ECLI:NL:RBNNE:2015:3516

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 juni 2015
Publicatiedatum
16 juli 2015
Zaaknummer
3615062 CV EXPL 14-13533
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • E.Th.M. Zwart-Sneek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een koopovereenkomst van een motorschip en de gevolgen daarvan

In deze zaak gaat het om de ontbinding van een koopovereenkomst tussen de verkopers [A en B] en de kopers [C en D] betreffende een motorschip. De koopovereenkomst werd op 16 april 2014 gesloten, maar de kopers hebben hun verplichtingen niet nagekomen, wat leidde tot een geschil. De verkopers hebben de koopovereenkomst ontbonden op basis van verzuim van de kopers. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de kopers in gebreke zijn gebleven met de betaling van de koopsom en de afname van het schip. De verkopers vorderden een boete van 10% van de koopsom, wat door de rechter werd toegewezen. De kopers voerden in reconventie aan dat het rapport van de door hen ingeschakelde expert [G] vernietigd moest worden, maar de rechter oordeelde dat het rapport voldoende onderbouwd was en dat de kopers zelf verantwoordelijk waren voor hun onvrede over het rapport. De vordering van de kopers werd afgewezen. De rechter heeft de kosten van de procedure toegewezen aan de kopers, die als de in het ongelijk gestelde partij werden beschouwd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: 3615062 / CV EXPL 14-13533
Vonnis van de kantonrechter d.d. 23 juni 2015
in de zaak van

1.[A],

en
2. [B],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
gemachtigde: mr. F.J.D. van Asma te Deventer,
tegen

1.[C]

en
2. [D],
beiden wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
gemachtigde: mr. B. Korvemaker te Leeuwarden.
Partijen zullen hierna [A en B] en [C en D] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 27 januari 2015 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, tevens houdende akte vermindering van eis en uitlating in conventie;
  • het proces-verbaal van comparitie van 9 april 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

in conventie en in reconventie

2.1.
Op 16 april 2014 zijn partijen, met [A en B] als verkoper en [C en D] als koper, een koopovereenkomst aangegaan betreffende een motorschip, merk Risor, type 27 Hardtop, bouwjaar 1988, genaamd '[E]' (hierna: het schip). [A en B] heeft daarbij gebruik gemaakt van de bemiddeling door [F] te [woonplaats] (hierna: [F]).
2.2.
De koopovereenkomst vermeldt, voor zover hier van belang:
"Artikel 2: Prijs en betalingscondities
De koopsom bedraagt € 25.000 (…)
Als zekerheidstelling voor de juiste naleving van dit contract zal de koper een deposito van 10% van de koopsom, binnen acht dagen na ondertekening van dit contract dienen te voldoen op (…) rekeningnummer (…) ten name van [F]. (…)
Artikel 3: Levering en risico
Het vaartuig wordt geleverd te [woonplaats] in de zichtbare toestand waarin het vaartuig bevonden is bij de eerdere inspectie op 10-04-2014 en met alle op de inventarislijst genoemde inventarisatie.
(…)
De juridische eigendomsoverdracht vindt plaats direct na ontvangst van de gehele koopsom conform artikel 2. Na overdracht is het vaartuig voor risico van koper. (…)
Artikel 4: Gebreken
Verkoper zijn de navolgende gebreken bekend:
1. De dieptemeter werkt niet
2. Boiler: de thermostaat kraan moet worden vervangen
De gebreken genoemd onder de punten 1 en 2 zullen door verkoper worden hersteld. (…)
Artikel 5: Expertise
Koper heeft het recht om binnen 10 werkdagen na ondertekening van deze overeenkomst, doch voor de datum van levering, het vaartuig voor eigen rekening door een expertisebureau dat de instemming van verkoper heeft te laten keuren. Indien de expert wezenlijke gebreken constateert zal de verkoper de geconstateerde gebreken op vakbekwame wijze en binnen redelijke termijn herstellen, of zal de verkoper de door de expert gecalculeerde schade verrekenen met de koopprijs, dit ter keuze van de verkoper.
Indien de kosten van herstel meer dan 10% van de koopsom bedragen heeft zowel de koper als de verkoper het recht deze overeenkomst te ontbinden. (…)
Artikel 6: Niet nakoming
In geval koper niet aan zijn betalings- of andere verplichtingen ingevolge deze overeenkomst voldoet verbeurt koper aan verkoper een direct en zonder formaliteit opeisbare boete van 10% over de koopsom."
2.3.
In opdracht van [C en D] heeft de heer [G] (hierna: [G]) het schip op 16 mei 2014 gekeurd. In zijn daarop volgend rapport van 19 mei 2015 concludeert [G]:
CONCLUSIE
De volgende punten worden als wezenlijk gebrek aangemerkt:
- Aan de stuurboord voor- en achterzijde van het hechthouten stuurhuisdak zijn verzwakkingen zichtbaar, reparaties zijn noodzakelijk.
- Er is een lekkage onder het schrootjesplafond in het stuurhuisdak aangetroffen. De exacte herkomst van deze lekkage is onbekend.
- De koelwatertoevoer van de hoofdmotor is uitgevoerd met een slang met onvoldoende wapening, vervangen is noodzakelijk.
- Het toilet spoelt niet.
- De verwarming rookt overmatig bij het opstarten.
- De boiler geeft geen warm water.
- De accessoires accu's zijn defect.
- De marifoon functioneert niet, vermoedelijk door een lege batterij.
- De GPS functioneert niet, vermoedelijk door een lege batterij.
- De dieptemeter geeft onjuist aan.
- De machinekamer isolatie is ten dele verspocht. Een ander deel van de machinekamer isolatie is verzadigd door vocht en olie intrede.
TAXATIE
Op grond hiervan taxeert ondergetekende het vaartuig in de huidige staat, inclusief accessoires en bijbehoren en inclusief BTW, als volgt
Dagwaarde c.q. onderhandse verkoopwaarde € 25.000,--
(zegge: vijfentwintigduizend Euro)
Het rapport vermeldt als hoedanigheden van [G]: "HISWA Qualified Yacht Surveyor, Emci Registered Yacht Surveyor, NVEP Qualified Yacht Surveyor, VRT Appraiser".
2.4.
Op verzoek van [A en B] heeft [F] de door [G] geconstateerde gebreken hersteld. [A en B] heeft de daaraan verbonden kosten, die volgens offerte van [F] € 2.464,35 bedroegen, aan [F] voldaan. Tevens heeft [F] overige werkzaamheden aan het schip uitgevoerd, op basis van een offerte die [C en D] aan [F] heeft gevraagd. [A en B] was van het uitvoeren van die overige werkzaamheden op de hoogte. [F] heeft de nota ad € 2.751,53 voor deze werkzaamheden aan [C en D] verzonden, onder vermelding van 'in uw opdracht uitgevoerd', die de nota niet heeft voldaan.
2.5.
Bij e-mailbericht van 24 juni 2014 heeft [F] namens [A en B] [C en D] verzocht om uiterlijk 5 juli 2014 de koopsom te betalen.
2.6.
Bij brief van 11 juli 2014 heeft de gemachtigde van [A en B] [C en D] medegedeeld dat hij in verzuim is ter zake van de afname van het schip en de betaling van de koopsom, een uiterste termijn gegeven van 7 dagen voor betaling, bij uitblijven waarvan [C en D] in gebreke werd gesteld.
2.7.
Tussen gemachtigden van partijen is vervolgens gesproken over ontbinding van de koopovereenkomst met gesloten beurzen, waarover geen overeenstemming is bereikt omdat geen overeenstemming kon worden bereikt over de vraag wie de nog openstaande rekening van [F] van € 2.751,53 voor zijn rekening diende te nemen.
2.8.
Bij brief van 27 augustus 2014 heeft de gemachtigde van [A en B] de koopovereenkomst voor zoveel nodig alsnog ontbonden op grond van verzuim van [C en D]

3.De vordering

in conventie

3.1.
[A en B] vordert, na vermindering van eis, dat de kantonrechter bij vonnis:
I. primair voor recht verklaart dat de koopovereenkomst ten aanzien van het schip [E] tussen partijen is ontbonden;
II. subsidiair, voor het geval het onder I. gevorderde om welke reden dan ook niet toewijsbaar zou zijn, deze koopovereenkomst tussen partijen ontbindt;
en voorts bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
III. [C en D] veroordeelt om tegen kwijting aan [A en B] te betalen een bedrag van € 2.500,-- aan boete, vermeerderd met de in artikel 119 van Boek 6 BW bedoelde wettelijke rente over dat bedrag vanaf 20 augustus 2014, althans vanaf de dag der dagvaarding;
IV. [C en D] hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten, het salaris en op voorhand te begroten nasalaris van gemachtigde van [A en B] daaronder begrepen, vermeerderd met de in artikel 119 van Boek 6 BW bedoelde rente daarover vanaf 14 dagen na de uitspraak indien en voor zover deze kosten niet binnen deze termijn zijn betaald.
3.2.
[A en B] voert daartoe - samengevat - het volgende aan. Het feit dat [C en D] niet tevreden is met het rapport van [G] regardeert [A en B] niet. [A en B] heeft de geconstateerde gebreken op zijn kosten laten herstellen en is daarmee zijn verplichtingen nagekomen. [C en D] kwam zijn verplichtingen tot betaling van de koopsom en afname van het schip niet na, ook niet na daartoe in gebreke te zijn gesteld, zodat [A en B] de koopovereenkomst terecht heeft ontbonden en ingevolge artikel 6 van de koopovereenkomst aanspraak kan maken op een boete van 10% van de koopsom, oftewel € 2.500,--. Voorts bleek gaandeweg de procedure dat [C en D] heeft nagelaten de zekerstelling van artikel 2 (10% van de koopsom) te voldoen, zodat dit een zelfstandige grond oplevert voor ontbinding.
3.3.
[C en D] voert verweer. Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[C en D] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. het rapport van [G] vernietigt als bedoeld in artikel 7:904 lid 1 BW;
II. [A en B] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan [C en D] van het bedrag van € 2.751,53, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
III. [A en B] hoofdelijk veroordeelt in de kosten van de procedure.
3.5.
[C en D] voert daartoe - samengevat - het volgende aan. Het rapport van [G] deugt niet omdat [G] niet motiveert waarom iets wel of niet een 'wezenlijk' gebrek is. Ook heeft [G] verzuimd om de herstelkosten te begroten. De begroting van die kosten door [F] geldt niet, omdat dat op verzoek van [A en B] is gedaan, die belang hadden bij een begroting van die kosten onder 10% van de koopprijs. Gebondenheid van [C en D] aan het rapport van [G] is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zodat het vernietigd dient te worden. Door de nadere werkzaamheden aan het schip door [F], die [A en B] weigert te betalen, is [A en B] ongerechtvaardigd verrijkt tot een bedrag van € 2.751,53.
3.6.
[A en B] voert verweer, met verzoek tot afwijzing van de vordering van [C en D] en veroordeling van [C en D] in kosten van de procedure, inclusief het nasalaris en vermeerderd met de wettelijke rente. Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil en de beoordeling

in reconventie

4.1.
Aangezien het oordeel over de vordering in reconventie gevolg kan hebben voor het oordeel over de vordering in conventie, zal de kantonrechter allereerst de vordering in reconventie behandelen.
4.2.
[C en D] beroept zich ter zake van de gevorderde vernietiging van het rapport van [G] op artikel 7:904 lid 1 BW, dat bepaalt dat, indien gebondenheid aan een beslissing van een partij of van een derde in verband met inhoud of wijze van totstandkoming daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, die beslissing vernietigbaar is. De bezwaren die [C en D] aanvoert tegen het rapport van [G] zijn dat onduidelijk is waarom [G] bepaalde gebreken wel en andere niet als wezenlijk kenmerkt, almede dat hij niet de bevonden wezenlijke gebreken aan het schip waardeert, zodat het rapport gebrekkig is gemotiveerd. Die waardering is essentiëel voor zijn rechtspositie, aldus [C en D], omdat hij alleen bij herstelkosten van meer dan 10% de koopovereenkomst mocht ontbinden. Bij lagere herstelkosten had [A en B] de keuze om te laten herstellen.
4.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. [G] is door [C en D] zelf uitgekozen en benaderd, zonder betrokkenheid van [A en B] [C en D] heeft voorts wel aangevoerd dat hij op enig moment (nadat [F] de kosten van herstel van de door [G] gemelde gebreken had gecalculeerd) met [F] heeft besproken dat hij het niet eens is met het rapport van [G], maar niet is gesteld of gebleken dat [C en D] [G] deelgenoot heeft gemaakt van zijn bezwaren tegen het rapport, noch dat [C en D] [G] heeft verzocht om alsnog de door hem gemelde gebreken te waarderen, dan wel om te reageren op de waardering van de kosten van herstel van die gebreken zoals die door [F] zijn geoffreerd aan [A en B] Het gegeven dat [C en D] kennelijk heeft nagelaten om [G] deelgenoot te maken van zijn onvrede met het rapport en hem te verzoeken om een nadere motivering te geven van zijn rapport, alsmede om dit aan te vullen met een kosten calculatie, maakt dat [C en D] onvoldoende heeft gedaan om die informatie te verkrijgen die hij kennelijk wenste te verkrijgen met het oog op de aankoopkeuring van het schip. De gevolgen van dit nalaten zijn voor rekening en risico van [C en D] Daarenboven kan naar het oordeel van de kantonrechter ten aanzien van het rapport van [G] in algemene zin worden gesteld dat sprake is van een duidelijk leesbaar, uitgebreid en onderbouwd rapport dat is opgesteld door iemand die op basis van zijn kwalificaties geacht kan worden voldoende deskundig te zijn. Voorts komt de waarde die [G] aan het schip heeft gegeven overeen met de koopsom die [C en D] met [A en B] overeen is gekomen. Dit alles brengt met zich dat [C en D] geen beroep op vernietiging van het rapport op grond van artikel 7:904 lid 1 BW toekomt. De vordering sub I. zal worden afgewezen.
4.4.
Ook de vordering sub II., gebaseerd op ongerechtvaardigde verrijking van [A en B] ten koste van [C en D] zal worden afgewezen. Allereerst geldt dat deze vordering reeds strandt op het punt dat geen sprake is van verrijking 'ten koste van' [C en D] in de zin van artikel 6:212 BW, doordat [C en D] niet alleen de factuur van [F] weigert te voldoen, maar ook heeft betwist opdracht te hebben gegeven aan [F] voor het verrichten van de werkzaamheden. [C en D] heeft voorts door het niet betalen van de rekening van [F] ook geen schade geleden in de zin van artikel 6:212 BW. Tot slot heeft [A en B] ook nog voldoende gemotiveerd bestreden dat de door [F] verrichte werkzaamheden aan het schip gezien kunnen worden als een verrijking van [A en B], nu die werkzaamheden grotendeels zien op zaken die een kwestie van smaak zijn en die niet, althans niet per definitie, tot enige waardevermeerdering van het schip leiden en op welke werkzaamheden [A en B] bovendien ook geen prijs stelde.
in conventie
4.5.
Voor wat betreft de gevorderde verklaring voor recht dat de koopovereenkomst betreffende het schip is ontbonden overweegt de kantonrechter dat [C en D] heeft aangegeven dat ook hij ontbinding wenst, maar dat het geschil tussen partijen zich toespitst op de vraag wie ter zake van de nakoming van de koopovereenkomst in gebreke is. Volgens [C en D] is [A en B] in gebreke door geen medewerking te hebben willen verlenen aan de vernietiging van het rapport van [G] en het instemmen met een nieuw rapport. Nu in reconventie is geoordeeld dat voor vernietiging van het rapport van [G] geen grond is, is [A en B] ter zake niet in gebreke. Onbetwist is voorst dat [C en D] heeft nagelaten de koopsom te voldoen en het schip af te nemen, zodat [A en B] gerechtigd was de koopovereenkomst reeds op die grond te ontbinden wegens een tekortkoming in de nakoming door [C en D] Of er daarnaast nog een andere grond tot ontbinding was wegens het niet tijdig voldoen aan de verplichting tot zekerheidsstellen is daarmee niet langer relevant voor de beoordeling van het geschil.
Nu de vordering sub I. toewijsbaar is, is ook de vordering sub III. aangaande de op grond van artikel 6 van de koopovereenkomst verschuldigde boete van 10% van de koopsom wegens het niet voldoen door [C en D] aan zijn betalings- of andere verplichtingen toewijsbaar.
in conventie en in reconventie
4.6.
[C en D] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van de procedure in conventie en in reconventie worden veroordeeld.
In conventie worden deze kosten aan de zijde van [A en B] als volgt vastgesteld:
- explootkosten € 93,80
- overige kosten € 3,94
- griffierecht € 219,00
- salaris gemachtigde
€ 300,00(2 punten x tarief € 150,00)
totaal € 616,74.
In reconventie worden de kosten aan de zijde van [A en B] vastgesteld op € 150,00
(2 punten x 0,5 x € 150,00). Gezien de samenhang tussen de vordering in conventie en in reconventie wordt het aantal punten in reconventie gehalveerd.
4.7.
De vordering van [A en B] in conventie tot hoofdelijke veroordeling van [C en D] in de proceskosten zal worden toegewezen nu daartegen geen verweer is gevoerd en beide gedaagden de koopovereenkomst zijn aangegaan.
4.8.
De vordering van [A en B] in conventie en in reconventie tot veroordeling van [C en D] in de nakosten is toewijsbaar als nader in het dictum te bepalen, nu hiertegen geen specifiek verweer is gevoerd en deze kosten zich reeds thans laten begroten.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat de koopovereenkomst ten aanzien van het schip [E] tussen partijen is ontbonden;
5.2.
veroordeelt [C en D] om tegen kwijting aan [A en B] te betalen een bedrag van € 2.500,00 aan boete, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag der dagvaarding, 12 november 2014;
5.3.
veroordeelt [C en D] hoofdelijk in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [A en B] vastgesteld op € 616,74;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5.
wijst de vordering af;
5.6.
veroordeelt [C en D] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [C en D] vastgesteld op € 150,00;
in conventie en in reconventie
5.7.
veroordeelt [C en D], indien niet binnen veertien dagen na heden vrijwillig aan dit vonnis is voldaan, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 100,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
5.8.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de beslissingen onder 5.2., 5.3., 5.6. en 5.7. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.Th.M. Zwart-Sneek, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2015. [1]

Voetnoten

1.615