ECLI:NL:RBNNE:2015:3614

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 juli 2015
Publicatiedatum
22 juli 2015
Zaaknummer
18.730417-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige buurmeisje

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 3 juli 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met zijn buurmeisje, die op het moment van de feiten de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van het slachtoffer, die verklaarde dat de verdachte in de jaren 2007 en 2008 meerdere keren ontuchtige handelingen met haar had gepleegd. De verdachte heeft tijdens de zitting bekend dat hij ontuchtige handelingen heeft gepleegd, maar ontkent de frequentie en de duur zoals door het slachtoffer is aangegeven. De rechtbank heeft de verklaringen van zowel de verdachte als het slachtoffer zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de ontuchtige handelingen bewezen konden worden verklaard, maar dat de frequentie lager lag dan door het slachtoffer was aangegeven.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, met een vervangende hechtenis van 90 dagen indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast is er een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, met bijzondere voorwaarden waaronder een meldplicht bij de reclassering en de verplichting om een behandeling te ondergaan bij de Polikliniek Forensische Psychiatrie. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, toegewezen tot een bedrag van € 1.000,-- voor immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het feit dat hij zich berouwvol heeft getoond. De rechtbank achtte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet aan de orde, gezien de omstandigheden en het advies van de reclassering. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de rechters de zaak hebben behandeld en de griffier de uitspraak heeft vastgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730417-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 3 juli 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 juni 2015.
De verdachte is verschenen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode omvattende het jaar 2007 en/of het jaar 2008 en/of het jaar 2009 (tot en met 24 september 2009) te [pleegplaats] , in elk geval in de gemeente Weststellingwerf, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte in voornoemde periode meermalen, althans eenmaal,
- een of meerdere van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en (vervolgens) (zodoende) die [slachtoffer] zogenoemd gevingerd en/of
- zijn, verdachtes, tong in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en (vervolgens) (zodoende) die [slachtoffer] zogenoemd gebeft, in elk geval met verdachtes tong de vagina van die [slachtoffer] gelikt, althans aangeraakt, en/of
- ( anderszins) de vagina van die [slachtoffer] betast, althans aangeraakt, en/of
- de borst(en) van die [slachtoffer] betast, althans aangeraakt, en/of
- die [slachtoffer] zogenoemd getongzoend en/of
- zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] doen of laten aftrekken, in elk geval aanraken;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode omvattende het jaar 2007 en/of het jaar 2008 en/of het jaar 2009 (tot en met 24 september 2009) te [pleegplaats] , in elk geval in de gemeente Weststellingwerf, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, hebbende verdachte in voornoemde periode meermalen, althans eenmaal,
- een of meerdere van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en (vervolgens) (zodoende) die [slachtoffer] zogenoemd gevingerd en/of
- ( anderszins) de vagina van die [slachtoffer] betast, althans aangeraakt, en/of
- die [slachtoffer] zogenoemd getongzoend.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het primair ten laste gelegde;
- oplegging van een taakstraf van 180 uren subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis;
- oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren
- oplegging van de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij Reclassering Nederland en de verplichting een intake en een eventuele behandeling te volgen bij de Polikliniek Forensische Psychiatrie;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de hoogte van het toe te kennen bedrag heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Beoordeling van het bewijs

Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij ontuchtige handelingen met [slachtoffer] heeft gepleegd die mede bestonden uit het binnendringen van het lichaam. Verdachte ontkent echter dat deze handelingen in een periode van een jaar met een frequentie van in ieder geval elke week plaatsvonden, zoals aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard. Volgens verdachte is er sprake van een periode van een aantal maanden waarin tussen de vijf en tien keer ontuchtige handelingen met [slachtoffer] hebben plaatsgevonden. Voorts heeft verdachte verklaard dat de ontuchtige handelingen bestonden uit het vingeren en betasten van de borsten en schaamstreek van [slachtoffer] en het tongzoenen met [slachtoffer] .
Hoewel de rechtbank geen aanleiding heeft te twijfelen aan de aangifte, is er evenmin aanleiding te twijfelen aan het waarheidsgehalte van de verklaringen van verdachte. Verdachte toonde zich ter terechtzitting oprecht berouwvol en de rechtbank heeft de indruk bekomen dat verdachte heeft verklaard, zoals hij de ontuchtige handelingen en de periode heeft beleefd. Gelet op het tijdsverloop tussen de gebeurtenissen zelf en de gesprekken die aangeefster heeft gevoerd met de politie en de destijds jonge leeftijd van aangeefster, acht de rechtbank het - zonder afbreuk te willen doen aan de oprechtheid van de aangifte - mogelijk dat aangeefster zich achteraf meer herinnert dan in werkelijkheid heeft plaatsgevonden. De rechtbank zal derhalve bij de bewezenverklaring de verklaring van verdachte als uitgangspunt nemen.
De rechtbank acht bewezen dat de ontuchtige handelingen in de jaren 2007 en 2008 hebben plaatsgevonden, omdat niet nauwkeurig kan worden vastgesteld op welke datum de ontuchtige handelingen zijn begonnen en op welke datum ze zijn geëindigd. De rechtbank volgt verdachte echter in zijn verklaring omtrent de frequentie en de periode van een aantal maanden in de jaren 2007 en 2008, waarin de ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden.

Bewijsmiddelen

De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 juni 2015;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02SZ-2014069540-4, d.d.
3 september 2014, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] ;
3. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL0200-2014069540-9, d.d.
30 september 2014, inhoudende de verklaring van verdachte.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij in het jaar 2007 en het jaar 2008 te [pleegplaats] , met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte in voornoemde periode meermalen,
- een of meerdere van zijn, verdachtes, vingers in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en zodoende die [slachtoffer] zogenoemd gevingerd en
- anderszins de vagina van die [slachtoffer] betast en
- de borsten van die [slachtoffer] betast en
- die [slachtoffer] zogenoemd getongzoend.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primair met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige schulduitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het reclasseringsadvies opgemaakt door Reclassering Nederland d.d. 28 mei 2015, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich in een periode van een aantal maanden schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met zijn buurmeisje. Zijn buurmeisje had toentertijd de leeftijd van veertien en/of vijftien jaar. Verdachte had samen met zijn partner een vriendschappelijke relatie met zijn buurmeisje en haar moeder. Er was veel contact over en weer. Verdachte heeft op een gegeven moment gevoelens voor zijn buurmeisje gekregen en hij heeft hier ook in fysiek opzicht naar gehandeld. Hij heeft door zijn handelen een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van het slachtoffer. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog lange tijd last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de slachtofferverklaring, die ter terechtzitting door de moeder van het slachtoffer is voorgelezen, blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is.
Er was sprake van een groot leeftijdsverschil en juist dit leeftijdsverschil weegt voor de rechtbank zwaar mee. De rechtbank acht strafmatigend, dat uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder soortgelijke feiten heeft gepleegd en dat evenmin is gebleken dat verdachte zich na het plegen van het bewezenverklaarde zich wederom heeft beziggehouden met soortgelijke feiten. Gelet op deze omstandigheden en mede gelet op het tijdsverloop, de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn proceshouding acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet aan de orde.
Verdachte heeft zich ter terechtzitting oprecht berouwvol getoond en hij neemt verantwoordelijkheid voor zijn gedrag. Deze houding heeft verdachte ook bij de reclassering laten zien. De reclassering heeft gerapporteerd dat ondanks dat verdachte zich bewust was van het ontoelaatbare van zijn gedrag hij toch is doorgegaan met het plegen van de ontuchtige handelingen. Hij bleek onvoldoende in staat kritisch naar zichzelf te kijken en het delictgedrag een halt toe te roepen. Daarom adviseert de reclassering als bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke straf op te nemen een meldplicht bij de reclassering en dat verdachte door de Polikliniek Forensische Psychiatrie wordt gezien voor een intake, diagnostiek en een eventuele behandeling. Verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard aan de geadviseerde voorwaarden mee te werken, ondanks het feit dat dit met zijn baan erg lastig te combineren zal zijn. De rechtbank neemt het reclasseringsadvies over en acht alles afwegend de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden. De rechtbank is zich ervan bewust dat het voor verdachte erg lastig zal zijn om een behandeling en een forse taakstraf met zijn baan te combineren. Gelet echter op de ernst van het feit zou het enige alternatief een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zijn en om die reden zal de rechtbank niet overgaan tot matiging van de door de officier van justitie geëiste taakstraf.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde immateriële schade voldoende aannemelijk is geworden nu verdachte met zijn handelen inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke integriteit van de benadeelde en deze hierdoor schade heeft bekomen. Vast is komen te staan dat de schade in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Zoals de rechtbank eerder heeft overwogen acht de rechtbank de periode dat de ontuchtige handelingen plaatsvonden korter en de frequentie waarmee deze handelingen plaatsvonden lager dan waar de benadeelde partij in haar vordering van uitgaat. Rekening houdend met deze omstandigheden zal de rechtbank de vordering matigen. De rechtbank begroot de immateriële schade op € 1.000,--. De rechtbank zal de vordering dan ook tot dit bedrag toewijzen en vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 december 2014, de datum waarop de vordering is ingediend.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij ten aanzien van het overig gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk is.
De rechtbank acht voorts oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade. Ook dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijk rente vanaf 29 december 2014.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 57 en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een taakstraf bestaande uit het verrichten van 180 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich veertien dagen na deze uitspraak meldt bij Reclassering Nederland, Zoutbranderij 1, 8933 AJ Leeuwarden, en zich vervolgens tijdens de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
2. dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd bij de Polikliniek Forensische Psychiatrie zal aanmelden voor een intake, diagnostiek en indien geïndiceerd een ambulante behandeling en vervolgens zich zal houden aan de aanwijzingen die hem door de instelling in het kader van de behandeling zullen worden gegeven.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Benadeelde partij

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.000,-- (zegge: één duizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
29 december 2014.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , te betalen een bedrag van € 1.000,-- (zegge: één duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
29 december 2014. Het bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. M.B. de Wit en mr. E.G.C. Groenendaal, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 juli 2015.
Mr. E.G.C. Groenendaal is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Sikkema
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
De Wit
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Zandstra-Alkema
locatie Leeuwarden,