagbestedingsprogramma. Daar komt bij dat door Maeykehiem is gesteld - en door [eiseres] niet gemotiveerd is betwist - dat het dagbestedingsprogramma in beginsel wordt gevolgd, maar dat het door omstandigheden kan voorkomen dat een activiteit noodgedwongen niet doorgaat. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan ook in dat geval niet gezegd worden dat Maeykehiem geen volledige uitvoering heeft gegeven aan het afgesproken programma.
4.5.
De omstandigheid dat thans het zwemmen en het huifbedrijden niet doorgaan, kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet tot de conclusie voeren dat Maeykehiem toerekenbaar tekort schiet in de nakoming van de zorgverleningsovereenkomst met [eiseres], nu de betreffende accommodaties vanwege de zomervakantie zijn gesloten. In dit verband overweegt de voorzieningenrechter dat Maeykehiem vanwege bedoelde zomersluiting gedurende vier weken vervangende fysiotherapie heeft geregeld, hetgeen door [eiseres] niet voldoende gemotiveerd is betwist.
4.6.
Voorts overweegt de voorzieningenrechter dat [eiseres] weliswaar heeft gesteld dat haar lichamelijke en psychische toestand en daarmee haar welbevinden verslechteren als niet volledig aan het dagbestedingsprogramma is voldaan, maar heeft zij nagelaten haar stelling te onderbouwen, bijvoorbeeld door overlegging van medische rapporten waaruit dit blijkt. Met het in dit verband overgelegde specialistenbericht van [B] van 16 januari 2015 heeft [eiseres] naar het oordeel van de voorzieningenrechter haar stelling ter zake niet nader onderbouwd, nu daarin enkel is aangegeven dat zwemmen en bewegen belangrijk zijn.
4.7.
De voorzieningenrechter overweegt voorts dat ten aanzien van de muziekles en de fysiotherapie heeft te gelden dat deze activiteiten buiten het afgesproken dagbestedingsprogramma vallen en dat het vervallen daarvan niet tot de conclusie kan leiden dat Maeykehiem geen volledige uitvoering heeft gegeven aan het afgesproken programma. De voorzieningenrechter overweegt in dit verband nog dat Maeykehiem voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij deze activiteit voor 18 mei 2015 niet structureel kon aanbieden aan [eiseres], omdat de betrokken medewerkers daarvoor eerst moesten worden opgeleid en deze opleiding op 18 mei 2015 was afgerond. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is Maeykehiem daarmee niet tekort geschoten in de nakoming van de zorgverleningsovereenkomst met [eiseres].
4.8.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat Maeykehiem de activiteiten, zoals afgesproken en vastgelegd in het ondersteuningsplan en het dagbestedingsprogramma, niet dan wel niet volledig heeft aangeboden dan wel aanbiedt en - in het verlengde daarvan - te kort schiet in de nakoming van de zorgverleningsovereenkomst met [eiseres]. De voorzieningenrechter zal de vordering van [eiseres] daarom afwijzen.
4.9.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Maeykehiem worden vastgesteld op een bedrag van:
- griffierecht € 613,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.429,00.
4.10.
De door Maeykehiem gevorderde nakosten wijst de voorzieningenrechter als niet gespecificeerd af.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vordering van [eiseres] af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Maeykehiem tot op heden vastgesteld op een bedrag van € 1.429,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Smit en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2015 in tegenwoordigheid van de griffier mr. S. Ambachtsheer. [1]

Voetnoten

1.type: