In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 20 juli 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere gekwalificeerde diefstallen. De verdachte, geboren in [geboorteplaats] en thans preventief gedetineerd in [verblijfplaats], werd bijgestaan door mr. P.Th. van Jaarsveld, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. H. Supèr. De tenlastelegging omvatte diefstal uit een winkel en uit automaten bij tankstations in de gemeente Stadskanaal, waarbij de verdachte zich toegang tot de plaatsen des misdrijf had verschaft door middel van braak en inklimming. Tijdens de zitting op 6 juli 2015 heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd.
De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en verschillende proces-verbaal van aangifte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, maar heeft hem vrijgesproken van het medeplegen van de diefstal onder 1, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de feiten strafbaar zijn en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten.
Met betrekking tot de strafoplegging heeft de officier van justitie een gevangenisstraf van 8 maanden geëist, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft deze eis passend geacht, rekening houdend met de ernst van de feiten, de eerdere veroordelingen van de verdachte en het advies van de psycholoog over de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met bijzondere voorwaarden voor het voorwaardelijke deel van de straf.
Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 999,18 aan schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verplichting tot betaling aan de staat opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken op 20 juli 2015.