ECLI:NL:RBNNE:2015:381

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 januari 2015
Publicatiedatum
2 februari 2015
Zaaknummer
19.614007-09
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor het medeplegen van witwassen van een woning, hypothecaire geldlening en geldbedrag

Op 16 januari 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van witwassen. De verdachte was niet in persoon verschenen, maar werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. J. Michels. Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. P. de Jong. De zaak betrof een periode van 30 januari 2008 tot 24 november 2008, waarin de verdachte samen met anderen betrokken was bij het verwerven van een woning en een hypothecaire lening door middel van valse documenten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten een hypothecaire lening van € 161.000,- heeft verkregen, terwijl de documenten die hiervoor zijn gebruikt, waaronder een werkgeversverklaring en salarisspecificatie, vals waren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk en in vereniging met anderen heeft gehandeld, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van medeplegen van witwassen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar, en heeft de vordering van de benadeelde partij, [bedrijf 1], tot schadevergoeding van € 2.451,35 toegewezen. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met het aanzienlijke tijdsverloop tussen het feit en de berechting, en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 19/614007-09
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 16 januari 2015 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
(onder meer) 30 april 2014, 17 november 2014 en 6 januari 2015.
Verdachte is niet in persoon verschenen; wel is verschenen mr. J. Michels, advocaat te Amersfoort, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het Openbaar Ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P. de Jong.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 januari 2008 tot 24 november 2008, te [pleegplaats 1] en/of [pleegplaats 2] en/of [pleegplaats 3], althans in Nederland, althans in Nederland, op verschillende tijdstippen, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer voorwerp(en), te weten de woning gelegen aan de [pleegplaats 3] en/of een hypothecaire geldlening en/of geldbedrag, te weten ter hoogte van 161.000 euro (in verband met de aankoop van die woning, inclusief een bouwdepot van 22.000 euro), althans enig geldbedrag, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn medeverdachte(n) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij in of omstreeks 1 december 2007 tot 24 november 2008 te [pleegplaats 1] en/of [pleegplaats 2] en/of [pleegplaats 3], in elk geval in Nederland, op verschillende tijdstippen, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (één of meer medewerkers van) (een filiaal van) de rechtspersoon/hypotheekverstrekker [bedrijf 1], heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van (totaal) Euro 161.000,- (voor de aankoop/verbouwing van een het pand [pleegplaats 3], inclusief een bouwdepot van 20.000 euro) en/of tot het aangaan van een schuld (hypotheekovereenkomst), hierin bestaande dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n), althans alleen, met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - opzettelijk, valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, (achtereenvolgens dan wel in een andere volgorde, maar wel in een onderlinge samenhang)
- een taxatierapport heeft doen/laten opstellen betreffende dat pand, en/of
- een (voorlopig) koopkontrakt heeft ondertekend of doen/laten ondertekenen betreffende dat pand, en/of
- een valse werkgeversverklaring en/of salarisspecificatie, althans een vervalste werkgeversverklaring en/of salarisspecificatie heeft/hebben opgesteld, of doen/laten opstellen (zogenaamd vanwege het bedrijf [bedrijf 2] terwij1 er geen sprake was van het aldaar vermelde dienstverband en/of
loon), en/of
- driemaal een (totaal) bedrag van elk 1.493,39 euro (vermeend loon) heeft/hebben overgemaakt of doen/laten overmaken van de rekening van de vermeende werkgever ([bedrijf 2]) naar de rekening van de vermeende werknemer en/of (formele) koper van dat pand (zijnde [medeverdachte 1]), en/of
- een aanvraag voor een offerte voor een hypotheek heeft gedaan of laten doen bij genoemde hypotheekverstrekker, en/of
- ( bij die aanvraag) aan de hypotheekverstrekker heeft/hebben overgelegd of doen/laten overleggen een valse of vervalste werkgeversverklaring en/of een valse of vervalste salarisspecificatie (er was namelijk in het geheel geen sprake van het op die werkgeversverklaring en/of salarisspecificatie
vermelde dienstverband en/of loon), en/of
- ( bij die aanvraag) aan de hypotheekverstrekker heeft overgelegd of doen/laten overleggen twee rekeningafschriften waaruit blijkt dat aan verdachte en/of diens mededader(s) loon was overgemaakt (terwij1 er in het geheel geen sprake was van een dienstverband en/of loon) en/of genoemd
taxatierapport en/of genoemd koopkontrakt, en/of
- een door de hypotheekverstrekker (naar aanleiding van genoemde aanvraag) aangeboden offerte voor een hypotheek ter acceptatie (van de offerte) heeft/hebben ondertekend en/of heeft/hebben retourgezonden, en/of
- naar een notaris is gegaan ter passering van de hypotheekakte en/of daarbij een handtekening heeft/hebben geplaatst waarmee de hypotheekovereenkomst tot stand is gekomen, en/of
- zich aldus heeft/hebben voorgedaan als hebbende een vast betaald dienstverband en/of inkomen, althans als zijnde een bonafide (potentiële) hypotheekgever met voldoende solvabiliteit, waardoor genoemde benadeelde werd bewogen tot bovenomschreven afgifte en/of tot het aangaan van bovengenoemde schuld;

Procesverloop

Bij uitspraak van 29 oktober 2012 heeft de Rechtbank Assen het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van de zaak verklaard. Het Openbaar Ministerie heeft hoger beroep tegen deze uitspraak ingesteld. Bij arrest van 12 december 2013 heeft het Gerechtshof Leeuwarden-Arnhem, locatie Leeuwarden, voornoemde uitspraak vernietigd en de zaak naar de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, terugverwezen, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
Voor het primair ten laste gelegde, kort gezegd: het medeplegen van witwassen, acht de officier van justitie onvoldoende bewijs voorhanden. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde, te weten het medeplegen van oplichting.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van de gehele tenlastelegging bepleit, nu naar zijn mening niet is voldaan aan de strengere eisen die de Hoge Raad stelt aan de deelnemingsvorm medeplegen. Verdachte heeft een faciliterende rol gespeeld tussen de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Verder heeft hij erkend dat hij de aanvraag heeft geregeld voor de woning aan de [pleegplaats 3] en dat hij opdracht heeft gegeven voor het laten opstellen van een taxatierapport betreffende deze woning. De rol die verdachte heeft vervuld is hooguit te kwalificeren als medeplichtigheid aan het delict, hetgeen niet ten laste is gelegd, aldus de raadsman.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het primair ten gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, telkens zakelijk weergegeven.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 27 oktober 2008, opgenomen op pagina 80 e.v. van dossiernummer PL0490/205F-JUS-US-022-03, d.d. 21 oktober 2010, inhoudende de verklaring van [persoon 1], namens [bedrijf 1]:
Namens [bedrijf 1] te Heerlen doe ik aangifte van valsheid in geschrifte en oplichting.
In december 2007 koopt de [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1]) de woning gelegen aan [pleegplaats 3] voor
€ 127.000,-. Opvallend is, dat [medeverdachte 1] hier het [emailadres 1] gebruikt. Want [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) is de naam van de opdrachtgever van de taxatie van de woning, die door [medeverdachte 1] is gekocht. In december 2008 wordt door [medeverdachte 1] via [Hypotheken] een financiering aangevraagd bij [bedrijf 1] ter hoogte van € 161.000,-, om bovenomschreven koop te kunnen bekostigen. Bij deze aanvraag overlegt [medeverdachte 1] een model-werkgeversverklaring, afkomstig van [bedrijf 2] Volgens deze verklaring is [medeverdachte 1] met ingang van 24 oktober 2007 in dienst gekomen en vervult hij de functie van stukadoor. De verklaring is getekend op 14 januari 2008 te Hilversum door [medeverdachte 2] en voorzien van een bedrijfsstempel.
Bij deze aanvraag overlegt [medeverdachte 1] een salarisspecificatie met als datum afdruk 4 december 2007. Hieruit blijkt, dat het netto-inkomen € 1.439,39 bedraagt. Op 10 december 2007 is door [verdachte] opdracht gegeven om het woonhuis gelegen aan de [pleegplaats 3] te taxeren. Volgens het taxatierapport heeft de opdrachtgever kenbaar gemaakt de volgende verbeteringen en aanpassingen aan de woning te willen uitvoeren: dak isoleren en aftimmeren, keuken vernieuwen, badkamer vernieuwen, muren stucen, deuren vernieuwen, vloeren op gelijke hoogte leggen en denkt de opdrachtgever daar € 28.000,- aan te besteden. Op 15 januari 2008 wordt door [bedrijf 1] een offerte uitgebracht aan [medeverdachte 1] voor financiering van de aankoop van bovengenoemd woonhuis, ter hoogte van € 161.000,-. Deze offerte is gezien en voor akkoord ondertekend door [medeverdachte 1] op 15 januari 2008. Op 30 januari 2008 is de betreffende hypotheekakte bij de notaris gepasseerd. Op 15 februari 2008 ondertekent [medeverdachte 1] een "declaratielijst verbouwdepot". Op deze lijst geeft hij aan, dat door [bedrijf 2] werkzaamheden zijn uitgevoerd voor een bedrag van € 16.517,20. Bij de declaratielijst is gevoegd een factuur van [bedrijf 2], voor een bedrag van € 16.517,20 en verzocht wordt dit bedrag binnen acht dagen na de factuurdatum over te maken op [rekeningnummer] van [bedrijf 2] bij de [bank]. Factuur van [bedrijf 2] was getekend door [medeverdachte 2].
Wij hebben geconstateerd, dat de ondertekenaar van de aangeleverde werkgeversverklaring en de ondertekenaar van de factuur van de bouwonderneming gelijk zijn. Wij hebben gevonden, dat de handtekeningen onder deze beide documenten niet met elkaar overeenkomen en hebben daarom het tegoed in het bouwdepot bevroren.
Op 25 maart 2008 ontving [bedrijf 1] via e-mail een bericht van "[naam 2]" met [emailadres 2]. Als onderwerp stond vermeld: "verzoek spoed betaling". Het bericht doet voorkomen alsof [medeverdachte 1] hier de afzender van het bericht is.
Door het overleggen van bovengenoemde werkgeversverklaring en bovengenoemde
salarisspecificatie heeft [medeverdachte 1] het doen voorkomen alsof hij in dienst was bij genoemd [bedrijf 2]en is het gelukt om een hypothecaire lening van € 161.000,- te verkrijgen.
Een schriftelijk stuk, opgenomen op pagina 110 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Een taxatierapport financiering woonruimte d.d. 10 december 2007, met betrekking tot het perceel [pleegplaats 3], met opdrachtgever: de [verdachte]
Een schriftelijk stuk, opgenomen op pagina 98 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Een koopakte bestaande eengezinswoning aan de [pleegplaats 3], ondertekend op 11 december 2007 door de verkoper en op 17 december 2007 door de koper, [medeverdachte 1].
Een schriftelijk stuk, opgenomen op pagina 127 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Een hypotheekofferte van [bedrijf 1] aan [medeverdachte 1]. Bedrag lening: 161.000 euro, met als eerste zekerheid te vestigen op het perceel grond met woonhuis en toebehoren gelegen aan de [pleegplaats 3].
AKKOORDVERKLARING
Datum : 15 januari 2008
Handtekening : handtekening
Een schriftelijk stuk, opgenomen op pagina 141 van voornoemd dossier, inhoudende:
Een factuur d.d. 14 februari 2008, gericht aan [medeverdachte 1], van [bedrijf 2], ondertekend door [medeverdachte 2], ten bedrage van € 16.517,20, voor verrichte werkzaamheden aan de woning [pleegplaats 3].
Schriftelijke stukken, opgenomen op pagina 199e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Bankafschriften van [bedrijf 2] d.d. 31 december 2007 en 31 januari 2008 betreffende onder meer drie maal een overschrijving loon aan [medeverdachte 1], ten bedrage van
€ 1.439,39.
Een schriftelijk stuk, opgenomen op pagina 149 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
de volgende hypotheekakte:
Heden, de dertigste januari tweeduizend acht, verschenen voor mij, [notaris] met plaats van vestiging Terneuzen:
1. [persoon 2], handelend als mondeling gevolmachtigde van de naamloze vennootschap [bedrijf 1], hierna te noemen: geldgever, en
2. de heer [medeverdachte 1], hierna te noemen: "geldnemer" of "hypotheekgever".
De comparanten verklaren dat de hypotheekgever en geldgever zijn overeengekomen
dat door hypotheekgever ten behoeve van geldgever tot zekerheid als in deze akte
omschreven het recht van hypotheek en pandrecht zal worden gevestigd op de in deze akte en na te melden Algemene Voorwaarden omschreven goederen.
LENING
Geldnemer verklaart ter leen te hebben ontvangen van geldgever en mitsdien aan geldgever schuldig te zijn een bedrag van
EENHONDERDEENENZESTIGDUIZEND EURO (€ 161.000,00), hierna te
noemen: "hoofdsom".
HYPOTHEEKSTELLING EN VERPANDING
(..) verleent hypotheekgever tot een bedrag van EENHONDERDEENENZESTIGDUIZEND EURO (€ 161.000,00), (..) recht van eerste hypotheek op het navolgende registergoed:
het woonbuis met verder aanbehoren, staande en gelegen te [pleegplaats 3] (..)
Waarvan akte (..)Volgt ondertekening.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 12 mei 2010, opgenomen op pagina 88 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1]:
Ik heb in 2008 een akte getekend bij een notaris, samen met mijn schoonzoon, [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte). Na deze ondertekening bleek ik eigenaar te zijn van een woning in [pleegplaats 3]. Ik weet nog dat het [huisnummer] was.
Ik heb niet bij het bedrijf [bedrijf 2] te Hilversum gewerkt. Ik ben absoluut geen stukadoor. Ik had geen recht op salaris. [verdachte] heeft een tijdje het beheer over mijn bankpasjes gehad. Ook had hij mijn id-kaart. Dat was vanaf september 2007 tot een datum die ik mij niet meer kan herinneren. [verdachte] moest zaken regelen om de woning in eigendom te krijgen.
Ik heb bij de notaris getekend voor het feit dat er een hypotheek werd verstrekt met daarin een bouwdepot. Ik zou jaarlijks € 6.000,- aflossen. Dit moest mogelijk zijn. Volgens de mensen die mij hielpen moest het kunnen.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 20 mei 2010, opgenomen op pagina 228 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2]:
Ik heb de rechtspersoon [bedrijf 2] niet opgericht, die heb ik overgenomen. Mijn neef vroeg mij een keer of ik hem wilde helpen en een bedrijf op naam wilde zetten. Ik zou hier geld voor krijgen. Mijn neef zei destijds dat ik daar vijfduizend euro voor zou krijgen. Maar ik heb nooit het hele bedrag gekregen. Mijn neef heet [naam 1].
Er waren altijd nog wel twee mensen aanwezig als ik mijn neef zag. Ik nam altijd contact op
met mijn neef via een andere persoon. Die persoon heette [verdachte].
Anders dan de officier van justitie en de verdediging komt de rechtbank tot bewijs van het primair ten laste gelegde, in casu het medeplegen van witwassen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft voor het verkrijgen van de hypothecaire lening samen met anderen documenten gebruikt die niet in overeenstemming zijn met de werkelijkheid. Zo heeft hij bij de aanvraag daarvoor een werkgeversverklaring van [bedrijf 2]., betreffende medeverdachte [medeverdachte 1], overgelegd, terwijl [medeverdachte 1] nimmer bij deze werkgever in dienst is geweest. Ook is een salarisspecificatie d.d. 4 december 2007 van [bedrijf 2] met de aanvraag meegezonden, terwijl [medeverdachte 1] geen recht had op salaris. Naar aanleiding van de aanvraag heeft [bedrijf 1] een hypotheekofferte uitgebracht, welke door [medeverdachte 1] is geaccepteerd. De bank heeft daarop een hypothecaire lening verstrekt voor de aankoop van de woning aan de [pleegplaats 3]. Blijkens de verklaring van [medeverdachte 1] deed hij dit op instignatie van verdachte. Verder heeft verdachte opdracht gegeven tot het laten opstellen van een taxatierapport betreffende genoemde woning.
Na aankoop van genoemde woning is door de medeverdachte [medeverdachte 1] op 30 januari 2008 ten overstaan van de notaris zowel de hypotheekakte als de transportakte gepasseerd en is [medeverdachte 1] eigenaar geworden van het onroerend goed. Het bouwdepot van 22.000 euro is niet door de bank uitbetaald.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een dusdanige nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten dat er sprake is geweest van medeplegen. Verdachte was gedurende het proces van de aankoop van de woning op diverse momenten, bij diverse handelingen actief betrokken. Zowel medeverdachten [medeverdachte 1] als [medeverdachte 2] hebben over zijn betrokkenheid verklaard.
Ten aanzien van de vraag of sprake is van witwassen overweegt de rechtbank als volgt.
De verdachte heeft samen met anderen op basis van valse documenten geld geleend van [bedrijf 1]. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte bij het verkrijgen van deze hypothecaire lening een misdrijf gepleegd, in casu valsheid in geschrift. De aldus verworven hypothecaire lening is onmiddellijk, dat wil zeggen rechtstreeks, uit het misdrijf verkregen. Op grond van genoemde hypothecaire overeenkomst heeft verdachte de beschikking gekregen over een geldbedrag van 161.000 euro, inclusief een bouwdepot van 22.000 euro. Hoewel hij dit niet in handen heeft gehad, kan gezegd worden dat hij dit geldbedrag heeft verworven en voorhanden heeft gehad. Ten aanzien van het niet uitbetaalde bouwdepot kan gesteld worden dat verdachte het recht op uitbetaling ervan voorhanden heeft gehad. Dat verdachte niet de vrije beschikking had over het geld en het geld niet naar eigen inzicht kon besteden, maakt dit niet anders. Als zodanig is ook dit geldbedrag onmiddellijk uit misdrijf verkregen. Met dit geldbedrag is vervolgens de woning op het perceel aan de [pleegplaats 3] betaald door overdracht van het geld door tussenkomst van de notaris aan de verkoper van deze woning. Genoemde woning is daarmee eigendom geworden van de medeverdachte [medeverdachte 1] en aldus heeft hij deze woning verworven en voorhanden gekregen. Als zodanig is deze woning middellijk, dat wil zeggen niet rechtstreeks, afkomstig uit misdrijf.
Wat aanvankelijk werd verkregen uit misdrijf (de hypothecaire lening en daarmee de aanspraak op een geldbedrag) heeft uiteindelijk geleid tot een volwaardig en legaal eigendomsrecht op de woning, waarmee naar het oordeel van de rechtbank sprake is van witwassen.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is geweest van witwassen tot de datum van aangifte door [bedrijf 1]. Op dat moment werd de criminele herkomst van de voorwerpen onthuld.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van 30 januari 2008 tot 27 oktober 2008 in Nederland, op verschillende tijdstippen, tezamen en in vereniging met anderen, voorwerpen, te weten de woning gelegen aan de [pleegplaats 3] en een hypothecaire geldlening en een geldbedrag, te weten ter hoogte van 161.000 euro (in verband met de aankoop van die woning, inclusief een bouwdepot van 22.000 euro), heeft verworven en voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn medeverdachten wisten dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk en/of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde levert op:
primair: Medeplegen van witwassen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde te veroordelen tot een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, en een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft daarbij onder meer rekening gehouden het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en het zeer lange tijdsverloop tussen het feit en de berechting.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor het geval de rechtbank tot een veroordeling zal overgaan gepleit deze te beperken tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsman heeft met nadruk gewezen op de recente veroordeling van verdachte door het gerechtshof Den Bosch voor een groot aantal vergelijkbare feiten, bij arrest van 1 oktober 2014.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het over hem opgemaakte reclasseringsrapport, het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen. Verdachte heeft samen met anderen, met gebruikmaking van een valse werkgeversverklaring en salarisspecificatie, een hypotheek aangevraagd en verkregen voor de aankoop van een woning. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. De verdachte heeft zich bij zijn handelen kennelijk slechts laten leiden door financieel gewin en geen oog gehad voor de schadelijke gevolgen hiervan voor de samenleving.
De rechtbank is van oordeel dat dit feit, gelet op de omvang van het witwassen en uitgaande van de oriëntatiepunten voor fraude/witwassen van het LOVS, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. Gelet echter op het aanzienlijke tijdsverloop tussen het feit en de berechting, acht de rechtbank in beginsel oplegging van een werkstraf aangewezen.
Bij de bepaling van de hoogte van deze straf neemt de rechtbank als uitgangspunt de hoogte van het witgewassen geldbedrag. De rechtbank acht bij een fraudebedrag van tussen de 150.000 en 250.000 euro voor het witwassen van één woning, zoals in casu aan de orde, een werkstraf van 160 uur in beginsel passend.
De rechtbank ziet echter, gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en meer in het bijzonder gelet op het arrest van 1 oktober 2014 van het Gerechtshof Den Bosch, reden om te volstaan met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.

Benadeelde partij

[bedrijf 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De hoogte van de vordering bedraagt € 2.451,35.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft tot toewijzing van de vordering geconcludeerd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat een nabetaling aan [bedrijf 1] van € 594,15 op de vordering in mindering moet worden gebracht, doch heeft de vordering voor het overige niet bestreden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank stelt vast dat de nabetaling aan [bedrijf 1] van € 594,15 reeds in de vordering is verrekend. De rechtbank acht de vordering derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal daarbij bepalen dat verdachte niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden is voor zover dit al door verdachtes medeverdachte is voldaan.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [bedrijf 1] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 2.451,35 (zegge: tweeduizend en vierhonderd en eenenvijftig euro en vijfendertig eurocent), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.Y.B. Jansen, voorzitter, C.M.M. Oostdam en mr. F.J. Agema, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 januari 2015.
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 19/614007-09