ECLI:NL:RBNNE:2015:3619

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 juli 2015
Publicatiedatum
22 juli 2015
Zaaknummer
18.830386-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere gekwalificeerde diefstallen met strafmaat en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 20 juli 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere gekwalificeerde diefstallen. De verdachte, geboren in [geboorteplaats] en thans preventief gedetineerd in [verblijfplaats], werd bijgestaan door mr. P.Th. van Jaarsveld, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. H. Supèr. De tenlastelegging omvatte diefstal uit een winkel en uit automaten bij tankstations in de gemeente Stadskanaal, waarbij de verdachte zich toegang tot de plaatsen des misdrijf had verschaft door middel van braak en inklimming. Tijdens de zitting op 6 juli 2015 heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd.

De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en verschillende proces-verbaal van aangifte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, maar heeft hem vrijgesproken van het medeplegen van de diefstal onder 1, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de feiten strafbaar zijn en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten.

Met betrekking tot de strafoplegging heeft de officier van justitie een gevangenisstraf van 8 maanden geëist, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft deze eis passend geacht, rekening houdend met de ernst van de feiten, de eerdere veroordelingen van de verdachte en het advies van de psycholoog over de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met bijzondere voorwaarden voor het voorwaardelijke deel van de straf.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 999,18 aan schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verplichting tot betaling aan de staat opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken op 20 juli 2015.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/830386-14
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 juli 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren [geboorteplaats],
thans preventief gedetineerd in [verblijfplaats],
[adres 1].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
6 juli 2015.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.Th. van Jaarsveld, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H. Supèr.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 december 2014, in de gemeente Stadskanaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkel(bedrijf) (te weten: [bedrijfsnaam 1] gevestigd aan het [adres 2]) heeft weggenomen (onder meer) een kassa (van het merk Casio), een laptop, een of meer
telefoon(s) en/of een navigatiesysteem, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2014 tot en met 6 december 2014, in de gemeente Stadskanaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit (een) automa(a)t(en) bij tankstation/autowasstraat [bedrijfsnaam 2] gelegen aan/nabij de [adres 3] heeft weggenomen geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijfsnaam 2] [plaats], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3.
hij in of omstreeks de periode van 3 december 2014 tot en met 8 december 2014, in de gemeente Stadskanaal, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit (een) automa(a)t(en) bij een tankstation/autowasstraat gelegen aan de [adres 4], heeft weggenomen geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijfsnaam 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
en/of verbreking.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde kan worden bewezen. Van het onder 1 ten laste gelegde medeplegen moet verdachte worden vrijgesproken, nu dit niet wettig en overtuigend te bewijzen is.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank past met betrekking tot het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 9 december 2014, opgenomen op p. 101 e.v. van dossier nummer PL0100-2014175563 d.d. 8 januari 2015, van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [slachtoffer].
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 2 december 2014, opgenomen op p. 121 e.v. van dossier nummer PL0100-2014175563 d.d. 8 januari 2015, van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [persoon 1].
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 6 december 2014, opgenomen op p. 123 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [persoon 2].
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting afgelegd;
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 31 december 2014, opgenomen op p. 105 e.v. van dossier nummer PL0100-2014175563 d.d. 8 januari 2015, van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [persoon 3].
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 10 december 2014, opgenomen op p. 109 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [persoon 3].
Bewezenverklaring
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 9 december 2014, in de gemeente Stadskanaal, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel (te weten: [bedrijfsnaam 1] gevestigd aan het [adres 2]) heeft weggenomen onder meer een laptop, telefoons en een navigatiesysteem, toebehorende aan
[slachtoffer], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
2.
hij in de periode van 1 december 2014 tot en met 6 december 2014, in de gemeente Stadskanaal, tezamen en in vereniging met een ander meermalen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit automaten bij tankstation/autowasstraat [bedrijfsnaam 2] gelegen aan de [adres 3] heeft weggenomen geld, toebehorende aan [bedrijfsnaam 2] [plaats],
waarbij verdachte en/of zijn mededader het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak.
3.
hij in de periode van 3 december 2014 tot en met 8 december 2014, in de gemeente Stadskanaal, meermalen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit automaten bij een tankstation/autowasstraat gelegen aan de [adres 4], heeft weggenomen geld, toebehorende aan [bedrijfsnaam 3], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid van de feiten

Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 1 juli 2015, opgemaakt door mr. drs. R.A. Sterk, psycholoog.
De conclusie van dit rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een cannabisafhankelijkheid. Tevens is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van intellectuele capaciteiten op licht zwakzinnig niveau, waarbij de ruimtelijk inzichtelijke capaciteiten op beneden gemiddeld niveau liggen. Tevens is er sprake van antisociaal gedrag bij een volwassene en van een partner relatieprobleem. De rechtbank wordt geadviseerd om verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank kan zich met dit advies verenigen en neemt dit over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte in enigszins verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan het voorwaardelijke gedeelte van de straf moeten de bijzondere voorwaarden worden verbonden van een meldplicht bij de reclassering, het volgen van een behandeling in het kader van de cannabisverslaving van verdachte en het wonen in een begeleide woonvorm.
Bij het bepalen van de eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van de feiten. Daarnaast heeft de officier van justitie er rekening mee gehouden dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
In het voordeel van verdachte heeft de officier van justitie er rekening mee gehouden dat de feiten in enigszins verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend. Verdachte heeft voorts gedurende een langere periode geen justitiecontacten gehad en artikel 63 van het Wetboek van strafrecht (hierna: Sr) is van toepassing.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de eis van de officier van justitie.
Verdachte is bereid om zich te houden aan de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de psycholoog.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een inbraak in een telefoonwinkel. Daarnaast heeft hij zich meerdere malen schuldig gemaakt aan inbraken bij autowasstraten, al dan niet samen met een ander. Hij heeft deze inbraken in een periode van een aantal weken gepleegd.
Verdachte heeft door zijn handelen veel overlast voor de gedupeerde bedrijven veroorzaakt. Tevens heeft zijn gedrag bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij in het verleden meerdere malen is veroordeeld voor diefstallen.
De rechtbank houdt er bij de strafoplegging voorts rekening mee dat het bewezen verklaarde verdachte in enigszins verminderde mate kan worden toegerekend, dat hij gedurende een lange periode geen justitiecontacten heeft gehad en dat artikel 63 Sr van toepassing is.
De rechtbank acht de eis van de officier van justitie, mede gelet op de landelijke oriëntatiepunten en de omstandigheid dat de maatschappij erbij gebaat is dat verdachte wordt begeleid en behandeld, passend.
Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de psycholoog.

Vordering van de benadeelde partij (m.b.t. het onder 1 bewezen verklaarde)

[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. Ter zitting heeft de benadeelde partij zijn vordering verminderd tot een bedrag van € 999,18. De vordering bestaat thans uit € 799,18 aan materiële schade en
€ 200,- aan immateriële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het primaire standpunt gesteld dat alle materiële posten onvoldoende zijn onderbouwd. Als subsidiair standpunt heeft de raadsman aangevoerd dat er blijkens de tenlastelegging één laptop is weggenomen en dat het dan ook in de rede ligt om de laptop waarvoor de minste schade is gevorderd toe te wijzen.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, vermeerderd met de wettelijke rente.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 4 maanden,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
 dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
 dat veroordeelde zich binnen 5 dagen volgend op zijn ontslagdatum uit detentie meldt bij Reclassering Nederland op het adres Leonard Springerlaan 21 in Groningen en zich daarna blijft melden zo lang en zo frequent als de reclassering dit noodzakelijk acht;
 dat veroordeelde zich ambulant laat behandelen in het kader van zijn cannabisverslaving;
 dat veroordeelde zal meewerken aan een verblijf in een instelling voor begeleid wonen en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
 dat veroordeelde zal deelnemen aan een Cova plus training.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 22 juli 2015.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 999,18 (zegge: negenhonderd negenennegentig euro en achttien eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
9 december 2014.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen een bedrag van € 999,18 (zegge: negenhonderd negenennegentig euro en achttien eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 december 2014, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 19 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 799,18 aan materiële schade en
€ 200,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, mrs. A. Jongsma en P.J. van Steen, rechters, bijgestaan door mr. K.E. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 juli 2015.
Mrs. Jongsma en Van Steen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.