In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, hebben eisers, de kinderen van de heer [vader], een geschil met de Gemeente Aa en Hunze over de gevolgen van de beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap van hun overleden vader. De gemeente had een bestuursdwangbeschikking uitgevaardigd gericht aan de erfgenamen, waarin zij hen sommeerde om saneringsmaatregelen te treffen op een perceel dat toebehoorde aan de nalatenschap. Na het niet naleven van deze beschikking, heeft de gemeente dwangbevelen uitgevaardigd en loonbeslagen gelegd op de privé-vermogen van de erfgenamen. De eisers vorderen in kort geding de opheffing van deze beslagen, stellende dat de gemeente haar vordering niet op hen kan verhalen nu zij de nalatenschap beneficiair hebben aanvaard.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de dwangbevelen berusten op een juridische misslag, omdat de gemeente ten onrechte heeft aangenomen dat de erfgenamen als eigenaren van het perceel aansprakelijk zijn voor de kosten van de bestuursdwang. De rechter stelt vast dat de gemeente niet heeft aangetoond dat de erfgenamen als beneficiaire erfgenamen aansprakelijk kunnen worden gesteld voor schulden uit de nalatenschap. De voorzieningenrechter hecht waarde aan het feit dat de eisers volledig op de adviezen van hun notaris hebben vertrouwd en dat de gemeente niet heeft aangetoond dat er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die een andere uitkomst rechtvaardigen.
Uiteindelijk besluit de voorzieningenrechter de op 4 en 9 juni 2015 gelegde loonbeslagen op te heffen en de gemeente te veroordelen tot terugbetaling van reeds geïncasseerde bedragen aan de eisers. Tevens wordt de gemeente veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de eisers zijn begroot op € 1.195,19. Dit vonnis is uitgesproken op 22 juli 2015.