ECLI:NL:RBNNE:2015:3587

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 juli 2015
Publicatiedatum
20 juli 2015
Zaaknummer
C/19/110788 / KG ZA 15-121
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over beneficiaire aanvaarding van een erfenis en bestuursdwang door de gemeente

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, hebben eisers, de kinderen van de heer [vader], een geschil met de Gemeente Aa en Hunze over de gevolgen van de beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap van hun overleden vader. De gemeente had een bestuursdwangbeschikking uitgevaardigd gericht aan de erfgenamen, waarin zij hen sommeerde om saneringsmaatregelen te treffen op een perceel dat toebehoorde aan de nalatenschap. Na het niet naleven van deze beschikking, heeft de gemeente dwangbevelen uitgevaardigd en loonbeslagen gelegd op de privé-vermogen van de erfgenamen. De eisers vorderen in kort geding de opheffing van deze beslagen, stellende dat de gemeente haar vordering niet op hen kan verhalen nu zij de nalatenschap beneficiair hebben aanvaard.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de dwangbevelen berusten op een juridische misslag, omdat de gemeente ten onrechte heeft aangenomen dat de erfgenamen als eigenaren van het perceel aansprakelijk zijn voor de kosten van de bestuursdwang. De rechter stelt vast dat de gemeente niet heeft aangetoond dat de erfgenamen als beneficiaire erfgenamen aansprakelijk kunnen worden gesteld voor schulden uit de nalatenschap. De voorzieningenrechter hecht waarde aan het feit dat de eisers volledig op de adviezen van hun notaris hebben vertrouwd en dat de gemeente niet heeft aangetoond dat er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die een andere uitkomst rechtvaardigen.

Uiteindelijk besluit de voorzieningenrechter de op 4 en 9 juni 2015 gelegde loonbeslagen op te heffen en de gemeente te veroordelen tot terugbetaling van reeds geïncasseerde bedragen aan de eisers. Tevens wordt de gemeente veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de eisers zijn begroot op € 1.195,19. Dit vonnis is uitgesproken op 22 juli 2015.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Assen
zaaknummer / rolnummer: C/19/110788 / KG ZA 15-121
Vonnis in kort geding van 22 juli 2015
in de zaak van

1.[eiser 1],

wonende te [woonplaats 1],
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats 2],
eisers,
advocaat mr. J. Dekens te Odoorn,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE AA EN HUNZE,
zetelend te Gieten,
gedaagde,
advocaat mr. R.D. Boesveld te Haarlem.
Partijen zullen hierna [eisers] (dan wel eisers afzonderlijk bij naam) en Gemeente Aa en Hunze genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van [eisers] van 6 juli 2015;
  • de mondelinge behandeling op 15 juli 2015;
  • de pleitnota van [eisers];
  • de pleitnota van Gemeente Aa en Hunze.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser 1], [eiser 2] en [kind 3] zijn de kinderen van de heer [vader] (hierna: [vader]). In 1983 zijn zij uit huis geplaats. Sinds die tijd hebben de kinderen geen contact meer met hun vader gehad.
2.2.
Op 6 augustus 2003 is [vader] overleden. Zijn drie kinderen zijn op grond van de wet erfgenaam geworden. Zij hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard en zijn in dat kader ook vereffenaar geworden. Op 26 augustus 2003 is van de beneficiaire aanvaarding door de rechtbank Assen een akte opgemaakt.
2.3.
Notaris mr. J.J. Veldkamp is vanaf 2003 als boedelnotaris betrokken bij de afwikkeling van de nalatenschap van [vader]. [eisers] zijn afgegaan op zijn adviezen.
2.4.
Tot de nalatenschap behoort het registergoed te [vestigingsplaats], [adres], kadastraal bekend [registratienummer]. Op dit perceel is een autogarage gevestigd. Op het perceel zit geen woonbestemming. Gemeente Aa en Hunze heeft ruim twintig jaren gedoogd dat [vader] daar woonachtig was.
2.5.
Op 9 augustus 2005 heeft Gemeente Aa en Hunze een bestuursdwangbeschikking afgegeven die gericht is aan de erven van de nalatenschap van [vader]. Gemeente Aa en Hunze heeft deze beschikking ter inzage gelegd in het Gemeentehuis alsmede aan mr. Dekens gezonden. In de bestuursdwangbeschikking is onder meer het volgende opgenomen: "(…) Reeds voor het overlijden van de heer [vader] verkeerde de van een asbest dakbedekking voorziene loods in zeer slechte staat (…) hetgeen een gevaarlijke situatie met zich meebrengt. Bovendien was er reeds toen sprake van asbestvervuiling op het perceel. Na het overlijden van de heer [vader] is de situatie op het perceel (…) nog verslechterd (…) Al met al is er sprake van een voor de volksgezondheid gevaarlijke situatie in de directe woonomgeving. Daar komt nog bij, dat zich in de nacht van 9 augustus om 04:30 uur 2005 een poging tot brandstichting heeft voorgedaan. (…)
Besluiten tot aanschrijving bestuursdwang c.q. het geven van een bevel met het oog op het voorkomen en beperken van brand:
Inhoudende dat binnen 3 dagen na dagtekening van deze aanschrijving/dit bevel:
1. Het met het bepaalde in artikel 5.1.1. van de Bouwverordening in overeenstemming brengen van het erf (…), waarbij, gelet op de aanwezigheid van onder meer asbest, het erf opgeruimd dient te worden (…);
2. het pand (…) geheel te ontruimen;
3. het pand (…) zodanig dicht te maken en zodanig met hekwerk te omgeven, dat betreden door onbevoegden wordt belemmerd;
Nu er sprake is van een onverdeelde boedel de aanschrijving te richten aan de erfgenamen.
Erfgenamen zouden kunnen zijn de kinderen van de heer [vader] die vertegenwoordigd worden door Mr. Dekens te Odoorn, maar gelet op het feit, dat de nalatenschap (nog) niet is aanvaard is het niet uit te sluiten, dat ook anderen kunnen worden aangemerkt als erfgenaam. (…) Indien de erven in gebreke blijven tijdig te voldoen aan bovenomschreven lastgeving, zullen wij een en ander in overeenstemming brengen met de u opgedragen last, waarbij wij de door ons terzake gemaakte kosten op de erven zullen verhalen.".
2.6.
[eisers] hebben geen bezwaar of beroep tegen dit besluit ingediend en zijn evenmin overgegaan tot het treffen van de in het besluit genoemde maatregelen.
2.7.
Gemeente Aa en Hunze is daarna tot uitvoering van saneringswerkzaamheden op het perceel overgegaan. De kosten van deze werkzaamheden bedragen € 40.460,-.
2.8.
Bij brieven van 17 april 2014 heeft Gemeente Aa en Hunze [eiser 1] en [eiser 2] in privé gesommeerd om binnen veertien dagen tot betaling van het bedrag van € 40.460,- over te gaan. Deze brief is gevolgd door een dwangbevel van 16 juni 2014 waarin ieder van de broers in privé is bevolen over te gaan tot betaling van de kosten van (de voorbereiding van) de toepassing van bestuursdwang voor een bedrag van
€ 13.486,67 en de wettelijke rente van € 1.781,62. Deze dwangbevelen zijn door de gerechtsdeurwaarder bij exploot van 30 juni 2014 aan [eiser 2] betekend en bij exploot van 2 juli 2014 aan [eiser 1].
2.9.
[eisers] zijn niet in verzet gekomen tegen deze dwangbevelen en hebben het advies van de notaris afgewacht.
2.10.
Op 4 juni 2015 heeft Gemeente Aa en Hunze ten laste van [eiser 1] executoriaal loonbeslag laten leggen onder de besloten vennootschap Gebr. van den Donk B.V. Op 9 juni 2015 is dit ten laste van aan [eiser 2] gebeurd onder de besloten vennootschap Studystore B.V.
2.11.
Bij brief van 12 juni 2015 heeft mr. Dekens Gemeente Aa en Hunze gesommeerd deze beslagen op te heffen. Gemeente Aa en Hunze heeft hieraan geen gevolg gegeven.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen samengevat - de gelegde beslagen op te heffen, althans Gemeente Aa en Hunze te veroordelen om hiertoe binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis, over te gaan, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag met een maximum van € 20.000,- en te bepalen dat de reeds geïncasseerde gelden onverwijld worden gestort aan [eisers], alsmede Gemeente Aa en Hunze te veroordelen tot betaling van de proceskosten. [eisers] stellen dat nu zij de nalatenschap beneficiair hebben aanvaard, Gemeente Aa en Hunze haar gepretendeerde vordering niet op hen kan verhalen.
3.2.
Gemeente Aa en Hunze concludeert tot afwijzing van de vorderingen. Gemeente Aa en Hunze doet een beroep op formele rechtskracht op grond waarvan de wijze van totstandkoming en de inhoud van het bestuursdwangbesluit en de dwangbevelen haars inziens niet meer ter discussie kunnen worden gesteld. Gemeente Aa en Hunze voert daarnaast aan dat nu haar vordering na het overlijden van [vader] is ontstaan, er geen sprake is van een schuld van de nalatenschap, maar van een schuld van de erfgenamen in hun hoedanigheid van (gezamenlijke) eigenaars van het perceel. Dit betekent, aldus Gemeente Aa en Hunze, dat zij zich zowel op de goederen van de nalatenschap als op het eigen vermogen van de erfgenamen kan verhalen.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal, voor zover van belang, bij de beoordeling nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In een executiegeschil als onderhavige kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een executoriale titel slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren besluit klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit besluit voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard
(HR 22 april 1983, NJ 1984,145).
4.2.
De voorzieningenrechter neemt bij de beoordeling als uitgangspunt dat met ingang van 1 juli 2009 de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in werking is getreden, wat tot gevolg heeft dat met ingang van die datum onder meer de verzet procedure (ex artikel 5:26 (oud) Awb) niet langer op dwangbevelen van toepassing is en vanaf die datum geldt dat het bestuursorgaan bij bestuursdwang op grond van artikel 5:25 (nieuw) Awb de hoogte van de verschuldigde kosten vast dient te stellen middels een kostenbeschikking. In artikel III van de vierde tranche Awb staat een overgangsregeling opgenomen op grond waarvan op geldschulden, die voor de inwerkingtreding van de vierde tranche zijn vastgesteld bij beschikking of rechtstreeks uit een wettelijk voorschrift zijn ontstaan, het oude recht van toepassing blijft. Gemeente Aa en Hunze heeft zich op het standpunt gesteld dat nu het bestuursdwangbesluit zelf van voor 1 juli 2009 dateert en het handhavingstraject eveneens voor die tijd is begonnen, het oude recht van toepassing is en
- nu vaststaat dat [eisers] geen bezwaar/beroep tegen de bestuursdwangbeschikking en geen verzet tegen de dwangbevelen hebben ingesteld - dit ertoe leidt dat sprake is van formele rechtskracht. De voorzieningenrechter deelt dit standpunt niet en overweegt hiertoe het volgende.
4.3.
Hoewel het op zijn minst slordig van Gemeente Aa en Hunze is dat zij in de bestuursdwangbeschikking meldt dat de nalatenschap (nog) niet is aanvaard alsmede haar schrijven richt aan mr. Dekens, terwijl uit de stukken blijkt dat [eisers] de nalatenschap reeds in 2003 beneficiair hebben aanvaard en hun adresgegevens eveneens in de door de rechtbank op 26 augustus 2003 afgegeven akte staan vermeld, staat vast dat deze
bestuursdwangbeschikking van 9 augustus 2005 gericht is aan de erven van [vader].
Nu deze beschikking dateert van 9 augustus 2005 is de voorzieningenrechter het met Gemeente Aa en Hunze eens dat het oude recht hierop van toepassing is. Dat dit ook het geval is voor de daarna op 16 juni 2014 afgegeven dwangbevelen en dit de rechtsgevolgen heeft als door Gemeente Aa en Hunze betoogd, ziet de voorzieningenrechter niet in. Vast staat dat deze dwangbevelen anders dan de bestuursdwangbeschikking niet gericht zijn aan de erven van [vader], maar daarentegen gericht zijn aan [eisers] in privé. Nu de bestuursdwangbeschikking [eisers] slechts in hun hoedanigheid van beneficiair aanvaardende erfgenamen betrof en hiervan bij de dwangbevelen geen sprake is, mist voornoemde overgangsregeling uit artikel III vierde tranche Awb naar voorshands oordeel van de voorzieningenrechter toepassing en kan niet worden geoordeeld dat de dwangbevelen voortbouwen op de eerdere bestuursdwangbeschikking. Dit leidt er naar het oordeel van de voorzieningenrechter toe dat klaarblijkelijk sprake is van een juridische misslag. Dit geldt temeer nu - uitgaande van het huidige recht - zoals hiervoor reeds benoemd een dwangbevel op grond van artikel 5:25 lid 6 (nieuw) Awb op een kostenbeschikking dient te berusten en Gemeente Aa en Hunze heeft erkend dat een dergelijke kostenbeschikking in dit geval niet is afgegeven. Dit, zoals de voorzieningenrechter begrijpt, omdat zij ervan uitgaat dat het oude recht van toepassing is. Nu de dwangbevelen ten grondslag liggen aan de door Gemeente Aa en Hunze gelegde loonbeslagen, leidt het voorgaande ertoe dat de voorzieningenrechter - gelet op het in rechtsoverweging 4.1. gegeven toetsingskader - de door Gemeente Aa en Hunze gelegde beslagen zal opheffen.
4.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat een andere uitkomst ook het onwenselijke gevolg zou hebben dat beneficiaire aanvaarding een lege huls zou worden, omdat erfgenamen in de visie van Gemeente Aa en Hunze in dat geval als eigenaar van de grond tot het meerdere aansprakelijk zijn dan volgt uit de baten van de erfenis. Uit de regelgeving omtrent de beneficiaire aanvaarding volgt echter dat een beneficiaire erfgenaam niet aansprakelijk is voor tekorten uit een erfenis. De voorzieningenrechter overweegt dat dit anders kan zijn indien een beroep wordt gedaan op artikel 4:184 BW, bijvoorbeeld in het daarin onder d genoemde geval wanneer een vereffenaar, in de vervulling van zijn verplichtingen ex artikel 4:211 BW in zodanig ernstige mate tekort schiet, dat hem daarvan een verwijt kan worden gemaakt. Nu Gemeente Aa en Hunze niet heeft gesteld dat van deze dan wel een van de andere uitzonderingen sprake is, heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter te gelden dat [eisers] als beneficiaire erfgenamen niet met hun eigen vermogen aansprakelijk kunnen worden gesteld voor schulden uit de nalatenschap.
De voorzieningenrechter wordt in dit oordeel gesterkt doordat vast staat dat [eisers] volledig op de mededelingen en handelingen van de notaris hebben vertrouwd en op zijn advies hebben afgewacht.
4.5.
De voorzieningenrechter zal de op 4 en 9 juni 2015 gelegde loonbeslagen op grond van het voorgaande opheffen, zoals primair door [eisers] gevorderd. Conform het bepaalde in artikel 438 lid 2 Rv zal de voorzieningenrechter de beslagen zelf opheffen en Gemeente Aa en Hunze hiertoe niet onder verbeurte van een dwangsom bevelen. Wel zal de voorzieningenrechter, zoals eveneens gevorderd, bepalen dat Gemeente Aa en Hunze reeds geïncasseerde gelden uit hoofde van de gelegde beslagen onverwijld dient terug te storten aan [eisers].
4.6.
Gemeente Aa en Hunze zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- dagvaarding € 94,19
- griffierecht € 285,00
- salaris advocaat €
816,00
Totaal € 1.195,19

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
1. heft op het ten laste van [eiser 1] op 4 juni 2015 onder de besloten vennootschap Gebr. Van der Donk B.V. gelegde beslag;
2. heft op het ten laste van [eiser 2] op 9 juni 2015 onder de besloten vennootschap Studystore B.V. gelegde beslag;
3. bepaalt dat Gemeente Aa en Hunze reeds geïncasseerde gelden uit hoofde van de gelegde beslagen onverwijld dient terug te storten aan [eisers];
4. veroordeelt Gemeente Aa en Hunze in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 1.195,19;
5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6. wijst het meer of anders gevorderde af
Dit vonnis is gewezen door mr. E.W. van Weringh en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2015.